ECLI:NL:GHSGR:2008:BC9716

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1858-H-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mos-Verstraten
  • A. van Leuven
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale omgangsregeling en kostenverdeling in het kader van internationale kinderontvoering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin een omgangsregeling is vastgesteld tussen de vader en de moeder van de minderjarige, geboren op 2 november 2001. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover het de omgangsregeling met de moeder en de bezoekregeling met de grootmoeder betreft. De rechtbank had eerder bepaald dat de minderjarige omgang met de moeder zal hebben in Nederland en [X] gedurende bepaalde vakantieweken, waarbij de vader de reiskosten van de moeder voor zijn rekening neemt. De vader stelt dat de regeling niet in het belang van de minderjarige is en dat hij niet in staat is om de kosten van de omgangsregeling te dragen.

Het hof overweegt dat het in het belang van de minderjarige is dat zij omgang heeft met de moeder. Het hof bevestigt dat de vader verantwoordelijk is voor de kosten van de omgangsregeling, maar dat de moeder ook enige kosten moet dragen. Het hof wijst erop dat de moeder in staat moet worden geacht om een deel van de reiskosten te betalen. De vader heeft verzocht om een aanpassing van de omgangsregeling, maar het hof oordeelt dat de regeling zoals vastgesteld door de rechtbank redelijk is. Het hof vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze de kosten van de omgangsregeling en de omgang in [Y] betreft en stelt een nieuwe regeling vast, waarbij de vader jaarlijks € 800,- aan de moeder beschikbaar stelt als tegemoetkoming in de reiskosten. Tevens wordt bepaald dat de vader tweemaal met de minderjarige haar grootmoeder in [Y] zal bezoeken.

De uitspraak benadrukt het belang van de omgang tussen de minderjarige en de moeder, evenals de verantwoordelijkheden van beide ouders in het kader van de omgangsregeling. Het hof bevestigt de noodzaak van duidelijke afspraken en communicatie tussen de ouders om de belangen van de minderjarige te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 19 maart 2008
Rekestnummer : 1858-H-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-3188
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. drs. E.J. Kim-Meijer,
tegen
de Directie Justitieel Jeugdbeleid,
Afdeling Juridische en Internationale Zaken van het Ministerie van Justitie,
belast met de taak van Centrale Autoriteit als bedoeld in artikel 4 van de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van onder andere het Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de Centrale Autoriteit,
optredend voor zichzelf en namens:
[de vrouw],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: mr. A.M.E. Giuliano.
Als informant is aangemerkt:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 27 december 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 17 december 2007.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 5, 22 en 25 februari en 4 maart 2008 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 11 februari 2008 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
De Centrale Autoriteit heeft op 26 februari 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de Centrale Autoriteit zijn bij het hof op 4 maart 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 5 maart 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn procureur en namens de Centrale Autoriteit: mr. A.M.E. Giuliano. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, de procureur van de vader onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans nog van belang, bepaald dat de hierna te noemen [minderjarige] omgang met de moeder zal hebben:
in 2008: in Nederland: gedurende één week in de meivakantie en gedurende één week in de kerstvakantie, waarbij de vader de reiskosten van de moeder voor zijn rekening neemt; in [X]: gedurende drie aaneengesloten weken in de zomervakantie, waartoe de vader de minderjarige bij de moeder in [X] brengt en haar met zich mee terugneemt naar Nederland; vanaf 2009: in Nederland: gedurende één week in de voorjaarsvakantie en gedurende één week in de kerstvakantie, waarbij de vader de reiskosten van de moeder voor zijn rekening neemt; in [X]: gedurende drie aaneengesloten weken in de zomervakantie in [X], waartoe de vader de minderjarige bij de moeder in [X] brengt en haar met zich mee terugneemt naar Nederland.
Voorts heeft de rechtbank bepaald dat eenmaal per jaar de vader met de hierna te noemen [minderjarige] haar grootmoeder in [Y] zal bezoeken en dat de moeder - zo mogelijk - de minderjarige aldaar gelijktijdig zal ontmoeten, zulks tot het twaalfde levensjaar van de minderjarige, daarna zal ook de minderjarige zelfstandig naar [Y] mogen reizen, waarbij de vader de reiskosten van hemzelf en de minderjarige voor zijn rekening neemt.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de moeder en de [minderjarige], geboren op 2 november 2001 te [X]. [de minderjarige] heeft haar gewone verblijfplaats bij de vader. Maxime heeft zowel de Nederlandse als de Ghanese nationaliteit. De vader en de moeder hebben gezamenlijk het gezag.
2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking, voor zover het de omgangsregeling met de moeder en de bezoekregeling met de grootmoeder moederszijde betreft, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen:
- dat [de minderjarige] tot en met het bereiken van haar twaalfde levensjaar, omgang met de moeder zal hebben,
in 2008: in Nederland: gedurende één week in de meivakantie en gedurende één week in de kerstvakantie, waarbij de vader de moeder eenmalig in het jaar 2008 via zijn advocaat in [X], mr. A.K. Dabi, op vertoon van een boekingsbewijs (ticket), een bedrag van € 800,- ter beschikking stelt, als tegemoetkoming in haar ticketkosten naar Nederland in 2008;
in 2008: in [X]: gedurende twee aaneengesloten weken in de zomervakantie, waartoe de vader [de minderjarige] bij de moeder in [X] brengt en haar met zich mee terugneemt naar Nederland;
vanaf 2009: in Nederland: gedurende één week in de voorjaarsvakantie en gedurende één week in de kerstvakantie, waarbij de vader de moeder eenmalig in het jaar 2009 via zijn advocaat in [X], mr. A.K. Dabi, op vertoon van het boekingsbewijs (ticket), een bedrag van € 800,- ter beschikking stelt, als tegemoetkoming in haar ticketkosten naar Nederland in 2009;
vanaf 2009: in [X]: gedurende twee aaneengesloten weken in de zomervakantie, waartoe de
vader de minderjarige bij de moeder in [X] brengt en haar met zich mee terugneemt naar Nederland;
- dat vanaf het jaar 2010 de vakantieregeling voor Nederland als neergelegd in het jaar 2008 en 2009 ten aanzien van de meivakantie en kerstvakantie om en om zal gelden;
- dat de kosten van de vliegtickets naar [X] in de zomervakantie tot en met het bereiken van het twaalfde levensjaar van [de minderjarige] voor rekening van de vader zullen zijn;
- dat de kosten van het verblijf van [de minderjarige] in [X] ten tijde van de twee weken durende zomervakantie in [X] tot en met het bereiken van het twaalfde levensjaar van [de minderjarige] voor rekening van de vrouw zullen zijn;
- dat de tegemoetkoming in de reiskosten van de moeder naar Nederland vanaf het jaar 2008 tot en met het bereiken van het twaalfde levensjaar van [de minderjarige] zal komen te vervallen, als blijkt dat de vrouw de € 800,- voor andere doeleinden besteedt dan de aankoop van een retourticket van [X] naar Nederland om [de minderjarige] in het kader van de internationale omgangsregeling te bezoeken.
- dat de vader met [de minderjarige] in de periode van 17 december 2007 tot en met het bereiken van het twaalfde levensjaar van [de minderjarige] tweemaal de grootmoeder van moederszijde in [Y] zal bezoeken, en dat de moeder, zo mogelijk, [de minderjarige] aldaar gelijktijdig zal ontmoeten, waarbij de vader de reiskosten van de genoemde twee reizen van hemzelf en de minderjarige voor zijn rekening zal nemen;
- dat de vrouw binnen een maand na 3 december 2007, althans een door uw Hof in goede justitie te bepalen datum, conform haar toezegging ter zitting van 29 november en 3 december 2007, aan de man een door haar getekende verklaring zal verstrekken ten behoeve van het opnemen van een aantekening in het gezagsregister bij de Rechtbank Amsterdam, zoals voorzien in artikel 1:252 BW, terzake de regeling van de gezamenlijke uitoefening van het gezag over [de minderjarige] door de vader en de moeder, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag voor iedere dag dat de vrouw in gebreke blijft voornoemde verklaring te verstrekken;
- dat de moeder, en bij gebreke van medewerking van de moeder de Centrale Autoriteit, binnen een maand na 3 december 2007, althans een door uw Hof in goede justitie te bepalen datum conform de toezegging op 29 november 2007 en 3 december 2007 gedaan, schriftelijk bewijs aan de man verstrekt dat zij de advocaten van de vader en moeder in [X], Interpol in [X] en de lokale autoriteiten in [X] (waaronder onder andere de Nederlandse ambassade) een gecertificeerde Engelse vertaling van de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 december 2007 en/of van de te wijzen beschikking van het hof 's-Gravenhage heeft doen toekomen en voornoemde instanties over de oplossing van het geschil van de vader en de moeder aangaande [de minderjarige] op de hoogte heeft gesteld alsmede van het permanente verblijf van [de minderjarige] bij de vader in Nederland en de vader binnen een maand na 3 december 2007, althans een door uw Hof in goede justitie te bepalen datum, schriftelijk bewijs verstrekt dat de strafrechtelijke procedure tegen de vader in [X] vanwege de internationale kinderontvoering van [de minderjarige] definitief en onvoorwaardelijk is ingetrokken, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat de moeder in gebreke blijft voornoemde bewijzen aan de vader te verstrekken;
- dat de vader en de moeder overeenstemming hebben bereikt over de volgende in de bestreden beschikking opgenomen punten:
dat de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] zal zijn bij de vader in Nederland, de vader zorg draagt voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van [de minderjarige] en de kosten die daaraan verbonden zijn voor rekening komen van de vader totdat [de minderjarige] de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;
dat de moeder de vader toestemming geeft tot aanschaf en verlenging van een Nederlands paspoort ten name van [de minderjarige];
dat de moeder zorg draagt voor de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige], wanneer zij bij haar in [X] (gedurende de zomervakantie: toevoeging steller dezes, zie two-party agreement) verblijft, zulks met uitzondering van medische kosten, die worden gedekt door de ziektekostenverzekering van [de minderjarige];
dat de vader erop toe zal zien dat [de minderjarige] de moeder op haar verjaardag en op Nieuwjaarsdag opbelt;
dat de grootmoeder moederszijde telefonisch contact met [de minderjarige] mag hebben;
dat de moeder [de minderjarige] via het kantoor van de vader cadeaus kan toezenden; de vader zal de moeder door middel van een foto aantonen dat [de minderjarige] de cadeaus heeft ontvangen;
dat de vader de moeder elke twee maanden zal informeren over het welzijn van [de minderjarige], haar schoolresultaten (zulks tot het achttiende levensjaar van [de minderjarige]), en over andere belangrijke zaken in het leven van [de minderjarige]; de vader zal de moeder informatie toezenden via email, elke drie maanden zendt de vader de moeder een foto van [de minderjarige];
dat de vader [de minderjarige] zal stimuleren om haar moeder eenmaal per maand te schrijven; zolang [de minderjarige] niet goed kan schrijven stimuleert de vader [de minderjarige] om eenmaal per maand een tekening naar de moeder te sturen, met daarbij een door de vader geschreven berichtje van [de minderjarige] aan de moeder;
dat wanneer [de minderjarige] moet worden geopereerd de vader de moeder zo spoedig mogelijk over de medische behandeling informeert, indien haar telefoonnummer en/of adres bij de vader bekend is;
dat [de minderjarige] te allen tijde uitvoering van de overeenkomst tussen partijen mag vragen;
dat op de overeenstemming van partijen het Nederlands recht van toepassing is.
3. De Centrale Autoriteit bestrijdt het beroep van de vader en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het hoger beroep van de vader af te wijzen.
4. In de eerste grief klaagt de vader dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat de moeder en de Centrale Autoriteit de advocaten van partijen in [X], Interpol in [X] en de lokale autoriteiten in [X] zullen informeren over de oplossing van het geschil tussen partijen en het verblijf van [de minderjarige] in Nederland en dat de moeder en de Centrale Autoriteit er zorg voor zullen dragen dat de strafrechtelijke procedure tegen de vader in [X] met betrekking tot de kinderontvoering binnen een maand na 3 december 2007 zal zijn ingetrokken. De vader voert daartoe aan dat de vrouw zich nimmer aan een mondelinge, dan wel schriftelijke, afspraak met hem heeft gehouden, dat er sinds 29 november 2007 geen enkele communicatie met de moeder mogelijk is gebleken en dat ook de Centrale Autoriteit er niet in is geslaagd om met de moeder voor verder overleg in contact te treden. Voorts heeft de vader, noch zijn advocaat in [X], tot op heden schriftelijk bericht van de moeder, noch van de Centrale Autoriteit, mogen ontvangen dat Interpol en de lokale autoriteiten in [X] daadwerkelijk schriftelijk zijn geïnformeerd over de bereikte oplossing en dat de strafrechtelijke procedure tegen de vader in [X] met betrekking tot de kinderontvoering is ingetrokken. De vader is van mening dat het voor de autoriteiten en de advocaten van partijen in [X] van belang is dat de afspraken die partijen met elkaar hebben gemaakt in het dictum van de beschikking wordt neergelegd, zodat de vader kan beschikken over een executoriale titel en nakoming van deze afspraken door de moeder kan vorderen.
In de tweede grief klaagt de vader dat de rechtbank, door te overwegen dat de moeder gevolg zal geven aan het afgeven van een verklaring ten behoeve van het opnemen van een aantekening in het gezagsregister, zoals voorzien in artikel 1:252 BW, terzake de regeling van de gezamenlijke uitoefening van het gezag door de ouders over de minderjarige, er ten onrechte zonder meer van is uitgegaan dat de moeder dit daadwerkelijk zal doen. De vader voert daartoe aan dat de vrouw zich nimmer aan een mondelinge, dan wel schriftelijke, afspraak met hem heeft gehouden, dat er sinds 29 november 2007 geen enkele communicatie met de moeder mogelijk is gebleken en dat ook de Centrale Autoriteit er niet in is geslaagd om met de moeder voor verder overleg in contact te treden. Voorts heeft de vader tot op heden geen verklaring van de moeder mogen ontvangen. De vader is van mening dat hij er belang bij heeft dat deze afspraak met de moeder nadrukkelijk in het dictum van de beschikking wordt neergelegd, zodat hij kan beschikken over een executoriale titel en nakoming van deze afspraak door de moeder kan vorderen.
In de derde grief klaagt de vader dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vader niet betwist dat de moeder vooralsnog werkloos is geworden. De vader voert daartoe aan dat de rechtbank dit ten onrechte baseert op de stelling van de moeder dat zij als gevolg van onderhavige procedure werkloos is geworden. De moeder heeft hiervan echter ten onrechte geen enkel bewijs overgelegd, aldus de vader. Derhalve had de rechtbank dit volgens de vader niet als vaststaand mogen aannemen.
In de vierde en vijfde grief klaagt de vader dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat tussen partijen vaststaat dat de moeder over onvoldoende middelen beschikt om haar vliegtickets naar Nederland te bekostigen, zodat de vader de reiskosten van de moeder voor zijn rekening neemt. De vader stelt dat de rechtbank niet uit een enkele verklaring van de moeder ter zitting mag afleiden dat zij geen financiële middelen heeft om haar eigen reizen naar Nederland te bekostigen. De vader voert daartoe aan dat het geenszins vaststaat dat de moeder over onvoldoende middelen beschikt om vanaf 2008 twee maal per jaar haar vliegtickets naar Nederland te bekostigen. Immers, in 2007 heeft de moeder tot vier maal toe haar retour reizen vanuit [X] naar Nederland en [Y] kunnen bekostigen en het is dan ook voor de vader onbegrijpelijk waarom de moeder thans niet in staat zou zijn dit te doen. De rechtbank had volgens de vader rekening moeten houden met de verdiencapaciteit van de moeder en omstandigheid dat de moeder op zeer korte termijn weer een baan zal hebben. Voorts betoogt de vader dat hij niet de financiële middelen heeft om drie reizen per jaar in het kader van de omgangsregeling te bekostigen. Hij is slechts in staat de kosten van een retourticket Nederland-[X] te betalen, eenmaal per jaar een bedrag van € 800,- aan de moeder beschikbaar te stellen, alsmede twee keer tot het bereiken van de twaalfjarige leeftijd van [de minderjarige] met [de minderjarige] naar de grootmoeder moederszijde in [Y] te gaan. De vader is van mening dat de rechtbank hem de mogelijkheid had moeten bieden bescheiden te overleggen ter ondersteuning van zijn standpunt dat hij onvoldoende draagkracht heeft.
In de zesde grief klaagt de vader dat de rechtbank ten onrechte geen duidelijkheid heeft verschaft terzake de periode waarvoor de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling en het daaraan verbonden kostenaspect geldt. De vader voert daartoe aan dat hij en de moeder ter zitting bij de rechtbank hebben aangegeven van mening te zijn dat een door de rechtbank vast te stellen omgangsregeling beperkt dient te worden tot het bereiken van de twaalfjarige leeftijd van [de minderjarige]. De vader is dan ook van mening dat de rechtbank ten onrechte niet in het dictum van de bestreden beschikking heeft opgenomen dat de internationale omgangsregeling haar gelding heeft totdat [de minderjarige] de twaalfjarige leeftijd bereikt.
In de zevende grief klaagt de vader dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat eenmaal per jaar de vader met [de minderjarige] haar grootmoeder in [Y] zal bezoeken en dat de moeder – zo mogelijk – [de minderjarige] aldaar gelijktijdig zal ontmoeten, zulks tot het twaalfde levensjaar van [de minderjarige], daarna zal ook [de minderjarige] zelfstandig naar [Y] mogen reizen, waarbij de reiskosten van hemzelf en [de minderjarige] voor zijn rekening neemt. Door aldus te overwegen heeft de rechtbank volgens de vader ten onrechte een beslissing genomen welke afwijkt van de wensen van partijen kenbaar gemaakt ter zitting bij de rechtbank, waarover partijen ook overeenstemming hadden bereikt. Immers, ter zitting heeft de vader kenbaar gemaakt bereid te zijn in de periode tot het bereiken van de twaalfjarige leeftijd van [de minderjarige] twee keer met [de minderjarige] naar [Y] te zullen gaan en de Centrale Autoriteit heeft aangegeven dit acceptabel te vinden.
Ter terechtzitting heeft de vader zijn beroepschrift nader toegelicht. De vader heeft gesteld dat zijn eerste en tweede grief geen nadere behandeling (meer) behoeven, nu de moeder aan de verplichtingen van haar kant heeft voldaan. Voorts heeft de vader benadrukt dat [de minderjarige] alleen met hem naar [Y] zal gaan gedurende twee keer in de periode tot haar twaalfde levensjaar. Daarnaast heeft de vader benadrukt dat hij geen bezwaar heeft om de vliegtickets van [de minderjarige] naar [X] te bekostigen en dat hij bereid is de jaarlijkse kinderbijslag van [de minderjarige] van € 800,- aan de moeder te betalen als bijdrage in de ticketkosten naar Nederland, alsmede tot bekostiging van de genoemde twee reizen naar [Y]. De moeder moet in staat worden geacht de twee omgangsmomenten in Nederland voor een groot deel zelf te bekostigen, aldus de vader.
5. In haar verweerschrift stelt de Centrale Autoriteit dat de vader geen belang (meer) heeft bij de behandeling van de eerste en tweede grief, nu de raadsman van de moeder Interpol in [X] inmiddels heeft geïnformeerd over de tussen partijen getroffen internationale omgangsregeling en hen heeft verzocht om zich te onthouden van verdere stappen tegen de vader in het kader van de kinderontvoering. Voorts heeft de moeder aan de vader inmiddels een machtiging afgegeven en hem een verklaring ten behoeve van het opnemen van een aantekening in het gezagsregister bij de rechtbank Amsterdam toegezonden. De Centrale Autoriteit meent dat de rechtbank op juiste wijze een omgangsregeling heeft vastgesteld en dat de kosten van die omgangsregeling geheel voor rekening van de vader dienen te komen. Ter ondersteuning van dit standpunt overlegt de Centrale Autoriteit een uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage van
14 februari 2007 waarin is bepaald dat de moeder de kosten van de omgangsregeling volledig voor haar rekening dient te nemen, omdat het haar zelfstandige keuze is geweest om te verhuizen naar het buitenland. De Centrale Autoriteit meent dat deze uitspraak analoog op onderhavige zaak moet worden toegepast. De Centrale Autoriteit acht het dan ook niet meer dan redelijk en billijk dat deze kosten voor rekening van de vader komen, nu hij de huidige situatie in het leven heeft geroepen waarbij deze hoge kosten voor het doen plaatsvinden van omgang gemaakt moeten worden. Daarbij komt nog dat de moeder over onvoldoende financiële middelen beschikt om op dit moment de kosten voor twee retourtickets naar Nederland te kunnen betalen en dat het onmogelijk voor de moeder is te bewijzen dat zij niet een arbeidsbetrekking heeft en derhalve geen inkomsten genereert. Bovendien moet de moeder het retourticket voor het jaarlijks doen plaatsvinden van omgang met [de minderjarige] in [Y] zelf bekostigen. Verder betoogt de Centrale Autoriteit dat de door partijen geuite intentie om vanaf het twaalfde levensjaar van [de minderjarige] met haar wensen rekening te houden en over de omgang eventueel nieuwe afspraken te maken, niet inhoudt dat, zoals de vader stelt, de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling niet dient te gelden na het twaalfde levensjaar van [de minderjarige]. Tot slot stelt de Centrale Autoriteit dat de vaststelling door de rechtbank van de omgang in [Y] zoals door de rechtbank is bepaald in stand moet blijven.
Ter terechtzitting heeft de Centrale Autoriteit haar verweerschrift toegelicht. Zij heeft daarbij benadrukt dat de kosten van de omgangsregeling voor rekening van de vader dienen te komen. Dit brengt echter niet mee dat de moeder geen kosten aan de omgangsregeling heeft, aldus de Centrale Autoriteit. Zo zal zij het omgangsmoment in [Y] zelf moeten bekostigen. Bovendien betreft de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling, volgens de Centrale Autoriteit, een minimum regeling, waardoor het zo kan zijn dat de contacten die naast deze omgangsregeling plaatsvinden door de moeder zelf moeten worden bekostigd.
6. Het hof overweegt als volgt. Gelet op de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, is niet in geschil dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij omgang heeft met de moeder. Thans is nog in geschil – samengevat weergegeven – tot welke leeftijd van [de minderjarige] de vastgesteld omgangsregeling zijn gelding zal hebben, of sprake zal zijn van één omgangscontact per jaar in Nederland van twee weken of twee omgangscontacten per jaar in Nederland van ieder één week, voor rekening van wie de reiskosten van de moeder naar Nederland zullen komen en hoe vaak [de minderjarige] haar grootmoeder moederszijde in [Y] zal bezoeken. Tot slot is nog in geschil de duur van de jaarlijkse vakantie in [X]: twee of drie weken. Het hof acht een omgangsregeling, zoals door de rechtbank vastgesteld, alleszins redelijk. Het hof verwacht daarbij van de moeder dat zij tijdig voorafgaande aan de definitieve planning van een reis van [de minderjarige] naar [X] aan de vader kenbaar maakt waar zij zich bevindt, zodat de omgangscontacten tussen haar en [de minderjarige] daadwerkelijk kunnen plaatsvinden. Voorts is het hof van oordeel dat ook de moeder in staat wordt geacht enige reiskosten van deze omgangsregeling voor haar rekening te nemen en dat het niet reëel is van de vader te verwachten dat hij ieder jaar met [de minderjarige] de grootmoeder moederszijde in [Y] zal bezoeken. Tot slot acht het hof het van belang voor [de minderjarige] dat haar jaarlijkse verblijf in [X] drie weken zal duren. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre dan ook vernietigen en bepalen dat de vader per jaar € 800,- aan de moeder beschikbaar stelt als tegemoetkoming in de reiskosten, alsmede dat de vader, voor het twaalfde levensjaar van [de minderjarige], tweemaal met [de minderjarige] haar grootmoeder moederszijde in [Y] zal bezoeken, zulks naast de thans door de vader dit voorjaar naar [Y] geplande reis.
7. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bepaalt dat de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] zal zijn bij de vader in Nederland, de vader zorg draagt voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van [de minderjarige] en dat de kosten die daaraan verbonden zijn voor rekening komen van de vader;
bepaalt een informatie- en consultatieregeling ten behoeve van de moeder met betrekking tot [de minderjarige], inhoudende dat de vader de moeder elke drie maanden zal informeren over het welzijn van [de minderjarige], over haar schoolresultaten (zulks tot het achttiende levensjaar van [de minderjarige]) en over andere belangrijke zaken in het leven van [de minderjarige]; de vader zal de moeder informatie toezenden zo mogelijk via e-mail en anders per gewone post; elke drie maanden zendt de vader de moeder een foto van [de minderjarige];
vernietigt de bestreden beschikking voor zover die de kosten van de omgangsregeling en de omgang in [Y] betreft en, in zoverre opnieuw beschik¬kende:
bepaalt een omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige], inhoudende dat [de minderjarige] omgang met de moeder zal hebben:
in 2008: in Nederland: gedurende één week in de meivakantie en gedurende één week in de kerstvakantie, waarbij de vader € 800,- aan de moeder beschikbaar stelt als tegemoetkoming in de reiskosten; in [X]: gedurende drie aaneengesloten weken in de zomervakantie, waartoe de vader [de minderjarige] bij de moeder in [X] brengt en haar met zich mee terugneemt naar Nederland;
vanaf 2009: in Nederland: gedurende één week in de voorjaarsvakantie en gedurende één week in de kerstvakantie, waarbij de vader € 800,- per jaar aan de moeder beschikbaar stelt als tegemoetkoming in de reiskosten; in [X]: gedurende drie aaneengesloten weken in de zomervakantie, waartoe de vader [de minderjarige] bij de moeder in [X] brengt en haar met zich mee terugneemt naar Nederland;
bepaalt dat de vader tweemaal met [de minderjarige] haar grootmoeder in [Y] zal bezoeken en dat de moeder – zo mogelijk – [de minderjarige] aldaar gelijktijdig zal ontmoeten, zulks voor het twaalfde levensjaar van [de minderjarige], waarbij de vader de reiskosten van hemzelf en [de minderjarige] voor zijn rekening neemt. De door de vader in het voorjaar van 2008 geplande reis naar [Y] valt hier buiten.
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Van Leuven en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2008.