ECLI:NL:GHSGR:2008:BD0877

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200399407
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met excessief geweld in eigen woning en poging tot diefstal met valse sleutel

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. De verdachte heeft een bekende met excessief geweld om het leven gebracht in haar eigen woning. Het slachtoffer is met een mes of ander scherp voorwerp meerdere keren in de hals, nek en bovenlichaam gestoken, waarna de verdachte haar met een zwaar voorwerp op het hoofd heeft geslagen. De doodsoorzaak is vastgesteld als gevolg van de steekwonden in de hals en nek. Na de daad heeft de verdachte de woning verlaten met de pinpas en sieraden van het slachtoffer, en heeft hij geprobeerd geld van de rekening van het slachtoffer te halen met de gestolen pinpas. Een maand voor de fatale gebeurtenis had de verdachte zich ook al schuldig gemaakt aan diefstallen en een poging daartoe. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren en heeft ter beschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het gevaar van recidive. De verdachte had eerder al een geweldsmisdrijf gepleegd en de proeftijd van die veroordeling was nog niet verstreken. Het hof heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, en heeft geoordeeld dat behandeling noodzakelijk is.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003994-07
Parketnummer(s): 09-753440-06 en 09-037516-04 (TUL)
Datum uitspraak: 29 april 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 juli 2007 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
[geboren te op],
[detentieadres].
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 11 december 2007, 5 februari 2008 en 15 april 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van voorarrest, en is gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd. Omtrent het beslag en de vordering tenuitvoerlegging is beslist als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, te weten moord en gekwalificeerde doodslag
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan - voor wat betreft het tenlastegelegde onder 1 primair overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is onvoldoende vast komen te staan dat de verdachte de doodslag heeft gepleegd teneinde de diefstal van de pinpas en sieraden voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken dan wel teneinde deze diefstal te verhelen.
6. Weergave van de feiten en omstandigheden
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting gaat het hof uit van het navolgende.
6.1 Aantreffen slachtoffer
Op 26 mei 2006 omstreeks 18.28 uur gaan twee verbalisanten, naar aanleiding van een telefonische melding naar de woning van [slachtoffer] (verder te noemen [slachtoffer]) op de [A-straat] te [A-plaats].
De verbalisanten forceren de voordeur van de woning. Bij het betreden van de woning zien de verbalisanten onder de bank een plas, gelijkend op bloed, liggen. Tevens zien zij spetters, gelijkend op bloedspetters, op de muur en spiegel boven de bank. Eén van de verbalisanten voelt aan het been, dat onder een deken op de bank uitsteekt, en voelt dat het been koud en stijf is. De verbalisanten hebben hierop de woning verlaten en de komst van de technische dienst afgewacht.1
6.2 Doodsoorzaak
Uit de voorlopige samenvatting sectie NFI-pathologie, bevestigd in het obductie verslag2, komt naar voren dat in het borstgedeelte en in de hals en nek van het slachtoffer [slachtoffer] meerdere steekverwondingen zijn aangetroffen. Het lijkt aannemelijk dat de letsels in het borstgedeelte zijn opgelopen bij een zeer lage bloeddruk ofwel na de dood. De letsels in de hals en nek, onder andere beschadiging van de linker inwendige halsader, zijn bij leven opgelopen. Deze verwondingen wijzen op meerdere steken, toegebracht met één of meer lange, smalle voorwerpen.
Verspreid over de hoofdhuid van het slachtoffer, vooral links, zijn wonden zichtbaar. De letsels wijzen op inwerking van uitwendig mechanisch, botsend geweld zoals kan worden opgeleverd door meermalen tegen het hoofd geslagen worden met één of meer harde voorwerpen. Mede gezien de geringe bloeding rond de letsels in het borstgedeelte en op het achterhoofd kan aangenomen worden dat de steekwonden in de hals en nek eerder dan de verwondingen in het borstgedeelte en op het achterhoofd zijn opgelopen en ten aanzien van het intreden van de dood van doorslaggevende betekenis geweest zijn.
6.3 Technisch onderzoek
Technisch onderzoek ter plaatse3 heeft -zakelijk weergegeven- onder meer het volgende opgeleverd:
1. Er werd, behoudens de schade die was veroorzaakt met de door de plaatselijke politie gebruikte sloopbeitel, geen braakschade aan de benedenverdieping van de woning geconstateerd. De ramen en de deuren van de benedenverdieping en garage waren slotvast afgesloten;
2. Behoudens de situatie op en rondom de bank waar het slachtoffer werd aangetroffen oogde de benedenverdieping ordelijk en netjes;
3. De telefoonstekker was uit de wandcontactdoos. Gelet op de beschadiging aan de telefoonstekker was deze waarschijnlijk met kracht cq geweld uit de wandaansluiting getrokken. De linkerhand van het slachtoffer lag op de telefoon. De middelvinger was dik en blauw van kleur. Bij een nader onderzoek bleek dat er vermoedelijk met een voorwerp op de vinger was geslagen.
4. Gelet op het sporenbeeld en de afwezigheid van andere latente bloedsporen, hebben de gewelddadigheden zich beperkt op en rondom de bank waar het slachtoffer werd aangetroffen.
5. Gelet op het druppelspoor op de vloer, het bloedspoor op de laars en het bloedspatten patroon op de muur, is het aannemelijk dat het slachtoffer de verwondingen heeft opgelopen terwijl zij op de bank zat.
Op de salontafel voor de bank waarop het slachtoffer is aangetroffen stond onder andere een wijnglas. Op het stenen openhaard plateau rechts van de bank waarop het slachtoffer is aangetroffen, lag een Tv-gids, deze was opengeslagen op dinsdag 23 mei.4
In de berging van het slachtoffer is in een krat één leeg Heineken bierflesje aangetroffen.5 Op het bierflesje zijn twee sporen aangetroffen. Het bloedspoor op het etiket van het bierflesje is met zeer grote waarschijnlijkheid afkomstig van het slachtoffer [slachtoffer]6 en het spoor aangetroffen op de hals van het bierflesje kan afkomstig zijn van de verdachte7. In de keuken werd op het aanrechtblad een kroondop voorzien van de opdruk "Heineken" aangetroffen.8
6.4 Periode waarin [slachtoffer] is gedood
[slachtoffer] heeft op 23 mei 2006 om 13.46 uur bij Big Boss een pintransactie verricht. Dit is de laatste geslaagde pintransactie met haar pinpas.9
Haar levenloze lichaam wordt op 26 mei 2006 omstreeks 18.28 uur aangetroffen op de bank in haar woonkamer.10
Haar vriendin [getuige 1] heeft op 23 mei 2006 telefonisch contact gehad met het slachtoffer. Blijkens opgevraagde telecom gegevens is dit telefoongesprek om 21.55 uur geëindigd.11 [slachtoffer] zei tegen [getuige 1]: "Oh er wordt gebeld. Degene waarvan ik denk dat hij mijn portemonnee heeft gestolen staat voor de deur. Ik ga wel even kijken of hij het echt is." Hierop werd het gesprek afgesloten en werd er opgehangen.12 Om 22.09 uur is er door de vriend van [slachtoffer] gebeld naar haar telefoonnummer. Er is een telefonisch contact geweest van 76 seconden. Niet duidelijk is of er ook een gesprek tussen beiden heeft plaatsgevonden.13 Na dit contact is de telefoon niet meer beantwoord. Tevens hebben er geen uitgaande gesprekken meer plaatsgevonden.14
Het slachtoffer had op 24 mei 2006 om 08.00 uur een afspraak om haar bloed te laten prikken15, zij is op deze afspraak echter niet verschenen.16
6.5 Activiteiten van de verdachte
Tijdpad april 2006
Op 24 april 2006 is de verdachte vanaf omstreeks 16.00 uur tot na middernacht bij [slachtoffer] op visite geweest.17
Op 25 april 2006 12.29 uur heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal van haar portemonnee met daarin haar bankpas, ziekenfondspas en OV-jaarkaart tussen 24 april 2006 te 14.30 uur en 25 april 2006 te 10.30 uur. Deze portemonnee zat in haar tas die zij op de bank in haar woonkamer had gelegd. Zij noemt de naam van de verdachte als de persoon die haar portemonnee moet hebben weggenomen. Zij heeft op 25 april 2006 geen pintransacties verricht.18
Op 25 april 2006 wordt er 's ochtends om 09.32 uur bij de giromaat [B-hof] in [A-plaats] met de bankpas van [slachtoffer] een opvraag van het saldo gedaan en vervolgens een bedrag van € 1.000,- opgenomen.19 Uitbetaling vond plaats in 19 briefjes van € 50,- en enkele kleinere coupures, dan wel in 20 briefjes van € 50,-.20 Een half uur later, om 09.55 uur, wordt bij dezelfde pinautomaat nogmaals met de bankpas van [slachtoffer] een opvraag van het saldo gedaan. Opnieuw wordt getracht een bedrag van € 1.000,- op te nemen. De opname wordt echter niet geautoriseerd omdat met de eerdere opname van € 1.000,- reeds de daglimiet was bereikt.21
Die middag om 14.33 en 14.34 uur wordt bij de C1000 in winkelcentrum [B-hof] met dezelfde bankpas tweemaal geprobeerd te pinnen om een bedrag van € 144,76 aan boodschappen af te rekenen.22 De caissière van C1000, mevrouw [getuige 2] aan wier kassa deze mislukte pintransacties hebben plaatsgevonden, herkent de verdachte van een foto als degene die een keer heeft geprobeerd te pinnen voor een dergelijk bedrag hetgeen niet lukte.23 Zij weet zich eveneens te herinneren dat de verdachte vervolgens met drie briefjes van € 50,- heeft betaald. Zij zag daarbij dat de verdachte in zijn portemonnee veel briefjes van € 50,- had zitten. Zij verklaart dat de verdachte die dag onder andere een oranje baseballpetje en bier kocht.24 Zij heeft de verdachte mede herkend omdat hij een petje had gekocht en dit haar was opgevallen.25
De betaaltransacties bij de C 1000 werden niet geautoriseerd omdat de pas inmiddels geblokkeerd was.26
De huisgenoot van de verdachte, [getuige 3], heeft van de verdachte € 600,- aan achterstallige huur ontvangen in briefjes van € 50,-. Hij ontving dat geld op dezelfde dag waarop de verdachte met een volle winkelwagen aan boodschappen naar huis kwam. Hij zag op de bijbehorende kassabon dat het om boodschappen ging ter waarde van € 144,-. Dit was de enige keer dat de verdachte volgens [getuige 3] zoveel boodschappen kocht. De verdachte had toen veel vlees, kattenvoer, kaas en mayonaise gekocht.27
Blijkens de kassabon behorende bij de mislukte pintransacties28 zijn onder andere een oranje baseballpetje, bier, veel vlees, kattenvoer, kaas en mayonaise gekocht.
Tijdpad mei 2006
Op 23 mei 2006 is de verdachte rond 21.00 uur in de woning van [getuige 3] aanwezig.29 Omstreeks 22.30 uur verlaat hij de woning om, zo vertelt hij tegen [getuige 4], nog een klusje te doen. Dit verbaast haar op dat moment, gelet op het tijdstip dat hij de woning verlaat. De verdachte neemt bij zijn vertrek een opgerolde plastic tas met inhoud mee. [getuige 4] vertrekt even later samen met [getuige 3] naar haar woning om daar de nacht door te brengen. Volgens de verklaring van [getuige 4], is [getuige 3] de volgende dag, 24 mei 2006, omstreeks 13.00 uur bij haar weggegaan.30 Ook [getuige 3] heeft verklaard dat de verdachte omstreeks 22.30 uur de woning heeft verlaten en dat hij daarna zelf met [getuige 4] zijn woning heeft verlaten. Op 24 mei 2006 rond 13.00 uur is hij volgens zijn eigen verklaring weer weggegaan bij de woning van [getuige 4].31 Later heeft [getuige 3] verklaard dat de verdachte op 23 mei 2006, achteraf beredeneerd, omstreeks 22.30 moet zijn vertrokken, maar dat dit echter ook een half uur eerder of later kan zijn geweest.32
Op 24 mei 2006 vanaf 12.19 uur worden bij de giromaat [B-hof] in [A-plaats] op verschillende tijdstippen een drietal pogingen ondernomen om met de pinpas van [slachtoffer] transacties te verrichten. Het opvragen van het saldo wordt echter geweigerd vanwege een onjuiste pincode. De verdachte verricht bij deze giromaat, 40 seconden na de laatste mislukte transactie met de pinpas van [slachtoffer], een transactie met zijn eigen pinpas. De opname van € 20,- mislukt echter vanwege een saldotekort.33
Wanneer de verdachte wordt gehoord over de bovengenoemde pintransacties en wordt geconfronteerd met de foto's van de videoprinten van de beveiliging van de [B-hof] van 24 mei 2006, herkent hij zichzelf op de foto's.34
Tijdens de doorzoeking van de woning van [slachtoffer] werd haar handtas niet in de woning aangetroffen.35
6.6 Sieraden in Rotterdam aangeboden
Op 27 mei gaat de verdachte samen met [getuige 6] naar Cash Converters op de [B-straat] in [B-plaats] om sieraden te verkopen.36 Een dag hiervoor heeft de verdachte [getuige 6] gevraagd hem te helpen bij het verkopen van die sieraden en hem gevraagd deze sieraden te bewaren. Hij mocht echter niet over de sieraden praten, want anders kon het hem zijn kop kosten. Als bij Cash Converters blijkt dat de sieraden niets waard zijn, wordt de verdachte woest.37
Bij de Cash Converters worden door verdachte en [getuige 6] de sieraden aangeboden in een doosje van Swarovski met een doorzichtige bovenkant, met daarop het logo en de naam van deze firma. Twee horloges, waaronder een Seiko horloge, worden achtergelaten door de mannen wanneer zij de Cash Converters verlaten. Deze horloges zijn door de bedrijfsleidster aan de recherche overhandigd. 38 39
Na het tonen van de beide horloges aan de juwelier [getuige 11], verklaart deze dat gelet op de in het horloge aanwezige batterij en de aan haar getoonde foto's, met name het Seiko horloge zeer goed een horloge van Jolanda zou kunnen zijn.40
Bij doorzoeking van het verblijfadres van de verdachte op 30 mei 2006 is in een kast in de tuin een doosje met een doorzichtige bovenkant met daarop het logo en de naam Swarovski gevonden. Daarin bevond zich een registratieformulier, waarop aan de achterzijde was vermeld: [getuige 8], [A-straat], [A-plaats]. 41 [getuige 8] is een vroegere relatie van het [slachtoffer], die met haar aan het [A-straat] heeft samengewoond.42
Op 30 mei 2006 wordt de verdachte door de politie geobserveerd. Er wordt dan door de politie waargenomen dat de verdachte op een houten brug, gelegen aan het Margrietveld te [A-plaats], staat en iets in het water gooit.43 Nadat er in het water een onderzoek is ingesteld, wordt door één van de duikers op de bodem van de sloot een garantieboekje van Seiko aangetroffen. Volgens de duiker lag het boekje nog niet zo lang in het water, omdat er nog weinig slootvuil op terecht was gekomen. Aan het Margrietveld bevinden zich drie houten bruggetjes; het garantiebewijs wordt op 10 meter ten oosten van het tweede bruggetje gevonden.44 Het Seiko horloge dat de verdachte en [getuige 6] hebben achtergelaten, heeft een gelijk serienummer als het serienummer dat staat vermeld op het Seiko garantiebewijs dat is aangetroffen in de sloot.45
Op 30 mei 2006 meldt de huisgenoot van de verdachte, [getuige 3], zich bij de politie, vanwege de vondst van sieraden in de toiletpot in zijn woning. Hij verklaart de sieraden te hebben gevonden toen hij naar het toilet ging en meldt daarbij dat de verdachte vlak voor hem naar het toilet was geweest.46
De sieraden worden later aan [getuige 9] getoond, de vriend van [slachtoffer]. Hij herkent een groot deel van de getoonde sieraden als de sieraden van [slachtoffer].47
7. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren en dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd.
8. Standpunt van de verdachte en de verdediging
De verdachte heeft zowel bij de politie als bij de
rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep ontkend dat hij het slachtoffer heeft gedood.
De raadsman van de verdachte heeft overeenkomstig zijn pleitnota verweer gevoerd. Hij heeft met name vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van de getuigen [getuige 3] en [getuige 6] en aannames zoals door de rechtbank in haar bewijsoverwegingen vermeld.
9. Het oordeel van het hof
Ten aanzien van het onder 3,4 en 5 tenlastelegelegde:
Op grond van hetgeen is vermeld onder 6.5. met betrekking tot 24 en 25 april 2006 acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 (diefstal portemonnee en pinpas), 4 (diefstal van geld met de gestolen pinpas) en 5 (poging tot diefstal van geld met de gestolen pinpas) tenlastegelegde heeft begaan.
Getuige [getuige 2]
De verdachte had blijkens de getuigenverklaring van [getuige 2] korte tijd na de vermissing de beschikking over de pinpas en over briefjes van 50 euro en heeft hiervoor geen afdoende verklaring gegeven.
Het hof ziet gelet op de gemotiveerde en gedetailleerde verklaring van [getuige 2] geen reden te twijfelen aan het waarheidsgehalte van deze verklaring. Bovendien wordt deze op onderdelen bevestigd door de verklaring van [getuige 3], de huisgenoot van de verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Op grond van hetgeen is vermeld onder 6.5. met betrekking tot 24 mei 2006 in samenhang met hetgeen onder 6.5 overigens is vermeld omtrent verdachtes pingedrag acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 (poging diefstal met een valse sleutel) tenlastegelegde heeft begaan. Nu de verdachte telkenmale alvorens een geldopname bij een geldautomaat te doen, het saldo opvraagt van de betreffende rekening, is het hof van oordeel dat het opvragen van het saldo in dit geval een uitvoeringshandeling is die naar haar uiterlijke verschijningsvorm gericht is op voltooiing van het misdrijf diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik brengt door middel van een valse sleutel.
De verklaring van de verdachte dat hij op verzoek van [getuige 3] het saldo van diens rekening ging bekijken en in de veronderstelling verkeerde dat hij gebruik maakte van de pinpas van [getuige 3] acht het hof niet geloofwaardig.
Het hof heeft mede gelet op de verklaring van [getuige 4] daaromtrent en de politiemutatie met betrekking tot overlast in de woning van [getuige 4]48 geen reden te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verklaring van [getuige 3] dat hij de avond van 23 mei 2006 thuis heeft doorgebracht en de nacht van 23 op 24 mei 2006 heeft doorgebracht bij [getuige 4] en op 24 mei 2006 omstreeks 13.00 uur thuis kwam waarbij hij de verdachte niet aantrof.49
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde:
Het hof acht op grond van hetgeen onder 6 is vermeld en onderstaande feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien boven redelijke twijfel verheven dat de verdachte in de periode van 23 mei 2006 te 22.00 uur en 24 mei 2006 te 8.00 uur althans voor 12.19 uur [slachtoffer] heeft gedood.
Bovendien heeft hij in die periode althans voor 24 mei 2006 te 12.19 uur haar pinpas gestolen.
De verdachte heeft in de loop van de avond van 23 mei 2006 de woning van hem en zijn huisgenoot [getuige 3] verlaten om een klusje te doen (zie 6.5).
[slachtoffer] heeft die avond omstreeks 21.55 uur tegen [getuige 1] verklaard dat degene van wie zij denkt dat hij haar portemonnee heeft gestolen voor de deur staat. Zij gaat wel even kijken of hij het echt is. Deze mededeling had kennelijk betrekking op de diefstal van haar portemonnee op 24 of 25 april 2006 (zie 6.4 en 6.5).
De verdachte heeft in een laat stadium, ook ter zitting in hoger beroep, verklaard dat hij op 23 mei 2006 in de avond bij [slachtoffer] is geweest.50
De verklaring van de verdachte dat hij aldaar kort met [getuige 3] is geweest en dat hij [getuige 3] daar heeft achtergelaten, acht het hof niet geloofwaardig.
Het hof heeft daarbij, mede gelet op de verklaring van [getuige 4] daaromtrent en de politiemutatie met betrekking tot overlast in de woning van [getuige 4], geen reden te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verklaring van [getuige 3] dat hij de avond van 23 mei thuis en de nacht van 23 op 24 mei 2006 bij [getuige 4] heeft doorgebracht.
Technisch onderzoek (zie 6.3) heeft uitgewezen dat in de woning van [slachtoffer] geen braakschade was en dat behoudens de situatie op en rondom de bank de benedenverdieping ordelijk en netjes oogde. Er stond een wijnglas op tafel en op een bierflesje in een krat in de berging van [slachtoffer] is een bloedspoor aangetroffen dat met zeer grote waarschijnlijkheid afkomstig is van [slachtoffer] en een spoor op de hals van het bierflesje dat afkomstig kan zijn van de verdachte. Een kroondop van een flesje Heineken bier lag op het aanrecht. Bij zijn verhoor op 8 juni heeft de verdachte verklaard dat hij bij een bezoek aan [slachtoffer] bier, dat zij haalde uit de schuur, heeft gedronken.51 Na 22.09 uur of 21.55 uur is de telefoon niet meer beantwoord en is er niet meer uitgebeld.
[slachtoffer] werd aangetroffen met haar hand op de telefoon; gelet op de beschadiging aan de telefoonstekker en de verwonding aan haar vinger was deze waarschijnlijk met kracht dan wel geweld uit de wandaansluiting getrokken.
Op 24 mei 2006 vanaf 12.19 uur heeft de verdachte gebruik gemaakt van de pinpas van [slachtoffer] (zie 6.5.) en op 27 mei 2006 had de verdachte de beschikking over sieraden afkomstig van [slachtoffer] (zie 6.6)
Uit het bovenstaande leidt het hof af dat [slachtoffer] de verdachte de avond van 23 mei 2006 heeft binnengelaten en dat de verdachte die avond de enige bezoeker van [slachtoffer] is geweest. Verder dat hij haar heeft verhinderd haar telefoon te gebruiken.
Na haar gedood te hebben heeft hij de woning verlaten met in ieder geval haar pinpas en sieraden. Daarbij betrekt het hof uitdrukkelijk dat de verdachte nadat het slachtoffer al moet zijn overleden de pinpas van het slachtoffer heeft gebruikt - de anders luidende verklaring van de verdachte daaromtrent acht het hof zoals reeds overwogen niet geloofwaardig - en dat de verdachte korte tijd na 24 mei 2006 de beschikking had over haar sieraden met toebehoren en bij het inruilen of wegwerken daarvan [getuige 6] heeft betrokken (zie 6.6).
De andersluidende verklaring daaromtrent van de verdachte acht het hof evenmin geloofwaardig. Met name is geenszins aannemelijk geworden dat [getuige 6] uit eigen beweging de beschikking had over de sieraden, gelet op zijn eigen verklaring en de verklaring van [getuige 10].52 De observatie op 30 mei 2006 spreekt voor zich en het weggooien van het garantiebewijs (zie 6.6) bevestigt dat de verdachte in ieder geval beschikking had over een garantiebewijs met betrekking tot een Seiko horloge dat bij Cash Converters was achtergelaten.
Hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht omtrent mogelijke andere verdachten is uit onderzoek van de politie niet gebleken.
10. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
11. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde:
doodslag;
ten aanzien van het onder 2 primair en 5 bewezenverklaarde:
poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
diefstal;
ten aanzien van het onder 4 primair bewezenverklaarde:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
12. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
13. Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, door een bekende van hem met excessief geweld in haar eigen woning om het leven te brengen. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes of ander scherp voorwerp vele malen in de hals, nek en haar bovenlichaam gestoken, waarna hij haar met een zwaar en/of hard voorwerp op het hoofd heeft geslagen. Het slachtoffer is met name aan de gevolgen van de steken in de hals en nek overleden. De verdachte heeft vervolgens de woning verlaten en daarbij haar pinpas en sieraden meegenomen. Met die gestolen pinpas heeft de verdachte diverse malen getracht geld van de rekening van het slachtoffer te halen.
Een maand voor de gewelddadige dood van het slachtoffer had de verdachte zich ook al schuldig gemaakt aan diefstallen en een poging daartoe, door bij een bezoek aan eerdergenoemd slachtoffer, haar portemonnee met daarin in ieder geval haar pinpas weg te nemen en vervolgens met de pinpas en de pincode een bedrag van € 1.000,- van de rekening van het slachtoffer te halen en te trachten daarmee in een supermarkt te betalen.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer in haar eigen huis, waar zij zich bij uitstek veilig mocht voelen, heeft gedood.
De nabestaanden van het slachtoffer zullen voorts moeten leven met het nauwelijks te bevatten feit dat het slachtoffer op deze gruwelijke wijze is gedood. Uit hetgeen ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep door de zus van het slachtoffer naar voren is gebracht, blijkt van het verdriet dat zij hebben en de grote impact die dit op hun leven heeft. De moeder van het slachtoffer is een jaar na het overlijden van haar dochter overleden en blijkens de slachtofferverklaring van eerdergenoemde zus heeft het hele proces rondom de dood van haar dochter de gezondheidstoestand van haar moeder geen goed gedaan.
Een feit als het onderhavige draagt ook een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 maart 2008, reeds voor het plegen van feit 1 is veroordeeld tot gevangenisstraf voor het plegen van een geweldsmisdrijf, en dat de proeftijd van die veroordeling nog niet was verstreken toen verdachte de onderhavige feiten pleegde.
Het hof is derhalve van oordeel dat op dergelijke ernstige feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Wel houdt het hof rekening met de bewezenverklaring van feit 1 die afwijkt van die van de rechtbank, hetgeen leidt tot een lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd; ook acht het hof, gelet op de onderstaande motivering met betrekking tot de op te leggen maatregel, de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Overwegingen met betrekking tot de op te leggen maatregel
De rechtbank heeft na een daartoe strekkende vordering van de officier van justitie de verdachte veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.
Het hof is van oordeel dat er bij de verdachte ten tijde van het tenlastgelegde feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogen - een persoonlijkheidsstoornis - als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht en dat op grond daarvan het onder 1 bewezenverklaarde feit aan de verdachte verminderd kan worden toegerekend.
Het hof heeft hierbij gelet op het volgende en overweegt daartoe als na te melden.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 maart 2008, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van geweldsmisdrijven.
De rapportages van het Pieter Baancentrum d.d. 1 mei 2007 in samenhang met de eerdere rapportages van psycholoog J. Schrijer d.d. 30 september 2004 en psychiater B.A. Blansjaar d.d. 7 september 2004 alsmede de rapportage van psycho-medisch centrum Parnassia d.d. 8 oktober 2004 en van psychiater B.A. Blansjaar d.d. 9 oktober 2006.
Het Pieter Baan Centrum heeft een persoonlijkheidsstoornis - gemengde persoonlijkheidsstoornis met hoofdzakelijk narcistische, afhankelijke en borderline kenmerken met daarbij een alcoholafhankelijkheid - vastgesteld en heeft door de proceshouding van de verdachte niet kunnen rapporteren over een mogelijk verband tussen de stoornis en het onder 1 tenlastegelegde, indien bewezen.
In het PBC rapport wordt de verdachte beschouwd als een "identiteitsloos in psychische zin ernstig gehandicapt in het leven staande man die naast in het rapport genoemde beperkingen voortdurend te kampen heeft met een diepe innerlijke woede, die deels met alcohol wordt gedempt, deels wordt afgeweerd en aldus gestapeld raakt".
Het hof ziet in de documentatie, de ernst van de bewezenverklaarde doodslag en de rapportages een neerwaartse spiraal in het leven van de verdachte en komt tot de volgende conclusie.
De persoonlijkheidsstoornis waarvoor in 2004 al aanwijzingen bestonden (rapport Blansjaar en het voorlichtingsrapport van Parnassia) heeft zich in 2006 tot een volledige stoornis ontwikkeld (PBC rapportage). Waar de rapporteurs van het PBC stellen door de proceshouding van de verdachte geen uitspraak te kunnen doen over een verband tussen stoornis en het tenlastegelegde feit 1 stelt het hof vast - de doodslag bewezen achtend - dat hiertussen tenminste een gedeeltelijk verband bestaat. Uit met name het grove geweld waarmee de doodslag op [slachtoffer] door verdachte is uitgevoerd, leidt het hof af dat bij deze doodslag de in het PBC rapport genoemde innerlijke woede een rol heeft gespeeld. Het hof acht gevaar van recidive van geweldsmisdrijven aanwezig.
Een behandeling van de verdachte voordat de verdachte weer terug kan keren in de maatschappij is dan ook noodzakelijk.
Het hof is gelet op het bovenstaande van oordeel dat naast voornoemde gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging aan de verdachte dient te worden opgelegd.
De maatregel wordt gegrond op het onder 1 bewezenverklaarde misdrijf, dat behoort tot de misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. De ernst van de bewezenverklaarde doodslag, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, mede gelet op het gevaar van herhaling, vereisen oplegging van deze maatregel.
14. Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 4, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 zullen worden teruggeven aan de verdachte en dat de onder 2, 3, 5, 6, 7 en 8 genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen genummerd 1, 4, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen zal het hof de teruggave gelasten aan verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen genummerd 2, 3, 6, 7 en 8 zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen zal het hof de teruggave gelasten aan de erven van [slachtoffer].
Het onder 5 vermelde voorwerp (een Heineken bierfles) beschouwt het hof als een stuk van overtuiging.
15. Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Gravenhage van 1 november 2004 onder parketnummer 09-037516-04 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
16. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 37, 37a, 45, 57(oud), 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de teruggave van de voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1, 4, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 aan verdachte.
Gelast de teruggave van de voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 2, 3, 6, 7 en 8 aan de erven van [slachtoffer].
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Gravenhage van 1 november 2004 onder parketnummer 09-037516-04 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein, mr. A.J.M. Kaptein en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. P. Melis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 april 2008.
1 Zie het proces-verbaal van bevindingen van de politie Hollands-Midden, d.d. 15 juni 2006, nr. PL1609/06-730184, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar P.M. Demmink, subdossier H1, p. 963 en het proces-verbaal van bevindingen van de politie Hollands-Midden, d.d. 26 mei 2006 2006, nr. PL1621/06-101318, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren E.B. Kloren en J. Kulker, subdossier H 2.1, p. 966-968.
2 Zie de Voorlopige samenvatting sectie NFI-pathologie nr. 06-196, d.d. 28 mei 2006 betreffende [slachtoffer], opgemaakt door G. van Ingen, patholoog-anotoom, bijlage bij subdossier H 3.3, p. 974 en Rapportage van de pathaloog-anatoom G. van Ingen d.d. 22 september 2006.
3 Zie het als bijlage 1 bij het relaas proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek gevoegd proces-verbaal betreffende sporenonderzoek in de woning en aan het slachtoffer op de [A-straat] te [A-plaats] van de politie Hollands-Midden, d.d. 6 oktober 2006, nr. PL1609/06-730019, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren P.C. de Wagenaar en E. Janssen, subdossier TR 3, p. 3069-3089.
4 Zie het in noot 3 genoemde proces-verbaal, p. 3071.
5 Zie het als bijlage 2 bij het relaas proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek gevoegd proces-verbaal betreffende sporenonderzoek in de overige ruimten van de woning van het slachtoffer op de [A-straat] te [A-plaats] van de politie Hollands-Midden, d.d. 4 juli 2006, nr. PL1609/06-730019, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J. Reinders en F.P.M. van Vliet, subdossier TR 3, p. 3213-3214.
6 Zie het als bijlage 17 bij het relaas proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek gevoegd deskundigerapport van het NFI, d.d. 11 oktober 2006, inhoudende het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [A-plaats] op 26 mei 2006, opgemaakt en ondertekend door R.J. Bink, subdossier TR 3, p. 3326-3333.
7 Zie het als bijlage 15 bij het relaas proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek gevoegd deskundigerapport van het NFI, d.d. 22 september 2006, inhoudende het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [A-plaats] op 26 mei 2006, opgemaakt en ondertekend door R.J. Bink, subdossier TR 3, p. 3315-3323.
8 Zie het relaas proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek van de politie Hollands-Midden, d.d. 22 oktober 2006, nr. PL1609/06-730019, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren N.G.Th. Westland en H. Groenenwegen, subdossier TR 3, p. 3058.
9 Zie het raam proces-verbaal financieel onderzoek met bijlagen van de politie Hollands-Midden, d.d. 26 juni 2005 (het hof begrijpt: 2006), opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar C.J. Zijm, subdossier FER, p. 1651.
10 Zie het proces-verbaal van bevindingen van de politie Hollands-Midden, d.d. 26 mei 2006, nr. PL1621/06-101318, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren E.B. Kloren en J. Kulker, subdossier H 2.1, p. 966-968.
11 Zie het proces-verbaal van bevindingen laatste telefoongesprekken gevoerd via nummer [vaste telefoon] en nummer [mobiele telefoon], d.d. 7 juni 2006, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R.J.M. de Graaf, subdossier TE 1, p. 1394-1396.
12 Zie het als bijlage 23 bij het proces-verbaal Relatieonderzoek Slachtoffer gevoegd proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] van de politie Hollands-Midden, d.d. 29 mei 2006, nr. PL1609/06-730057, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R.C. Oosterveld en M. Meijers, subdossier A 2.1, p. 327-329.
13 Zie het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de telefoonhistorie van het slachtoffer [slachtoffer] d.d. 23 mei van de politie Hollands-Midden, d.d. 5 oktober 2006, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar Z.W.P. Wenteler, subdossier DI 7.2, p. 2597-2598 en het proces-verbaal van bevindingen van de politie Hollands-Midden, d.d. 6 oktober 2006, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren A.J. De Bont en S. Geerling, subdossier DI 7.3, p. 2599-2600.
14 Zie het in noot 11 genoemde proces-verbaal.
15 Zie het in noot 12 genoemde proces-verbaal, p. 328 en het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van de politie Hollands-Midden, d.d. 13 juni 2006, nr. PL1609/06-730182, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren A.H. de Bont en P.P. Postma, subdossier DI 1.9.1, p. 1503-1504 en 1505.
16 Zie het proces-verbaal van bevindingen met bijlage van de politie Hollands-Midden, d.d. 4 juni 2006, nr. PL1609/06-730122, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar Z.W.P. Wenteler, subdossier DI 1.8, p. 1499-1502.
17 Zie het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van de politie [A-plaats], d.d. 25 april 2006, nr. PL1622/06-079222, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar J. Kijk in de Vegte, subdossier Z 1, p. 1920-1922.
18 Zie het in nooit 16 genoemde proces-verbaal.
19 Zie het als bijlage 1 bij het raam proces-verbaal financieel onderzoek gevoegd proces-verbaal van bevindingen financieel onderzoek [slachtoffer] van de politie Hollands-Midden, d.d. 13 juni 2006, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar C.J. Zijm, subdossier FER, p. 1656.
20 Zie het als bijlage 16 bij het raam proces-verbaal financieel onderzoek gevoegd proces-verbaal van bevindingen van de politie Hollands-Midden, d.d. 9 juni 2006, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar C.J. Zijm, subdossier FER, p. 1898.
21 Zie het in noot 19 genoemd proces-verbaal, p. 1656.
22 Zie het in noot 19 genoemd proces-verbaal, p. 1656.
23 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] met bijlagen van de politie Hollands-Midden, d.d. 3 juni 2006, nr. PL1609/06-730114, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar P.M. Demmink, subdossier Z 4.2, p. 1939 en 1942.
24 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van de politie Hollands-Midden, d.d. 2 juni 2006, nr. PL1609/06-730112, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S.M. Profijt en S. Wolters, subdossier Z 4.1, p. 1932-1936.
25 Zie het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de raadsheer-commissaris d.d. 23 januari 2008.
26 Zie het in noot 19 genoemde proces-verbaal.
27 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van de politie Hollands-Midden, d.d. 3 juni 2006, nr. PL1609/06-730098, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S.M. Profijt en P.M. Demmink, subdossier G 1, p. 695-696.
28 Zie de bijlage behorende bij het in noot 23 genoemde proces-verbaal, p. 1940-1941.
29 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] van de politie Hollands-Midden, d.d. 1 juni 2006, nr. PL1609/06-730100, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J.E.J. Overberg en G.W. Knipscheer, subdossier G 1, p. 703-704.
30 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] van de politie Hollands-Midden, d.d. 5 juni 2006, nr. PL1609/06-730091, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J.E.J. Overberg en G.W. Knipscheer, subdossier G1, p. 665 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] bij de raadsheer-commissaris d.d. 8 januari 2008.
31 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van de politie Hollands-Midden, d.d. 30 mei 2006, nr. PL1609/06-730070, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren M. Oostrum en R.J.M. de Graaf, subdossier G 1, p. 673 en het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] bij de raadsheer-commissaris d.d. 8 januari 2008.
32 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van de politie Hollands-Midden, d.d. 20 juni 2006, nr. PL1609/06-730098, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren D.J. Zonneveld en W. van den Berg, subdossier K 1, p. 1133.
33 Zie het raam proces-verbaal financieel onderzoek met bijlagen van de politie Hollands-Midden, d.d. 26 juni 2005 (het hof begrijpt: 2006), opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar C.J. Zijm, subdossier FER, p. 1651-1652.
34 Zie het proces-verbaal van verhoor van verdachte van de politie Hollands-Midden, d.d. 5 juni 2006, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren A.J. De Bont en P.P. Postma, subdossier VE 3.9, p. 1039.
35 Zie het proces-verbaal van relaas van de politie Hollands-Midden, d.d. 14 augustus 2006, nr. PL1621/06-101318, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S. Geerling en M. Broer, p. 18.
36 Zie het proces-verbaal van verhoor van verdachte van de politie Hollands-Midden, d.d. 5 juni 2006, nr. PL16089/06-730089, opgemaakt en ondetekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R.C. Oosterveld en M. Meijers, subdossier VE 3.8, p. 1030.
37 Zie proces-verbaal van verhoor van [getuige 6] van de politie Hollands-Midden, d.d. 19 september 2006, nr. PL1609/06-730348, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren M. Oostrum en W. van den Berg, subdossier 12, p. 103 en proces-verbaal van bevindingen van politie Hollands-Midden, d.d. 1 februari 2008, nr. PL1609/06-730356, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R.C. Oosterveld en W. van den Berg.
38 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 7] van de politie Hollands-Midden, d.d. 20 juni 2006, nr. PL1609/06-730239, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S.M. Profijt en P.M. Demmink, subdossier G 4, p. 865.
39 Zie het proces-verbaal van bevindingen van politie Hollands-Midden, d.d. 23 juni 2006, nr. PL1609/06-730239, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren P.M. Demmink, S.M. Profijt en W. van den Berg, subdossier G 4, p. 863.
40 Zie het proces-verbaal van bevindingen van de politie Hollands-Midden, d.d. 27 juni 2006, nr. PL1609/06-730276, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren A.J. De Bont en P.P. Postma, subdossier G 4, p. 874.
41 Zie het als bijlage 10 bij het relaas proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek gevoegd proces-verbaal betreffende het technisch sporenonderzoek veiliggestelde goederen met bijlagen van de politie Hollands-Midden, d.d. 4 juli 2006, nr. PL1609/06-730019, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren F.P.M. van Vliet en J. Reinders, subdossier TR 3, p. 3294-3299.
42 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 8] van de politie Hollands-Midden, d.d. 6 juni 2006, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J.E.J. Overberg en C.W. Knipscheer, subdossier A 2.1, p. 324.
43 Zie proces-verbaal van observeren van de politie Hollands-Midden, d.d. 31 mei 2006, nr. OBS 056-2006, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R.J.M. Groenen, 58, 48, 42, 70, 55, 65, 63, 54, 56, 49 en 61, subdossier VE 5.1, 1088
44 Zie het proces-verbaal van bevindingen van de politie Hollands-Midden, d.d. 4 juni 2006, nr. PL1609/06-730113, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar Z.W.P. Wenteler, subdossier VE 5.2.1, p. 1091.
45 Zie het proces-verbaal van bevindingen van de politie Hollands-Midden, d.d. 23 juni 2006, nr. PL1609/06-730239, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren P.M. Demmink, S.M. Profijt en W. van den Berg, subdossier G 4, p. 863 in verbinding met het in noot 41 genoemde proces-verbaal p. 1091.
46 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van de politie Hollands-Midden, d.d. 30 mei 2006, nr. PL1609/06-730070, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren M. Oostrum en R.J.M. de Graaf, subdossier G 1, p. 671-672.
47 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 9] met bijlagen van de politie Hollands-Midden, d.d. 2 juni 2006, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J.E.J. Overberg en M.H. Breemer, subdossier A 2.1, p. 256-258.
48 Zie het geschrift te weten een politiemutatie 06-099610, gemuteerd op 02.03 uur 24-mei-06.
49 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van de politie Hollands-Midden, d.d. 31 mei 2006, nr. PL1609/06-730090, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S.M. Profijt en W. van den Berg, subdossier G 1, p. 678 en het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] bij de raadsheer-commissaris d.d. 8 januari 2008.
50 Zie het geschrift te weten Verklaring van [verdachte] omtrent de dood van [slachtoffer], d.d. 18 augustus 2006, subdossier VE10.2, p. 2536 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte van de politie Hollands-Midden, d.d. 27 september 2006, nr. PL1609/06-730089, opgemaakt en ondertkend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R.C. Oosterveld, subdossier VE 9.2, p. 2514-2515.
51 Zie het proces-verbaal van verhoor van verdachte van de politie Hollands-Midden, d.d. 12 juni 2006, nr. PL1609/06-730089, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar M. Meijers, subdossier VE 3.20, p. 1052.
52 Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 10] bij de raadsheer-commissaris d.d. 28 januari 2008.