ECLI:NL:GHSGR:2008:BG7218

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003009-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 november 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg was veroordeeld door de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage op 14 december 2005. De verdachte had op 10 juni 2008 hoger beroep ingesteld, terwijl hij op grond van artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering binnen veertien dagen na de einduitspraak in eerste aanleg had moeten handelen. Het hof oordeelde dat de verdachte bekend was met de datum van de terechtzitting in eerste aanleg en dat hij, ondanks een mededeling van de politie dat de zitting waarschijnlijk niet zou doorgaan, zelf verantwoordelijk was voor het verifiëren van deze informatie. De verdachte had na de einduitspraak niet bij de rechtbank geïnformeerd of de zitting daadwerkelijk niet doorging, wat volgens het hof zijn verantwoordelijkheid was. De verdediging voerde aan dat de verdachte de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en daardoor mogelijk verkeerd geïnformeerd was, maar het hof oordeelde dat dit niet afdoet aan de wettelijke termijn voor het instellen van hoger beroep. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat de termijn was overschreden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003009-08
Parketnummer: 09-613130-05
Datum uitspraak: 28 november 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
14 december 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres]
Ontvankelijkheid in het hoger beroep
In het dossier bevindt zich een brief d.d. 16 november 2005 van de verdachte aan de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin hij met betrekking tot de zaak met parketnummer 09-613130-05 meedeelt dat de zitting van
14 december 2005 - om de in die brief vermelde reden - kan worden 'ingetrokken'.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij inderdaad bekend was met de datum van de zitting in eerste aanleg, maar dat de politie hem had meegedeeld dat hij niet hoefde te verschijnen en dat de zitting waarschijnlijk niet zou doorgaan. Hij heeft naar eigen zeggen na 14 december 2005 niet bij de rechtbank geïnformeerd of de zitting inderdaad niet was doorgegaan.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte heeft mogen afgaan op de mededeling van de politie. Daarbij is van belang dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, zodat hij een en ander mogelijk verkeerd heeft begrepen.
Het hof stelt voorop dat de wettelijke termijn voor het instellen van hoger beroep van openbare orde is, zodat daarvan alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken. Het hof overweegt voorts het navolgende.
Nog daargelaten de vraag of de verdachte op de mededeling van de politie mocht afgaan, hield die mededeling volgens de verdachte slechts in dat de terechtzitting in eerste aanleg waarschijnlijk niet zou doorgaan. Een dergelijke mededeling was naar 's hofs oordeel onvoldoende om ervan te mogen uitgaan dat die zitting metterdaad niet zou doorgaan.
De door de raadsman aangevoerde omstandigheid dat de verdachte de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, kan aan het bovenstaande niet afdoen. Naar 's hofs oordeel lag het op de weg van de verdachte om ervoor te zorgen dat omtrent de aan hem gedane mededeling geen enkel misverstand mogelijk was. De verdachte heeft bovendien na 14 december 2005 niet bij de rechtbank geïnformeerd of de zitting inderdaad niet was doorgegaan, terwijl ook dat op zijn weg had gelegen.
Nu de verdachte tevoren bekend was met de dag van de terechtzitting in eerste aanleg, had hij op grond van het bepaalde in artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering hoger beroep moeten instellen binnen veertien dagen na de op 14 december 2005 in eerste aanleg gegeven einduitspraak.
Nu het hoger beroep pas na het verstrijken van die termijn, te weten op 10 juni 2008, is ingesteld, dient de verdachte daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk,
mr. Chr.A. Baardman en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 november 2008.
mr. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.