ECLI:NL:GHSGR:2008:BX0467

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.005.808/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigendomsinbreuk en erfdienstbaarheid tussen buren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat [appellante] heeft ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin haar vorderingen tegen [geïntimeerden] zijn afgewezen. [Appellante] vorderde dat [geïntimeerden] zouden worden veroordeeld om een constructie die zonder haar toestemming aan de muur van haar woning was aangebracht, te verwijderen. Daarnaast vorderde zij schadevergoeding voor de eigendomsinbreuk en de kosten van schadevaststelling. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet had aangetoond dat er op haar grond of in haar muur was gebouwd en dat zij de betwisting door [geïntimeerden] onvoldoende had weersproken.

In hoger beroep heeft [appellante] drie grieven ingediend. De eerste grief richtte zich tegen de overwegingen van de rechtbank dat zij niet had aangetoond dat er op haar grond was gebouwd. Het hof oordeelde dat de rechtbank buiten het geschil was getreden door te stellen dat [appellante] niet had aangetoond dat er op haar grond was gebouwd, terwijl vaststond dat de muur aan haar toebehoorde. De tweede grief, die betrekking had op het bewijsaanbod van [appellante], werd eveneens gegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de rechtbank niet zonder meer voorbij had mogen gaan aan de stellingen van [appellante].

Het hof heeft behoefte aan een deskundigenbericht om vast te stellen welke werkzaamheden door [geïntimeerden] zijn uitgevoerd aan de muur van [appellante] en of er schade is ontstaan. Tevens werd de subsidiaire vordering van [appellante] om [geïntimeerden] te veroordelen mee te werken aan de vestiging van een erfdienstbaarheid niet voldoende behandeld door de rechtbank, wat het hof onbegrijpelijk vond. Het hof heeft een comparitie van partijen bevolen om hen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de deskundige en om een schikking te beproeven. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.005.808/01
Rolnummer (oud) : 06/1597
Rolnummer rechtbank : 06-500
arrest van de eerste civiele kamer d.d. 15 mei 2008
inzake
[Naam],
wonende te [woonplaats] (gemeente […]),
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
procureur: mr. S.A.P. van den Berg,
tegen
1. [Naam],
2. [Naam]
wonende te [woonplaats (gemeente […]),
geïntimeerden,
hierna te noemen: [geïntimeerden],
procureur: mr. V.K.S. Budhu Lall .
Het geding
Bij exploot van 19 september 2006 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 22 juni 2006, door de rechtbank 's-Gravenhage, sector Kanton, locatie 's-Gravenhage, gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven heeft [appellante] drie grieven tegen het vonnis aangevoerd, welke door [geïntimeerden] bij memorie van antwoord zijn bestreden. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1 [appellante] en [geïntimeerden] zijn eigenaars-bewoners van twee naburige woningen, gelegen [adres] en [adres] te [plaats]. Toen [geïntimeerden] in februari 2005 hun woning betrokken, versprongen de beide woningen aan de achterzijde, aldus dat de woning van [appellante] zich verder naar achteren uitstrekte. Vanaf het punt waar de scheidsmuur tussen beide woningen ophield, werd de muur een buitenmuur, die geheel in eigendom toebehoort aan [appellante].
1.2 [geïntimeerden] hebben in maart-april 2005 aan de achterzijde van hun woning een zodanige uitbouw gerealiseerd, dat sindsdien de achtergevels van beide woningen, voor zover het de begane grond betreft, even ver naar achteren uitsteken. Zij hebben daartoe aan de buitenmuur van de woning van [appellante] onder meer gevelmetselwerk doen wegbreken, gevelisolatiemateriaal doen verwijderen en loodslabben doen infrezen. Daartoe hebben zij van [appellante] geen toestemming gekregen.
1.3 [appellante] heeft bij de rechtbank (in hoofdzaak en samengevat) gevorderd dat deze
I. [geïntimeerden] zal veroordelen het onder of in de muur van [appellante] aangebrachte te doen wegnemen, althans te verplichten mee te werken aan de vestiging van een erfdienstbaarheid tegen retributie;
II. [geïntimeerden] zal veroordelen de schade ten gevolge van de eigendomsinbreuk ad € 1.103,99 en de kosten ter vaststelling van die schade ad € 1.532,- te vergoeden.
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.
2. De eerste grief valt de overwegingen van de rechtbank aan (1) dat [appellante] op geen enkele wijze aantoont dat op haar grond c.q. in haar muur is gebouwd en (2) dat [appellante] de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden] van het door [appellante] ter onderbouwing van haar vordering ingebrachte deskundigenrapport onvoldoende heeft weersproken. De tweede grief klaagt erover dat de rechtbank is voorbijgegaan aan het bewijsaanbod van [appellante]. Zij brengt naar voren dat de weerspreking van haar stellingen door [geïntimeerden] ertoe had moeten leiden dat zij tot bewijs werd toegelaten. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3. Voor zover de eerste grief betrekking heeft op de onderbouwing door [appellante] van haar stelling dat op haar grond of in haar muur is gebouwd, slaagt deze. De rechtbank heeft (gelet op de inhoud van de tussen partijen gewisselde conclusies op goede gronden) in rechtsoverweging 1.3 overwogen dat tussen partijen vaststaat dat de (voormalige) buitenmuur aan [appellante] toebehoort, en in rechtsoverweging 1.6 dat [geïntimeerden] aan die buitenmuur gevelmetselwerk hebben doen wegbreken, gevelisolatiemateriaal hebben doen verwijderen en loodslabben hebben doen infrezen. Door vervolgens te oordelen dat [appellante] op geen enkele wijze heeft aangetoond dat op haar grond c.q. in haar muur is gebouwd, is de rechtbank buiten het geschil tussen partijen getreden.
4. Voor zover de grieven het oordeel van de rechtbank over de deskundigenrapportage, de betwisting en de weerspreking daarvan betreffen, slagen zij eveneens. [appellante] heeft een met een rapportage onderbouwde vordering ingediend. [geïntimeerden] hebben deze uitvoerig en met foto's betwist. [appellante] heeft vervolgens haar eerder ingenomen standpunt volledig gehandhaafd en is op een aantal onderdelen op de betwisting door [geïntimeerden] ingegaan. Onder deze omstandigheid mocht de rechtbank niet zonder meer voorbijgaan aan de stellingen van [appellante], maar had zij op de inhoud van de zaak en het bewijsaanbod van [appellante] moeten ingaan.
5. Het hof heeft behoefte aan een deskundigenbericht over de vraag welke in opdracht van [geïntimeerden] uitgevoerde werkzaamheden precies hebben plaatsgevonden in of aan de muur van [appellante], en in hoeverre door die werkzaamheden schade is ontstaan die nog niet is hersteld, of nog schade zou kunnen ontstaan. Het meent dat met benoeming van één deskundige zal kunnen worden volstaan. Deze deskundige zal ter plaatse (ook in de woning van [geïntimeerden]) de situatie moeten kunnen onderzoeken; aan hem zullen door [geïntimeerden] alle stukken betreffende de door hen verstrekte opdracht en de uitvoering daarvan ter beschikking dienen te worden gesteld. Partijen zullen op na te melden wijze in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen. Nu de bewijslast ter zake van de omvang van de aantasting van haar eigendom en van de schade rust op [appellante], zal zij het nog te bepalen voorschot dienen te voldoen.
6. Met haar derde grief beklaagt [appellante] zich erover dat de rechter geheel is voorbijgegaan aan haar subsidiaire vordering om [geïntimeerden] te veroordelen mee te werken aan de vestiging van een erfdienstbaarheid. Ook deze grief slaagt, nu in het vonnis over die vordering in het geheel niets is te vinden. Het hof houdt het ervoor dat de rechtbank ook de subsidiaire vordering van [geïntimeerden] heeft afgewezen, maar elke motivering daarvan ontbreekt en dat maakt deze afwijzing onbegrijpelijk.
7. Het hof zal een comparitie van partijen bevelen teneinde hen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de deskundige en de aan deze te stellen vragen. Het geeft partijen in overweging zich daaromtrent voorafgaand aan de comparitie met elkaar te verstaan. De comparitie zal tevens worden benut om een schikking te beproeven.
8. Het hof zal elke verdere beslissing aanhouden.
Beslissing
Het hof
- beveelt partijen in persoon, vergezeld van hun raadslieden, voor het verstekken van inlichtingen als bedoeld in rechtsoverweging 7 en voor het beproeven van een minnelijke regeling te verschijnen voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. A.V. van den Berg in een van de zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te 's-Gravenhage op 5 september 2008 om 9.30 uur, dan wel, indien een der partijen vóór 14 juni 2008, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen voor de maanden september, oktober en november 2008, opgeeft dan verhinderd te zijn, op een door de raadsheer-commissaris nader te bepalen datum en tijdstip;
- houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, G Dulek-Schermers en A.E.A.M. van Waesberghe en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2008 in aanwezigheid van de griffier.