ECLI:NL:GHSGR:2008:BH2221

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.011.750-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een halfbroer in een verzoek tot onderbewindstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 10 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een halfbroer van een overleden echtgenoot van een onderbewindgestelde persoon. De halfbroer, aangeduid als [de verzoeker], had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 mei 2007, waarin bewind was ingesteld over de goederen van de betrokkene. De rechtbank had [de verweerster] benoemd tot bewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat [de verzoeker] tijdig in hoger beroep is gekomen, maar heeft hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Het hof overweegt dat [de verzoeker] niet behoort tot de kring van personen die op grond van artikel 1:432 lid 1 BW een verzoek tot onderbewindstelling kunnen indienen. Evenmin is hij een belanghebbende in de zin van artikel 798, leden 1 en 2, Rv, omdat de beslissing op het verzoek tot onderbewindstelling de rechten en verplichtingen van [de verzoeker] niet raakt. Het hof heeft ook de door [de verweerster] verzochte veroordeling in de kosten afgewezen. De uitspraak is gedaan door de rechters M. Stille, A. van Dijk en J. van Leuven, met mr. De Klerk als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 10 december 2008
Zaaknummer : 105.011.750/01
Rekestnummer : 1183-H-07
Zaaknr. rechtbank : 655118 EJ VERZ 07-81301
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [de verzoeker],
advocaat mr. J.C.A. Stevens,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: [de verweerster],
advocaat mr. P.C.M. van Schijndel.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [de betrokkene],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de betrokkene,
2. [X],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [X],
3. [Y],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [Y],
4. [Z],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [Z].
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
[de verzoeker] is op 20 augustus 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 mei 2007 van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage.
[de verweerster] heeft op 11 oktober 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van[de verzoeker] zijn bij het hof op 11 september 2007 en 31 januari 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 12 november 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: [de verzoeker] en [de verweerster], bijgestaan door hun respectieve advocaten, [X], [Y] en [Z]. De betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene en is [de verweerster] tot bewindvoerder benoemd.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. Het hof is van oordeel dat[de verzoeker] tijdig in hoger beroep is gekomen, nu hij binnen drie maanden nadat de beschikking hem bekend is geworden het hoger beroep heeft ingesteld.
2. Het hof is voorts van oordeel dat [de verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek en overweegt daartoe als volgt. Het hof merkt [de verzoeker], halfbroer van de overleden van de echtgenoot van betrokkene, niet aan als behorende tot de kring van personen die ingevolge artikel 1:432, lid 1, BW, een verzoek tot onderbewindstelling kunnen indienen. Evenmin is [de verzoeker] een belanghebbende als bedoeld in artikel 798, leden 1 en 2, Rv, nu met het geven van een beslissing op het verzoek strekkende tot onderbewindstelling van het vermogen van betrokkene, de rechten en verplichtingen van [de verzoeker] niet worden geraakt. Voor zover [de verzoeker] de hem door betrokkene op 23 mei 1995 verstrekte notariële volmacht aan zijn gestelde bevoegdheid ten grondslag legt, stelt het hof vast dat die volmacht er niet toe strekt om de belangen van de betrokkene te beschermen bij onderbewindstelling. De volmacht had geen betrekking op rechten en verplichtingen van [de verzoeker] zelve.
3. Het hof ziet geen aanleiding om de door [de verweerster] verzochte veroordeling in de kosten toe te wijzen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Van Dijk en Van Leuven, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2008.