ECLI:NL:GHSGR:2008:BG5655

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-06/00322
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen WOZ-beschikking

In deze zaak gaat het om de vraag of het bezwaar van belanghebbende tegen een WOZ-beschikking terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de Inspecteur. De beschikking, gedateerd 26 februari 2005, stelde de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat 1] te [Z] vast op € 225.750 voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. De Inspecteur verklaarde het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk, wat leidde tot beroep bij de rechtbank Middelburg. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof 's-Gravenhage.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2008 werd het standpunt van belanghebbende, dat het bezwaar tijdig was ingediend, door de Inspecteur betwist. De Inspecteur stelde dat het bezwaarschrift pas op 19 april 2005 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 11 april 2005 eindigde. Het Hof oordeelde dat de verklaringen van getuigen van belanghebbende over de indiening van het bezwaarschrift niet geloofwaardig waren, en dat er geen bewijs was dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond was, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-06/00322
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 22 juli 2008
op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 13 november 2006, nr. AWB 05/1471, betreffende na te noemen beschikking.
Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1 Bij beschikking van 26 februari 2005, genomen door de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland (hierna: de Inspecteur), is op de voet van het bepaalde in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 op de waardepeildatum 1 januari 2003 vastgesteld op € 225.750.
1.2 De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen deze beschikking niet-ontvankelijk verklaard.
1.3 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding
2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 26 juni 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1 De Inspecteur heeft, met dagtekening 26 februari 2005, de onderhavige beschikking (in één geschrift verenigd met diverse aanslagen) naar belanghebbende gezonden. De beschikking is niet later dan op de dag van dagtekening aan belanghebbende toegezonden.
3.2 Bij brief van 12 april 2005 heeft belanghebbende zich tot de Inspecteur gewend met het volgende:
Ik richt mij tot u omdat ik geen reactie op mijn bezwaarschrift W.O.Z. van u heb ontvangen (dd. 01-04-2005 ik heb een kopie bezwaarschrift toegevoegd.) Ik verzoek U alsnog mijn bezwaarschrift in behandeling te nemen.
Deze brief is op 12 april 2005 ter post bezorgd.
3.3 De Inspecteur heeft vorengenoemde brief aangemerkt als bezwaarschrift tegen de beschikking. Bij uitspraak van 30 november 2005 heeft de Inspecteur het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
3.4 In beroep heeft belanghebbende drie verklaringen overgelegd van bekenden van hem. De drie bekenden verklaren daarin dat zij samen met belanghebbende op 1 april 2005 een bezwaarschrift tegen de beschikking ter post hebben bezorgd en een afschrift daarvan hebben gedeponeerd in de brievenbus van het gemeentehuis.
3.5 Het gemeentehuis van de gemeente Schouwen-Duiveland is gelegen in Zierikzee, op een afstand van ongeveer vier kilometer van de woning van belanghebbende.
3.6 In punt 23 van het aanvullend beroepschrift in hoger beroep staat het volgende:
[Belanghebbende] biedt uitdrukkelijk aan al zijn stellingen te bewijzen, met alle middelen rechtens en speciaal door het overleggen van nadere bescheiden, dan wel het doen horen van getuigen, voor zover hij hiertoe rechtens is gehouden.
Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen
4.1 Tussen partijen is in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
4.2 Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
4.3 Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de waarde van de woning tot op € 159.606.
4.4 De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil
5.1 De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn door de Inspecteur is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Nu de dag van dagtekening van de voor bezwaar vatbare beschikking niet is gelegen vóór de dag van de bekendmaking daarvan, is de termijn in dit geval aangevangen met ingang van de dag na die van de dagtekening van de beschikking, zodat de termijn voor het instellen van bezwaar eindigde met 11 april 2005.
5.2 Het Hof ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de stelling van de Inspecteur dat hij niet eerder dan op 19 april 2005 een tegen de beschikking gericht bezwaarschrift heeft ontvangen.
5.3. Het Hof verenigt zich met oordeel van de rechtbank dat het weinig aannemelijk is dat zowel een ter post bezorgd bezwaarschrift als een in de brievenbus van het gemeentehuis gedeponeerd afschrift daarvan zou zijn zoekgeraakt. Daarnaast heeft de Inspecteur blijkens zijn tot de stukken van het geding behorende brief van 13 juli 2005 aan belanghebbende medegedeeld voornemens te zijn het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren zonder dat belanghebbende daarbij de persoonlijke bezorging van het bezwaarschrift en de aanwezigheid van getuigen heeft vermeld, hetgeen in de rede had gelegen.
5.4 Het Hof acht de verklaringen van de drie bekenden van belanghebbende omtrent de terpostbezorging van het bezwaarschrift en deponering van een afschrift in de brievenbus van het gemeentehuis niet geloofwaardig. De verklaringen stemmen op vele onderdelen letterlijk met elkaar overeen en het Hof acht niet aannemelijk dat alle drie de getuigen zich na ruim acht maanden nog exact de adressering van het bezwaarschrift weten te herinneren. Belanghebbende, die op dit punt de bewijslast heeft, heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat op 1 april 2005 een tegen de beschikking gericht bezwaarschrift ter post is bezorgd of in de brievenbus van het gemeentehuis is gedeponeerd.
5.5 De Inspecteur heeft het bezwaarschrift niet binnen een week na afloop van de termijn ontvangen. Het bezwaarschrift is reeds daarom te laat ingediend. Van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest, is niet gebleken.
5.6. In hoger beroep zal van een partij die bewijs door getuigen aanbiedt, in beginsel mogen worden verwacht dat zij voldoende concreet aanduidt op welk van haar stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft en, voor zover mogelijk, wie daarover een verklaring zouden kunnen afleggen. Indien reeds getuigen zijn gehoord of schriftelijke verklaringen van getuigen zijn overgelegd, brengt de eis dat het bewijsaanbod voldoende specifiek en ter zake dienend moet zijn mee, dat in hoger beroep nader wordt vermeld in hoeverre de getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan.
Belanghebbende heeft een in algemene termen verwoord bewijsaanbod gedaan. Hij heeft geen opgave gedaan van concrete feiten en omstandigheden die ten bewijze worden aangeboden. Belanghebbende heeft in hoger beroep voorts niet nader vermeld in hoeverre de getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan. Het bewijsaanbod wordt derhalve als onvoldoende gespecificeerd gepasseerd.
5.7 De slotsom is dat rechtbank met juistheid heeft beslist dat de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hoger beroep is derhalve ongegrond.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, J.W. baron van Knobelsdorff en P.J.J. Vonk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De beslissing is op
22 juli 2008 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
4
nummer BK-06/00322
uitspraak