GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.006.213/01
Rolnummer (oud) : 07/348
Rolnummer rechtbank : 06-200
arrest van de eerste civiele kamer d.d. 16 september 2008
NEDERLANDSCHE STAALINDUSTRIE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: NSI,
advocaat: mr. A. Ramsoedh te Delft,
DE GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 's-Gravenhage.
Bij exploot van 10 januari 2007 is NSI in hoger beroep gekomen van het vonnis van 11 oktober 2006, door de rechtbank Rotterdam gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven (met producties) heeft NSI vijf grieven tegen het vonnis aangevoerd, welke door de Gemeente bij memorie van antwoord zijn bestreden. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak om het volgende. NSI verhuurt op het bedrijfsterrein aan de Keileweg 40-60 bedrijfsruimten. Op 6 december 2004 heeft Eneco op het bedrijfsterrein de stroomvoorziening afgesloten. Daarop heeft NSI op het terrein twee aggregaten geplaatst met bijbehorende brandstofvoorziening. De aggregaten met brandstofvoorziening vormen een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. NSI beschikt niet over de daarvoor vereiste vergunning. De Gemeente heeft NSI en haar bestuurder Engel Beheer B.V. (verder: Engel Beheer) bij beschikking van 30 mei 2005 telkens een last onder dwangsom opgelegd, onder meer inhoudende het verwijderen van de aggregaten met brandstofvoorziening op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per keer dat geconstateerd wordt dat artikel 8:1, eerste lid, onder a en c, van de Wet milieubeheer wordt overtreden, tot een maximum van € 50.000,-. NSI heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend. Een medewerker van de DCMR heeft op 15, 17, 21, 23 en 27 juni 2005 telkens geconstateerd dat de aggregaten ter plaatse in werking waren. Op grond hiervan heeft NSI volgens de Gemeente in totaal € 50.000,- aan dwangsommen verbeurd. NSI heeft dit bedrag ondanks aanmaningen niet betaald. De Gemeente heeft op 28 oktober 2005 een dwangbevel jegens NSI uitgevaardigd tot invordering van de dwangsommen, met rente en kosten. Dit dwangbevel is op 18 november 2005 aan NSI betekend.
2. NSI heeft bij de rechtbank gevorderd dat deze haar tot goed opposant zal verklaren en het dwangbevel buiten effect zal stellen. De rechtbank heeft de vordering afgewezen.
3. De eerste grief richt zich tegen de overweging van de rechtbank dat aan het vereiste van artikel 3:40 Awb is voldaan en NSI middels de door de aan Engel Beheer gerichte beschikking tijdig met de inhoud van de dwangsombeschikking bekend is geworden. De tweede grief valt de overweging van de rechtbank aan dat voorop wordt gesteld dat NSI tegen het dwangsombesluit geen bezwaar of beroep heeft ingesteld en dat daaraan thans formele rechtskracht toekomt. NSI ontkent dat zij het voor haar bestemde exemplaar van de beschikking (die was geadresseerd aan B.V. Nederlandse Staalunie) heeft ontvangen. Derhalve is het besluit niet in werking getreden en zijn de rechtsgevolgen nimmer ingetreden, zodat, aldus NSI, niet kan worden uitgegaan van de formele rechtskracht van het besluit. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4. De grieven falen. Bij brieven van 26 januari 2005 is het voornemen een last onder dwangsom op te leggen bekendgemaakt aan […] Engel en aan (de directie van) Engel Beheer, kennelijk als bestuurders van Engel Beheer en NSI, onder verzending van een kopie van die brieven aan “Ned. staal industrie, t.a.v. dhr […] Engel, Keileweg 46, Rotterdam”. Daarop heeft mr. J.S. Pols namens NSI de zienswijze van NSI naar voren gebracht. NSI was daarom op de hoogte van het voornemen om ook haar een last onder dwangsom op te leggen. Tussen partijen staat vast dat de beschikking is toegezonden aan Engel Beheer. Engel Beheer is zowel zelf geadresseerde van de last als bestuurder van NSI; zij mag worden geacht in beiderlei hoedanigheid van de beschikking kennis te hebben genomen. Uit het aan Engel Beheer gerichte afschrift van de beschikking, waarin zowel is verwezen naar de zienswijze van NSI als is vermeld dat de Gemeente zowel aan Engel Beheer “als ook aan de B.V. Nederlandse Staalunie”een last onder dwangsom oplegde, waarvan de inhoud, naar NSI stelt, haar bekend is geworden (blijkens het door Engel Beheer daartegen ingediende bezwaarschrift in elk geval vóór 15 juni 2005), kon NSI redelijkerwijs niet anders begrijpen dan dat ook aan haar een last onder dwangsom werd opgelegd en dat de verwijzing naar B.V. Nederlandse Staalunie een verschrijving betrof. Dat laatste spreekt temeer nu NSI zelf aangeeft dat een (op haar adres gevestigde) rechtspersoon met de naam B.V. Nederlandse Staalunie haar geheel onbekend is. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat de inhoud van de tegen NSI gerichte beschikking haar tijdig bekend is geworden, dat zij daartegen tijdig bezwaar had kunnen maken of beroep had kunnen instellen en dat, nu zij daarvan heeft afgezien, aan de last onder dwangsom formele rechtskracht toekomt.
5. De derde grief keert zich tegen de overweging van de rechtbank dat niet valt in te zien dat de Gemeente met het incasseren van de verbeurde dwangsommen handelt in strijd met artikel 3.3 Awb. NSI brengt naar voren dat de afsluiting van de reguliere elektriciteitsvoorziening op haar perceel een onderdeel is van het zogenaamde Project Alijda van de Gemeente, dat erop is gericht bepaalde personen en bedrijven (waaronder […] Engel in persoon en een aan hem toebehorend bedrijf) de stad uit te jagen en dat door de tegenwerking van de Gemeente, Eneco en daarmee verbonden instanties NSI in en overmachtsituatie is gebracht. NSI acht het inzetten van dit soort ingrijpende machtsmiddelen strijdig met de meest elementaire beginselen van behoorlijk bestuur.
6. De grief kan niet tot resultaat leiden. De vraag of de last onder dwangsom terecht aan NSI is gegeven en of daarbij al dan niet sprake is van détournement de pouvoir, is er een die bij uitstek aan de orde kan worden gesteld in de bestuursrechtelijke rechtsgang. Nu NSI van het gebruik daarvan heeft afgezien, dient de burgerlijke rechter uit te gaan van de juistheid van de opgelegde last, zowel wat betreft de inhoud ervan als de wijze van totstandkoming. Bijzondere omstandigheden die in de weg staan aan de invordering van door de niet-nakoming van die last verbeurde dwangsommen, zijn gesteld noch gebleken.
7. De vierde grief beoogt de door de rechtbank toegewezen vergoeding van door de Gemeente gemaakte invorderingskosten van € 1.800,- aan te tasten. NSI voert aan dat de Gemeente feitelijk nauwelijks meer aan invorderingsmaatregelen heeft verricht dan het verzenden van twee aanmaningen. De Gemeente heeft daar tegenover gesteld dat zij zeven brieven aan NSI heeft gestuurd, een dwangbevel heeft opgesteld en overleg en correspondentie met de deurwaarder heeft gevoerd, dat tot de invorderingskosten zowel salariskosten van medewerkers van de DCMR, overige personeelskosten en administratiekosten behoren en dat zij in dit geval een percentage van 3,6 % van het totaal van de dwangsommen heeft gehanteerd. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de enkele stelling van NSI dat het slechts zou gaan om het verzenden van twee aanmaningen, een onvoldoende onderbouwde betwisting vormt van de uiteenzetting van de Gemeente en dat in het licht van die onderbouwing een vergoeding van € 1.800,- niet onredelijk is. De grief faalt.
8. De vijfde grief strekt ertoe om de zaak in volle omvang aan het hof voor te leggen. De grief mist zelfstandige betekenis en moet het lot van de eerdere grieven delen.
9. Nu alle grieven falen, zal het vonnis worden bekrachtigd. Daarbij past een kostenveroordeling van NSI.
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt NSI in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Gemeente tot op heden vastgesteld op € 300,- aan verschotten en € 1.631,- aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, J. Kramer en G. Dulek-Schermers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2009 in aanwezigheid van de griffier.