ECLI:NL:GHSGR:2008:BG2059

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005738-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.C.H. Koning
  • J. Kramer
  • E. Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstoring van de openbare orde door haatzaaiende uitlatingen en wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 oktober 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Dordrecht. De verdachte was beschuldigd van het in bezit hebben van T-shirts met haatzaaiende teksten en afbeeldingen, specifiek gericht tegen de Joodse gemeenschap, en van het voorhanden hebben van wapens. De tenlastelegging omvatte onder andere het bezit van T-shirts met de tekst 'Destroy Zionism', die volgens het hof aanzetten tot haat en discriminatie. Het hof overwoog dat het recht op vrije meningsuiting, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, onderworpen kan worden aan beperkingen ter bescherming van de rechten van anderen en de openbare veiligheid. Het hof oordeelde dat de afbeeldingen op de T-shirts, in combinatie met de tekst, een ernstige minachting voor de Joodse gemeenschap uitdrukten en dat het bezit van deze T-shirts niet in het publieke belang was. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van de T-shirts en wapens. De inbeslaggenomen T-shirts en wapens werden onttrokken aan het verkeer. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005738-06
Parketnummer: 11-500403-06
Datum uitspraak: 30 oktober 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 5 oktober 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
(verdachte),
geboren te / op / 1982,
adres: /.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 25 januari 2008, 24 april 2008 en 16 oktober 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene, de vordering van de benadeelde partij, alsmede de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel als in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof heeft niet buiten redelijke twijfel kunnen vaststellen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, nu door Y in de loop van de procedure tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2
“hij op 17 juni 2006 te Papendrecht, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, voorwerpen, te weten 10 T-shirts, voorzien van een afbeelding en de tekst “Destroy Zionism”, waarin een uitlating was vervat die, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aanzette tot haat tegen en discriminatie van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (ethnische afstamming) en gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (ethnische afstamming), ter verspreiding in voorraad heeft gehad”.
Feit 3
“hij op 16 juni 2006 te Papendrecht wapens van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder en een boksbeugel, voorhanden heeft gehad”.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verweer raadsman
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2008 ten aanzien van het in het bezit hebben van de T-shirts met de tekst “Destroy zionism” met een afbeelding erbij, een beroep gedaan op de vrijheid van meningsuiting, zoals gewaarborgd door artikel 10 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daarbij als volgt.
Het recht op vrije meningsuiting, als gegarandeerd in het eerste lid van artikel 10 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), kan ingevolge het tweede lid van dat artikel worden onderworpen aan beperkingen, die bij wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van – onder meer – de bescherming van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid en de goede naam of de rechten van anderen. Artikel 10, eerste lid, EVRM laat daarbij weinig ruimte voor beperkingen van het recht op vrije meningsuiting ten aanzien van politieke uitlatingen of uitlatingen met betrekking tot het publieke belang.
Met inachtneming van het bovenstaande is het hof van oordeel dat het in het eerste lid van artikel 10 EVRM gegarandeerde recht op juiste gronden is beperkt door de strafbepaling die ten grondslag ligt aan de tegen de verdachte ingestelde strafvervolging. Gelet op het door de verdachte voorhanden hebben van voornoemde T-shirts, hetgeen bezwaarlijk in het publieke belang kan worden geacht, acht het hof ook deze vervolging zelf noodzakelijk in het belang van de bescherming van de goede naam en rechten van de Joodse gemeenschap.
Zionisme is in de ogen van het hof een politieke stroming. De aangehaalde woorden bestempelen het T-shirt dus niet tot ongeoorloofd.
Het T-shirt wordt evenwel overheerst door twee figuren van staande personen, van wie de ene een jodenhoed en pijpenkrullen langs zijn oren draagt en aldus is uitgebeeld als belijdende jood. De ander draagt die kenmerken niet en houdt een pistool gericht op de man naast hem. Deze figuren in deze opstelling met daarbij onder meer het woord “destroy” bestempelen het T-shirt tot op uitroeiing van joden gericht.
Het bezit van deze T-shirts was, blijkens de verklaring van de verdachte afgelegd tegenover de politie op 26 juni 2006, gericht op het verspreiden daarvan.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2:
Een voorwerp waarin, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een uitlating is vervat die aanzet tot haat tegen en discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, ter verspreiding in voorraad hebben, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een hoeveelheid T-shirts met daarop teksten en afbeeldingen ter verspreiding in bezit gehad. Uit die teksten en afbeeldingen spreekt volstrekte minachting voor de Joodse gemeenschap. Het lijdt geen twijfel dat het zien van dergelijke T-shirts (vooral) bij die gemeenschap traumatische gevoelens teweeg zal brengen.
Een feit als het onderhavige leidt doorgaans tot veel maatschappelijke onrust.
Voorts heeft de verdachte een ploertendoder en een boksbeugel voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens moet vanwege de dreiging en het gevaar die van het bezit van dergelijke wapens uitgaan, worden bestreden.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitieel Documentatie d.d. 2 september 2008, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: tien T-shirts, kleur zwart, voorzien van een afbeelding en de tekst “Destroy Zionism”, een ploertendoder en een boksbeugel dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven tien
T-shirts, kleur zwart, voorzien van een afbeelding en de tekst “Destroy Zionism”, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit voorwerpen betreffen met behulp waarvan het onder 2 bewezenverklaarde is begaan en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven ploertendoder en boksbeugel dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit voorwerpen betreffen met behulp waarvan het onder 3 bewezenverklaarde is begaan en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding X
In het onderhavige strafproces heeft X zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder
1 tenlastegelegde tot een bedrag van [EUR] 3.250,29.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van [EUR] 3.250,29.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van [EUR] 3.250,29.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering tot vergoeding van de als gevolg daarvan geleden schade.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b (oud), 36c, 57 (oud) en 137e van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
een ploertendoder, een boksbeugel en tien T-shirts, kleur zwart, voorzien van een afbeelding en de tekst “Destroy Zionism”.
Verklaart de benadeelde partij X niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning,
mr. J. Kramer en mr. E. Bos, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 oktober 2008.
Mr. E. Bos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.