ECLI:NL:GHSGR:2008:BG4958

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.007.036/01 / 07/1171 (oud)
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toepassing van de gemeentelijke beleidsregel inzake de verkoop van gemeentegrond

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van bewoners van de Mariënwaard te Capelle aan den IJssel tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De bewoners hebben zonder toestemming van de gemeente een deel van een groenstrook, eigendom van de gemeente, aan hun achtertuin toegevoegd. De gemeente heeft hen gesommeerd de grond te ontruimen, maar de bewoners hebben in plaats daarvan verzocht om de grond te kopen, beroepend op de gemeentelijke beleidsregel 'Eerder verkocht in hetzelfde blok'. Deze regel stelt dat bewoners in bepaalde situaties, waarin eerder in hetzelfde blok grond is verkocht, ook recht hebben op aankoop, mits aan andere verkoopcriteria is voldaan.

De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van de gemeente toegewezen en die van de bewoners afgewezen. De bewoners hebben drie grieven ingediend tegen dit vonnis, waarbij zij betogen dat de rechtbank de beleidsregel onjuist heeft toegepast. De eerste grief betreft het onderscheid dat de rechtbank maakt tussen grond aan de zijkant en aan de achterzijde van de woning, wat volgens de bewoners niet in de beleidsregel is terug te vinden. De tweede grief richt zich tegen de irrelevant geachte weigering van de gemeente in 1990 om grond aan de achterkant van de woning te verkopen. De derde grief betreft de uitleg van onduidelijkheden in de beleidsregel, waarbij de bewoners stellen dat deze in hun voordeel moeten worden uitgelegd.

Het hof oordeelt dat geen van de grieven doel treft. De beleidsregel biedt geen onvoorwaardelijk recht op aankoop van de grond, en de gemeente is niet verplicht om de grond te verkopen. De bewoners hebben niet aangetoond dat er overeenstemming is bereikt over de verkoop van de specifieke percelen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de bewoners in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de drie rechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.007.036/01
Rolnummer (oud) : 07/1171
Rolnummer rechtbank : 271089 / HA ZA 06-2902
arrest van de eerste civiele kamer d.d. 18 november 2008
inzake
[Namen]
allen wonende te Capelle aan den IJssel,
appellanten,
hierna te noemen: de bewoners,
advocaat: mr. E.D. Drok te Amsterdam,
tegen
de gemeente Capelle aan den IJssel,
zetelende te Capelle aan den IJssel,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. E. Grabandt te ‘s-Gravenhage.
Het geding
Bij exploot van 31 augustus 2007 zijn de bewoners in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Rotterdam tussen de gemeente en acht bewoners, onder wie alle appellanten, gewezen vonnis van 6 juni 2007. Bij memorie van grieven (met producties) hebben zij drie grieven tegen het vonnis aangevoerd. Bij memorie van antwoord (met producties) heeft de gemeente de grieven bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1.1 De feiten zoals door de rechtbank onder “2 De vaststaande feiten” weergegeven, zijn niet bestreden, zodat het hof die feiten tot uitgangspunt neemt. Gelet daarop gaat het in dit geding om het volgende.
1.2 De bewoners hebben achter hun woningen aan de Mariënwaard te Capelle aan den IJssel ieder voor zich een deel van een groenstrook die eigendom is van de gemeente, toegevoegd aan hun achtertuin. De gemeente had daarvoor geen toestemming gegeven.
1.3 Op 17 december 2004 is door de gemeente de notitie “Grenzen stellen aan groen” vastgesteld. Daarin is beleid geformuleerd ten aanzien van het terugvorderen van gemeentegrond die zonder toestemming door derden wordt gebruikt. In deze notitie staat de beleidsregel die door partijen is aangeduid als de “Eerder verkocht in hetzelfde blok”-regel en die luidt:
“Ook geldt dat in situaties waarbij in hetzelfde blok al eerder is gekocht en dat nu niet meer mogelijk is vanwege de groenstatus, de bewoners toch kunnen kopen. Voorwaarde is ook hier dat voldaan wordt aan de overige verkoopcriteria.”
1.4 Bij brieven van 1 september 2005 heeft de gemeente aan de bewoners bericht dat zij ontruiming wenst van gemeentegroen dat één of meerdere van hen in gebruik hebben. Daarop hebben de bewoners aan de gemeente te kennen gegeven dat zij de door hen gebruikte stukken groenstrook niet wilden ontruimen, maar kopen. Zij beriepen zich op een recht tot aankoop op grond van voornoemde beleidsregel en verwezen naar de aankoop in 1990 van een strook gemeentegrond door de bewoner van Mariënwaard 1, een (hoek)woning in hetzelfde blok.
1.5 De gemeente heeft geweigerd de betreffende grond aan de bewoners te verkopen. Zij heeft aan de bewoners geschreven, dat de situatie van Mariënwaard 1 niet hetzelfde is, omdat daar een stuk grond aan de zijkant van de woning is gekocht, zonder wijziging van de tuindiepte aan de achterkant. De “Eerder verkocht in hetzelfde blok”-regel had volgens de gemeente de bedoeling om bewoners in een identieke situatie te kunnen laten kopen. Vervolgens (op 22 november 2005) heeft de gemeente de “Eerder verkocht in hetzelfde blok”-regel aangepast met de zinsnede: “Voorwaarde is hierbij wel dat het uitsluitend om situaties gaat waarbij aan de achterzijde is bijgekocht.”
1.6 Omdat de bewoners bleven weigeren de groenstrook te ontruimen, heeft de gemeente hen bij brieven van 28 maart 2006 hiertoe gesommeerd. De bewoners hebben aan deze sommatie toen geen gehoor gegeven.
1.7 De gemeente heeft acht bewoners gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en gevorderd, kort gezegd, een verklaring voor recht dat de gemeente eigenaresse is van de in geding zijnde groenstrook en dat de bewoners die onrechtmatig in gebruik hebben en voorts een veroordeling van de bewoners om haar groenstrook te ontruimen en op straffe van een dwangsom ontruimd te houden.
1.8 Deze bewoners hebben zich tegen deze vordering verweerd en van hun kant in reconventie gevorderd veroordeling van de gemeente tot verkoop en levering van de in het geding zijnde gedeelten van haar groenstrook aan de bewoners, op straffe van dwangsommen.
1.9 Bij het thans bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van de gemeente toegewezen en die van de acht bewoners afgewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Daarop hebben de bewoners van Mariënwaard 9 en 11 aan het vonnis voldaan en hebben de bewoners van Mariënwaard 13, 15, 17 en 19 een kort geding aangespannen teneinde zich in rechte tegen de executie van het vonnis te verzetten. Vervolgens hebben zij aan het vonnis voldaan, is het kort geding ingetrokken en hebben zij het onderhavige hoger beroep tegen het vonnis ingesteld.
2.1 De bewoners richten zich met drie grieven tegen het vonnis. Alle drie de grieven betreffen de (niet) toepassing van de “Eerder verkocht in hetzelfde blok”-regel van 17 december 2004.
De eerste grief richt zich tegen toelating door de rechtbank van onderscheid tussen grond aan de zijkant en grond aan de achterzijde van de woning. De beleidsregel van 17 december 2004 maakt dat onderscheid volgens de bewoners niet. Bovendien is de zijkant van Mariënwaard 1 wel degelijk (ook) gesitueerd aan de achterkant (door de zijkant te verbreden, wordt de achterzijde verbreed).
De tweede grief betreft de verwijzing door de rechtbank naar het feit dat het verzoek tot aankoop van de grond aan de achterkant van Mariënwaard 1 in 1990 was geweigerd. De bewoners achten dit feit irrelevant, omdat vanuit Mariënwaard 1 een verzoek was gedaan om achter tot aan de stoeprand te kopen, terwijl de bewoners slechts zodanige delen willen kopen dat er nog openbare groenstrook overblijft en voorts omdat onbekend is op welke gronden de weigering in 1990 was gebaseerd en wat het gemeentebeleid toen was.
De derde grief richt zich tegen de overweging van de rechtbank dat onduidelijkheden in de “Eerder verkocht in hetzelfde blok”-regel niet in het voordeel van de bewoners moeten worden uitgelegd. De bewoners vinden de beleidsregel uit 2004 duidelijk: als in hetzelfde blok is verkocht, moet desverzocht verkocht worden.
2.2 Geen van de grieven kan doel treffen. Tussen partijen staat vast dat de betreffende grond is aangemerkt als structuurbepalend buurtgroen, zodat zij in beginsel op grond van de groenstatus niet voor verkoop in aanmerking komt. Anders dan waar de bewoners bij de opstelling van hun grieven van uitgaan, bepaalt de “Eerder verkocht in hetzelfde blok”-regel van 17 december 2004 niet dat in alle situaties waarbij in hetzelfde blok al eerder is gekocht, de bewoners toch kunnen kopen. Door de bewoording dat “in situaties” waarbij in hetzelfde blok eerder is gekocht, de bewoners toch kunnen kopen (als ook aan de andere verkoopcriteria is voldaan), geeft de regel slechts aan dat er, in weerwil van de groenstatus, in geval in hetzelfde blok eerder is gekocht situaties bestaan waarin bewoners toch kunnen kopen. Om welke situaties waarbij eerder is gekocht, dat gaat, wordt in de beleidsregel van 2004 niet gespecificeerd. Evenmin bepaalt deze beleidsregel wat de bewoners dan kunnen kopen.
Dit betekent dat partijen voor een concrete (ver)koop overeenstemming moeten bereiken ter zake van de concrete percelen in de specifieke situatie, voordat er enig recht op (ver)koop en levering kan ontstaan. Overeenstemming is in deze zaak niet bereikt. De gemeente heeft er nooit mee ingestemd dat de in het geding zijnde delen van de groenstrook aan de achterzijde van de woningen door de bewoners aangekocht worden.
2.3 De gemeente heeft ook niet bij de bewoners het vertrouwen gewekt dat in alle situaties waarbij in hetzelfde blok eerder was gekocht, gekocht zou mogen worden en dus ook in de onderhavige situatie, waarin vijftien jaar eerder grond aan een andere zijde van hetzelfde blok was gekocht. Door de beleidsregel uit 2004 kan dit vertrouwen in redelijkheid niet zijn gewekt, omdat deze regel dat niet bepaalt (zie hierboven sub 2.2). Gelet op de gronden die door de rechtbank zijn aangegeven, mocht die regel door de bewoners in redelijkheid ook niet zo begrepen worden en was de gemeente voor de in het geding zijnde gronden niet verplicht op grond van die regel tot verkoop over te gaan. Daarbij merkt het hof op, dat het, anders dan de rechtbank, wel oordeelt dat de grond aan de zijkant van Mariënwaard 1 (ook) onderdeel uitmaakt van het aanzicht van de achterkant. Desalniettemin is verkoop van gemeentelijk groen aan de zijkant zonder dat de groenstrook langs de achterkant is versmald, niet zodanig gelijk aan verkoop aan de achterkant waardoor de groenstrook langs de achterkant wel smaller wordt, dat de gemeente thans op grond van het gelijkheidsbeginsel verplicht is haar grond te verkopen.
3. Omdat de grieven falen, zal het vonnis van de rechtbank worden bekrachtigd. De bewoners zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van 6 juni 2007;
- veroordeelt de bewoners in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de gemeente begroot op € 300,- aan griffierecht en € 894,- aan salaris van de advocaat;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, A.V. van den Berg en G. Dulek-Schermers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2008 in aanwezigheid van de griffier.