Rolnummer: 22-005724-07
Parketnummer(s): 09-925487-04
Datum uitspraak: 9 mei 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden gewezen in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 april 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg en ter voormelde terechtzitting in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officier van justitie en de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 144 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij is niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit hof heeft in hoger beroep bij arrest van 7 maart 2006 - met vernietiging van het vonnis van 4 april 2005 van de de rechtbank te 's-Gravenhage - de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde - alleen dat feit was aan 's hofs oordeel onderworpen - vrijgesproken en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De advocaat-generaal heeft tegen voornoemd arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van
16 oktober 2006, nr. 02003/06, voormeld arrest van dit hof vernietigd en de zaak naar dit hof teruggewezen, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Gelet op voormelde procesgang en met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, is uitsluitend het onder 1 tenlastegelegde aan het oordeel van het hof onderworpen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde als volgt.
De aangeefster is als patiënte enige tijd onder behandeling van de verdachte - werkzaam als fysiotherapeut - geweest. Een onderdeel van die behandeling zou - volgens aangeefster - eenmalig hierin hebben bestaan dat zij geheel ontkleed op de behandeltafel moest gaan liggen en dat zij vervolgens haar eigen vingers in haar schede moest brengen, teneinde te voelen of zij haar spieren goed gebruikte. Blijkens de aangifte zou ook de verdachte in het kader van die behandeling hierna zijn vingers in haar schede hebben gebracht, ter controle.
De verdachte heeft van meet af aan en bij elke gelegenheid verklaard dat hij de hierboven - zakelijk -weergegeven behandelwijze nooit heeft verricht.
Het hof stelt vast dat de aan de onderhavige zaak gerelateerde strafzaken - waarvoor de verdachte reeds in eerste aanleg is veroordeeld - betrekking hebben op door de verdachte gepleegde ontuchtige handelingen. Geen van de aangeefsters in die zaken spreekt echter over het seksueel binnendringen van hun lichaam door de verdachte.
Het dossier biedt in dit verband verder slechts het verhoor van de getuige X, die heeft verklaard dat de aangeefster tegen haar heeft gezegd dat zij in het kader van de behandeling door de fysiotherapeut haar vingers in haar vagina moest brengen. Dat de aangeefster ook heeft gezegd dat de verdachte zijn vingers in haar schede heeft gebracht, verklaart deze getuige niet en in zoverre biedt deze verklaring dan ook geen (steun)bewijs voor het tenlastegelegde.
Het hof stelt vast dat de aangifte haaks staat op de verklaring van de verdachte waar het gaat om het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster. Nu als overwogen ook de overige verklaringen die zich in het dossier bevinden onvoldoende steun bieden voor het verwijt dat de verdachte seksueel bij de aangeefster is binnengedrongen, kan - naar het oordeel van het hof - niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat hij het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Het hof zal de verdachte van alle onder 1 tenlastegelegde varianten vrijspreken.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft aangeefster zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte - naar het hof aanneemt - onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 750,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte terzake van het onder 1 tenlastegelegde geheel wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van de als gevolg daarvan geleden schade.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Ook voor een schadevergoedingsmaatregel bestaat, gelet op de vrijspraak, geen grond.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Kramer,
mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. E.C.C. Punselie, in bijzijn van de griffier mr. W.S. Korteling.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 mei 2008.