ECLI:NL:GHSGR:2008:BD1819

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/1545
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen bij bestemmingswijziging en uitkering depotbedrag bij erfpachtverkoop

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Ontwikkelingsmaatschappij De Gouwe Geit B.V. en twee geïntimeerden, [H] en Ontwikkelingsmaatschappij [Naam] B.V., over de verplichting tot betaling van een depotbedrag van ƒ 200.000,- na de verkoop van een erfpachtsrecht op een perceel grond. De Gouwe Geit, als appellante, vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat er geen verplichting bestond tot betaling van het depotbedrag aan [H], en dat het bedrag aan haar zou worden uitgekeerd. De rechtbank verklaarde De Gouwe Geit niet-ontvankelijk in haar vordering jegens [H] en wees de vordering jegens [de ontwikkelingsmaatschappij] af.

De zaak betreft een leveringsakte waarin [H] als verkoper en [de ontwikkelingsmaatschappij] als koper zijn aangeduid. In de akte is bepaald dat de koper, na het realiseren van een bestemmingswijziging en het verkrijgen van de benodigde bouwvergunningen, een bedrag van ƒ 200.000,- aan de verkoper verschuldigd is. Indien de bestemmingswijziging niet voor een bepaalde datum is gerealiseerd, kan de verkoper geen rechten meer ontlenen aan deze bepaling. De Gouwe Geit heeft de zaak in hoger beroep gebracht, waarbij zij vier grieven heeft aangevoerd tegen het vonnis van de rechtbank.

Het hof heeft de grieven van De Gouwe Geit beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat De Gouwe Geit niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. De verplichting tot betaling van het depotbedrag kan pas plaatsvinden na overlegging van een onherroepelijke uitspraak die bevestigt dat er geen verplichting is tot betaling aan een andere rechthebbende. Aangezien deze voorwaarde niet is vervuld, zijn de grieven afgewezen en is het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. De Gouwe Geit is bovendien veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Rolnummer : 06/1545
Rolnummer rechtbank : 04-3234
arrest van de eerste civiele kamer d.d. 24 april 2008
inzake
ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ DE GOUWE GEIT B.V.,
gevestigd te Brielle,
appellante,
hierna te noemen: De Gouwe Geit,
procureur: mr. M. Spaa,
tegen
1. [Naam],
wonende te Brielle,
hierna te noemen: [H] ,
procureur: mr. H.J.A. Knijff,
2. ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ [Naam] B.V. .
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: [de ontwikkelingsmaatschappij],
procureur: mr. D.M.C. Schuurmans,
geïntimeerden.
Het verdere verloop van het geding
Voor het verloop van het geding tot aan het tussenarrest van dit hof in deze zaak van 26 april 2007 verwijst het hof naar dat arrest. Vervolgens heeft De Gouwe Geit bij memorie van grieven (met producties) vier grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door [H] en [de ontwikkelingsmaatschappij] elk bij memorie van antwoord (die van [H] met producties) zijn bestreden. Op 10 maart 2008 hebben partijen de zaak (gelijktijdig met de zaak met rolnummer 06/854, met welke zaak het hof bij voornoemd arrest de onderhavige zaak heeft gevoegd en in welke zaak het hof heden eveneens uitspraak doet) voor het hof doen bepleiten, De Gouwe Geit door mr. M. Hoogenboom, advocaat te Barendrecht, [H] door mr. A.J. Rijsterborgh, advocaat te Rhoon, en [de ontwikkelingsmaatschappij] door haar procureur, ieder aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Ten slotte hebben De Gouwe Geit en [H] de stukken overgelegd en hebben partijen arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1 [H] is tot 11 december 1997 erfpachter geweest van een perceel grond, kadastraal bekend Gemeente Brielle, sectie A, nr. 633, toebehorend aan de gemeente Brielle, met daarop een restaurant, enkele nevenopstallen en steigers (verder: het perceel) en in gebruik als camping, genaamd “In de Gouwe Geit” (verder: de camping). Hij heeft het erfpachtrecht bij notariële akte d.d. 11 december 1997 (verder: de leveringsakte) verkocht en geleverd aan [de ontwikkelingsmaatschappij], tegen een prijs van ƒ 1.000.000,-.
1.2 De leveringsakte, waarin [H] wordt aangeduid als Verkoper en [de ontwikkelingsmaatschappij] als Koper, houdt voor zover van belang het volgende in:
“(…)
2.3. Zodra Koper een bestemmingswijziging heeft gerealiseerd zodanig dat het (…) perceel grond kan worden gebruikt voor de realisering van woningbouw en hij over de benodigde onherroepelijke bouwvergunningen beschikt, is Koper aan Verkoper verschuldigd een bedrag ad tweehonderdduizend gulden (NLG 200.000,-) welk bedrag Koper alsdan terstond zal voldoen.
Indien bedoelde bestemmingswijziging niet op uiterlijk een januari tweeduizenddrie is gerealiseerd en Koper op die datum niet over bedoelde onherroepelijke bouwvergunningen beschikt en een en ander niet aan een handelen of nalaten van Koper te wijten is, kan Verkoper aan het in de vorige volzin vermelde geen rechten meer ontlenen.
(…)
1.3 [De ontwikkelingsmaatschappij] heeft op 19 juli 1999 het erfpachtsrecht op het perceel verkocht aan De Gouwe Geit voor een bedrag van ƒ 1.600.000,-. De Gouwe Geit is opgericht door huurders van recreatieverblijven op de camping en was op het moment van de koop nog in oprichting. De notariële akte van oprichting is op 8 november 1999 verleden; op 18 november 1999 is De Gouwe Geit in het handelsregister ingeschreven. In de leveringsakte d.d. 12 januari 2000 is opgenomen dat De Gouwe Geit de in artikel 2.3 van de in rechtsoverweging 1.2 bedoelde leveringsakte opgenomen verplichting van [de ontwikkelingsmaatschappij] jegens [H] overneemt. Omdat [H] niet instemde met deze overname heeft De Gouwe Geit ƒ 200.000,- gestort op een rekening van de bij de laatste verkoop betrokken notaris mr. J.B. Gregoire (verder: de notaris). In de leveringsakte is bepaald dat dit bedrag, geheel of gedeeltelijk, pas aan de rechthebbende zal worden uitgekeerd na overlegging van een onherroepelijke uitspraak waarbij de verplichting tot betaling van het desbetreffende bedrag blijkt dan wel waaruit blijkt dat er geen verplichting is tot betaling van voormeld bedrag.
1.4 Op 1 januari 2003 was geen bestemmingswijziging als bedoeld in artikel 2.3 van de in rechtsoverweging 1.2 bedoelde leveringsakte tot stand gekomen.
2. De Gouwe Geit heeft bij de rechtbank in hoofdzaak gevorderd dat deze
1. voor recht zal verklaren dat er geen verplichting bestaat tot gehele of gedeeltelijke betaling van het depotbedrag van ƒ 200.000,- aan [H], ten gevolge waarvan dit bedrag aan De Gouwe Geit dient te worden uitbetaald;
2. [H] en [de ontwikkelingsmaatschappij] zal veroordelen te gedogen dat de notaris het saldo inclusief rente op zijn notariële kwaliteitsrekening overmaakt ten gunste van De Gouwe Geit, althans hun medewerking daartoe te verlenen of te bevorderen.
De rechtbank heeft De Gouwe Geit niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering jegens [H] en heeft haar vordering jegens [de ontwikkelingsmaatschappij] afgewezen.
3. De eerste grief klaagt erover dat de rechtbank De Gouwe Geit niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar vorderingen, omdat [H] geen partij is bij de afspraken die zijn gemaakt in de notariële akte van 12 januari 2000. Zij stelt dat “de rechthebbende”, bedoeld in die notariële akte, uitsluitend [H] of De Gouwe Geit kan zijn en dat de door haar gestelde feiten daarom haar vordering jegens zowel [H] als [de ontwikkelingsmaatschappij] rechtvaardigen, zodat er geen reden bestaat om De Gouwe Geit niet-ontvankelijk te verklaren. De tweede grief valt de afwijzing door de rechtbank van de vorderingen aan. De Gouwe Geit verwijst ter onderbouwing naar de door [de ontwikkelingsmaatschappij] in de gevoegde procedure in eerste aanleg en in hoger beroep gevoerde verweren. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4. Ingevolge de desbetreffende bepaling in de notariële leveringsakte d.d. 12 januari 2000 heeft De Gouwe Geit slechts recht op terugbetaling van het depot na overlegging aan de notaris van een onherroepelijke uitspraak waaruit blijkt dat er geen verplichting is tot betaling van het bedrag aan een (andere) rechthebbende. Uit het heden door het hof in de gevoegde procedure gewezen arrest blijkt dat het hof op de aldaar weergegeven gronden van oordeel is dat [H] jegens [de ontwikkelingsmaatschappij] recht heeft op bedoeld bedrag. Waar [de ontwikkelingsmaatschappij] met De Gouwe Geit is overeengekomen dat het bedrag met het oog op die aanspraak in depot is gegeven, brengt dat met zich mee dat De Gouwe Geit aan de notaris thans niet een onherroepelijke uitspraak kan overleggen met de boven bedoelde inhoud. De grieven kunnen daarom niet tot resultaat leiden.
5. De derde en de vierde grief bouwen op de eerste twee grieven voort en moeten het lot daarvan delen. Nu alle grieven falen zal het vonnis worden bekrachtigd. Daarbij past een kostenveroordeling (ook ter zake van het incident) van De Gouwe Geit.
Beslissing
Het hof
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt De Gouwe Geit in de kosten van het hoger beroep met inbegrip van die van het incident, aan de zijde van [H] tot op deze uitspraak vastgesteld op € 1.136,- aan griffierecht en € 6.524,- aan salaris voor de procureur en aan de zijde van [de ontwikkelingsmaatschappij] op € 2.720,- aan griffierecht en € 6.524,- aan salaris voor de procureur;
- verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, G. Dulek-Schermers en M. Fierstra en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2008 in aanwezigheid van de griffier.