ECLI:NL:GHSGR:2008:BG9803

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006181-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met vuurwapen in relatie tot slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Middelburg. De verdachte, geboren in Suriname in 1947, werd beschuldigd van doodslag op zijn partner, met wie hij een langdurige relatie had. Het delict vond plaats op 23 juli 2007 in Vlissingen, waar de verdachte zijn partner in haar woning met een vuurwapen heeft doodgeschoten tijdens een heftige ruzie. De verdachte verklaarde dat hij het slachtoffer wilde laten schrikken, maar het hof oordeelde dat hij niet met voorbedachten rade handelde. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 14 jaar geëist, maar het hof oordeelde dat de verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling handelde en sprak hem vrij van moord. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, maar concludeerde dat hij volledig toerekeningsvatbaar was voor zijn daden. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006181-07
Parketnummer: 12-715287-07
Datum uitspraak: 24 december 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 7 november 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
Verdachte,
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op
[geboortedatum] 1947,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid West, Huis van Bewaring “De Torentijd” te Middelburg.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 december 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde (moord) dient te worden veroordeeld. Hij heeft daartoe –zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de verdachte gericht op het slachtoffer heeft geschoten, daarover tevoren –zij het wellicht maar korte tijd- heeft nagedacht en dat de verdachte niet handelde in een “ogenblikkelijke gemoedsopwelling”.
Het hof overweegt het volgende.
Naar het oordeel van het hof dient bij de beoordeling hiervan met name betekenis te worden toegekend aan de uitvoerige verklaring die de verdachte tegenover de politie op 23 juli 2007, enkele uren na het plegen van het feit, heeft afgelegd. Het hof heeft bij het zien van video-opnamen van dat verhoor vastgesteld dat dit zeer ontspannen is verlopen en dat de verdachte, die geregeld nadacht over zijn antwoord en zichzelf corrigeerde, er met zijn hoofd helemaal bij was.
In deze verklaring heeft de verdachte gezegd dat hij ruzie had met zijn partner [slachtoffer], kwaad op haar was en op haar heeft geschoten. Verder heeft hij gezegd dat hij het wapen waarmee hij heeft geschoten in 2005 heeft aangeschaft, nadat hij door Afghanen was aangevallen. De verdachte heeft bij de politie aangifte gedaan van dit feit maar die zaak is volgens de verdachte geseponeerd. Omdat hij zich bedreigd voelde, heeft de verdachte toen een wapen aangeschaft. Op 21 juli 2007 zag hij op straat één van deze Afghanen.
Sinds die dag heeft de verdachte naar eigen zeggen het geladen wapen buitenshuis vrijwel voortdurend bij zich gedragen.
Gezien deze verklaringen van de verdachte en de resultaten van het sporenonderzoek acht het hof evenals de advocaat-generaal aannemelijk dat de verdachte gericht op het slachtoffer heeft geschoten. Uit het technische onderzoek is onder meer gebleken dat de verdachte het slachtoffer zes keer heeft geraakt. De maximale afstand tussen de verdachte en het slachtoffer was daarbij 2,6 meter; bij één inschotverwonding was de schootsafstand hooguit 75 centimeter.
Het hof ziet –met de advocaat-generaal- geen aanwijzing voor de stelling dat de verdachte op het moment dat hij het wapen bij zich stak, de bedoeling had [slachtoffer], het latere slachtoffer, om het leven te brengen.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet is komen vast te staan dat de verdachte met voorbedachten rade, dat wil zeggen na kalm beraad en rustig overleg, getracht heeft het slachtoffer van het leven te beroven.
De verdachte heeft tijdens het verhoor op 23 juli 2007 desgevraagd tegenover de politie verklaard niet te weten wat hij dacht op het moment dat hij op het slachtoffer schoot. Tijdens de latere verhoren door de politie op
24 en 27 juli 2007 heeft de verdachte verklaard dat hij schoot omdat hij het slachtoffer wilde laten schrikken of bang wilde maken. Ter zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte in dit verband opgemerkt dat de verdachte zich in de periode na het plegen van het delict is gaan afvragen waarom hij op het slachtoffer heeft geschoten. De verdachte heeft, lijkt het, pas achteraf een verklaring voor zijn handelen bedacht, te weten dat hij het slachtoffer wilde laten schrikken.
Het hof heeft op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet de juistheid kunnen vaststellen van de stelling van het openbaar ministerie dat enige tijd, met gelegenheid tot beraad – hoe kort ook-, is verlopen tussen het trekken van het wapen en het eerste schot.
Gelet op deze omstandigheden acht het hof het aannemelijk dat de verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Naar het oordeel van het hof is dus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair.
hij op 23 juli 2007, in de gemeente Vlissingen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vuurwapen kogels in het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden:
2.
hij op 23 juli 2007, in de gemeente Vlissingen, een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver, merk Jaguar type .32 Largo, en munitie van categorie III, te weten 31 patronen, merk Remington, kaliber .32. voorhanden heeft gehad en heeft gedragen:
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
in eendaadse samenloop begaan met
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie,
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van de verdachte heeft drs. J.J. van der Weele, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige op
10 september 2007 gerapporteerd.
Naar het oordeel van de deskundige is de verdachte niet behept met enig structureel gebrek en/of ziekte. Wel zijn er volgens de deskundige aanwijzingen dat de verdachte ten tijde van het delict door de omstandigheden binnen zijn relatie psychische problemen had. Spanningsklachten en/of gevoelens van depressiviteit zijn daarbij waarschijnlijk. Onvermogen, onmacht, frustratie en wellicht ook woede lijken de emoties te zijn geweest waaronder een en ander plaatsvond. Nu deze emoties niet onder de noemer van een gebrekkige ontwikkeling c.q. ziekelijke stoornis kunnen worden geplaatst, resteren naar het oordeel van de psycholoog uitsluitend de zich ontwikkelende spannings -en/of depressieve klachten, waardoor de oordeel- en kritiekfunctie van de verdachte (nog verder) werden aangetast en de kans op een explosieve impulsdoorbraak toenam. De deskundige concludeert dat de verdachte op grond van de psychische problematiek die hij ten tijde van het delict ondervond als licht verminderd toerekeningsvatbaar zou kunnen worden aangemerkt.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten volledig aan de verdachte kunnen worden toegerekend nu de verdachte blijkens dit rapport van de psycholoog geen structureel gebrek en/of ziekte had die zijn gemoedstoestand zozeer heeft beïnvloed dat hij daaraan geen weerstand kon bieden.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 primair (moord) en
2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft [slachtoffer], met wie hij al jaren een relatie had, in haar eigen woning om het leven gebracht. Tussen de verdachte en het slachtoffer was een hevige ruzie ontstaan in verband met de beweringen van de verdachte dat hij mogelijk niet de biologische vader is van alle kinderen die hij samen met het slachtoffer kreeg. Tijdens deze ruzie heeft de verdachte, die om onduidelijke redenen een geladen wapen bij zich droeg, meermalen op het slachtoffer geschoten ten gevolge waarvan zij is overleden. Verdachte heeft vervolgens het huis verlaten, de alarmcentrale gebeld en zich gemeld bij het politiebureau.
Door dit handelen heeft de verdachte aan de moeder van zijn kinderen en oma van zijn kleinkinderen het leven op wrede wijze ontnomen. De verdachte heeft onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van zijn partner.
De nabestaanden van het slachtoffer van dergelijke misdrijven, ondervinden als gevolg hiervan vaak langdurig nadelige psychische en materiële gevolgen.
Door het plegen van dit misdrijf is de rechtsorde in hoge mate geschokt.
Bij deze wijze van gebruik van een schietwapen valt het ongeoorloofde bezit en dragen daarvan in het niets.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het rapport van drs. J.J. van der Weele, psycholoog, alsmede op het adviesrapport en het voorlichtingsrapport van de reclassering van respectievelijk 25 juli 2007 en 9 oktober 2007. Evenals de rechtbank onderschrijft het hof in het bijzonder de conclusie van de reclassering dat de verdachte weinig verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad en zich zelfs als slachtoffer ziet.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte het hof verzocht bij het bepalen van de strafmaat er rekening mee te houden dat bij een in juli van dit jaar in werking getreden wet de vervroegde invrijheidstelling is gewijzigd in een voorwaardelijke invrijheidstelling. Het hof ziet geen aanleiding om wegens deze wetswijziging de straf te matigen.
De steun die de voorwaarden kunnen meebrengen bij de terugkeer van een gevangene in de maatschappij ziet het hof niet als extra belastend.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 55, 57(oud) en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht, mr. S.C.H. Koning en mr. C.M. le Clercq-Meijer, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Zuidweg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 december 2008.