2. Het hof gaat uit van de navolgende erkende, dan wel als niet of onvoldoende gemotiveerd betwiste, tussen partijen vaststaande feiten:
a. Op 11 juli 2002 heeft [appellant] in het kader van zijn bedrijf [X] aan [uitgeverij] opdracht gegeven tot plaatsing van een advertentie voor het bedrag van € 245,--.
b. Een uittreksel uit de basisadministratie van de gemeente Den Haag vermeldt dat [appellant] sedert 12 september 2003 woonachtig is op het adres [Straatnaam 1] te [Woonplaats].
c. Bij exploot van 25 november 2003 is [appellant] h.o.d.n. [X] gedagvaard te verschijnen voor de kantonrechter. De dagvaarding is betekend op het adres [Straatnaam 2] te [postcode] [Woonplaats].
d. Op 9 december 2003 is [appellant], h.o.d.n. [X], bij verstek veroordeeld tot betaling van
€ 393,41, met rente, en proceskosten ad € 211,47. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
e. Op 20 januari 2004 is het verstekvonnis betekend op het adres [Straatnaam 2] te
[Woonplaats].
f. Bij brief van 22 november 2004 is [X] op haar toenmalig bedrijfsadres (postbusnummer) aangeschreven door de raadsman van [uitgeverij] tot betaling van € 357,70, met aanzegging dat bij het uitblijven van betaling geadviseerd wordt aan [uitgeverij] over te gaan tot het nemen van gerechtelijke maatregelen.
g. Na ontvangst van een kopie van de opdracht is op 24 januari 2005 het bedrag van € 357,70 aan de raadsman van [uitgeverij] voldaan.
h. Op 13 januari 2006 is het verstekvonnis betekend op het adres [Straatnaam 2] te ’s-Gravenhage.
i. Op 25 januari 2006 is door [uitgeverij] executoriaal beslag gelegd op het appartementsrecht [Straatnaam 2] te [Woonplaats], dat in eigendom toebehoort aan [appellant].
j. Op 27 januari 2006 is het proces-verbaal van beslaglegging d.d. 25 januari 2006 betekend aan [appellant] op het adres [Straatnaam 2] te [Woonplaats]. Alle betekeningen aan het adres [Straatnaam 2] hebben plaatsgevonden (ex art. 47 lid 1 Rv) met achterlating van een afschrift van het betreffende stuk in een gesloten envelop, omdat de deurwaarder niemand aantrof.
k. [appellant] had op dat moment een makelaar ingeschakeld om genoemd appartement te verkopen. Op 17 februari 2006 deelt de makelaar aan [appellant] telefonisch mee dat er executoriaal beslag op het appartementsrecht ligt.
l. Bij brief van 24 februari 2006 deelt de door [uitgeverij] ingeschakelde deurwaarder aan de rechtsbijstandsverzekeraar van [appellant] mee dat [uitgeverij] per abuis tot tweemaal toe dezelfde vordering uit handen heeft gegeven. “De eerste maal is betaling achterwege gebleven, waarna een vonnis is gehaald. Het per abuis opstarten van een tweede incassoprocedure heeft geleid tot betaling, waarmee de overige kosten echter niet zijn voldaan.” Aanspraak wordt gemaakt op € 901,28 plus kosten.
m. Op 13 maart 2006 wordt op verzoek van [appellant] een verzetdagvaarding tegen het verstekvonnis van 9 december 2003 met reconventionele eis uitgebracht.
n. Op 17 april 2006 voldoet [appellant] onder protest € 901,28.
o. De voorgenomen executoriale verkoop van appartement wordt gestaakt. De makelaar brengt [appellant] € 2.233,04 in rekening.
p. Bij vonnis van 29 juni 2006 wordt het verzet ongegrond verklaard en de eis in reconventie afgewezen.
q. Het op 25 januari 2006 gelegde executoriale beslag is in januari 2007 doorgehaald.