ECLI:NL:GHSGR:2008:BD1835

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003046-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.J.W. van Oven
  • J.W. Klein Wolterink
  • M.F.L.M. van der Grinten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen hond

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 250,--, subsidiair 5 dagen hechtenis, en de inbeslaggenomen hond zou aan het verkeer worden onttrokken. De verdediging heeft echter in hoger beroep betoogd dat de hond die door deskundigen was bekeken, mogelijk niet dezelfde was als de hond die in beslag was genomen. Dit leidde tot een verzoek om contra-expertise aan de rechter-commissaris. Het hof oordeelde dat de beslissing om de hond te vernietigen, voordat het hoger beroep was behandeld, de belangen van de verdachte ernstig schaadde. Het hof benadrukte dat het Openbaar Ministerie had gehandeld in strijd met de beginselen van een goede procesorde door de hond te laten afmaken, terwijl er nog een rechtszaak aanhangig was. Het hof verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte, en vernietigde het vonnis waarvan beroep. Het hof deed opnieuw recht, waarbij het belang van de verdachte en de noodzaak van een zorgvuldige behandeling van de zaak voorop stonden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003046-07
Parketnummer: 10-702043-07
Datum uitspraak: 25 april 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 31 mei 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 april 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 250,--, subsidiair 5 dagen hechtenis en dat de inbeslaggenomen hond zal worden onttrokken aan het verkeer.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 250,-- subsidiair 5 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is beslist dat de inbeslaggenomen hond zal worden onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Het hof overweegt dat het vernietigen van een inbeslaggenomen levende hond, na een beslissing in eerste instantie, een nader onderzoek naar de juiste typering van die hond in hoger beroep goeddeels illusoir kan maken. Dit stelt extra eisen aan de (door de rechter te toetsen) belangenafweging van het Openbaar Ministerie, waarbij de beginselen van een goede procesorde een rol spelen.
In de onderhavige zaak was, na de beslissing van de politierechter, door de verdediging per brief d.d.
1 juni 2007 aan de rechter-commissaris een verzoek gedaan tot contra-expertise in de hoger beroepsfase. Aan de rechter-commissaris was voorts nog te kennen gegeven dat de verdediging eraan twijfelde of de door de deskundigen geschouwde hond dezelfde was als de onder verdachte inbeslaggenomen hond.
Bovendien was in de appelakte door de verdediging uitdrukkelijk verzocht niet tot onttrekking aan het verkeer van de hond over te gaan, waarbij de verdachte het aanbod had gedaan de extra kosten voor de bewaring voor haar rekening te nemen.
Het hof acht het op zich in beginsel reeds onwenselijk dat in een rechtzaak als deze - waar het de verdachte veelal in het bijzonder zal gaan om de beslissing over het lot van de inbeslaggenomen hond - die hond vóór de behandeling in hoger beroep wordt afgemaakt. Wanneer een langdurige inbeslagname bezwaarlijk is, dient het Openbaar Ministerie er zorg voor te dragen dat de strafzaak, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, met voorrang wordt behandeld. Zeker nu de identiteit van de hond door de verdediging wordt betwist en ook een nader onderzoek naar de juiste typering van de hond was verzocht, heeft het Openbaar Ministerie gehandeld in strijd met de beginselen van een goede procesorde, waarbij met grove verwaarlozing van de belangen van de verdachte tekort is gedaan aan haar recht op een behoorlijke behandeling van haar zaak.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in
de vervolging van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. G.J.W. van Oven,
mr. J.W. Klein Wolterink en mr. M.F.L.M. van der Grinten, in bijzijn van de griffier mr. C.E. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 april 2008.
Mr. M.F.L.M. van der Grinten is buiten staat dit arrest te ondertekenen.