ECLI:NL:GHSGR:2008:BF9947
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- B.A. Stoker-Klein
- J.W. Klein Wolterink
- M. Moussault
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het gerechtshof inzake vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 september 2008 uitspraak gedaan over de bevoegdheid om kennis te nemen van een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. De veroordeelde was eerder door de rechtbank Dordrecht onvoorwaardelijk veroordeeld tot een ISD-maatregel, die in hoger beroep door het hof voorwaardelijk werd opgelegd. De advocaat-generaal had een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde maatregel, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. Tijdens de zitting zijn de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. C.G.Th. van de Weerd, en de advocaat-generaal mr. W.R. Oostenbrink gehoord.
Het hof heeft in zijn overwegingen artikel 509z lid 2 van het Wetboek van Strafvordering geraadpleegd, dat bepaalt dat de rechtbank die in eerste aanleg de maatregel heeft opgelegd, bij uitsluiting bevoegd is om kennis te nemen van de vordering. Het hof concludeert dat de wet geen uitsluitsel biedt over de bevoegdheid van het hof om te oordelen over de vordering van het openbaar ministerie, aangezien de ISD-maatregel in hoger beroep voorwaardelijk is opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf, bevoegd is om de vordering van het openbaar ministerie te behandelen.
Uiteindelijk heeft het hof zich niet bevoegd verklaard tot kennisneming van de vordering tot tenuitvoerlegging, en dit is op 30 september 2008 in het openbaar uitgesproken. De beschikking is gewezen door de vicepresident en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.