ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8288

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003405-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op slachtoffer in Capelle aan den IJssel met bewijsvoering en getuigenverklaringen

In deze zaak gaat het om de moord op een vrouw in Capelle aan den IJssel op 4 juli 2005. De verdachte, geboren in Suriname en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, had op de fatale dag contact met het slachtoffer via MSN en belde haar kort voor haar dood. Na het telefoongesprek is het slachtoffer niet meer gezien. De verdachte werd gezien bij het tankstation en later bij de woning van het slachtoffer. De politie vond het levenloze lichaam van het slachtoffer op 5 juli 2005, bedekt met dekens en met een schotwond aan het hoofd. Het onderzoek wees uit dat het slachtoffer om het leven was gebracht door een schot van dichtbij. De verdachte ontkende de moord, maar er waren sterke aanwijzingen dat hij betrokken was, waaronder schotresten in de auto van het slachtoffer en getuigenverklaringen over zijn vuurwapenbezit. Het hof oordeelde dat de verdachte de moord had gepleegd, ondanks zijn ontkenning en de verdediging die stelde dat er geen sluitend bewijs was. Het hof legde een gevangenisstraf op van 13 jaar en 9 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Rolnummer 22-003405-06
Parketnummer 10-660177-05
Datum uitspraak 1 april 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 juni 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1979,
thans verblijvende in penitentiaire inrichting Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 23 november 2007 en 18 maart 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het impliciet primair tenlastegelegde (moord) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Weergave van de feiten en omstandigheden
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting gaat het hof uit van het navolgende.
Tijdpad maandag 4 juli 2005
Op maandag 4 juli 2005 is er vanaf 17:21 uur msn-contact tussen het slachtoffer [het slachtoffer] (verder te noemen [het slachtoffer]) en [getuige A]. Dit contact wordt om 17:24 uur door [het slachtoffer] afgesloten met de zinsneden: "daar wil ik strax alles over horen graag maar nu ga ik er ff af om te kokkerellen, xx." en "thanx, wij bakken friet, JIPPIE." Na 4 juli 2005 te 18:15 uur is het msn-account van het slachtoffer niet meer actief geweest.1
Om 17:55 uur belt [het slachtoffer] naar het vaste telefoonnummer van haar moeder. Om 18:00 uur wordt [het slachtoffer] gebeld door de verdachte met het telefoonnummer 06-[nummer]. Hierna is er geen uitgaand belverkeer meer geweest. Vanaf 5 juli 2005 te 00:14 uur volgen er inkomende oproepen die niet worden beantwoord.2
Om 18:21 uur komt de verdachte aan bij het AVIA tankstation bij de Schermerhoek te Capelle aan den IJssel. Omstreeks 18:23 uur rekent hij hier snoepgoed af, waarna hij het tankstation verlaat en wegrijdt naar de woning van [het slachtoffer].3
De verdachte parkeert zijn auto op ongeveer één kilometer afstand van de woning van [het slachtoffer].4 Hij gaat vervolgens naar de woning aan [adres slachtoffer] te Capelle aan den IJssel. In de woning zet hij de kinderen onder de douche.
Om 19:04 uur en om 19:53 uur wordt er ingelogd op de computer van het slachtoffer middels het account 'Gast' (de verdachte heeft bij de politie verklaard één of twee keer via het gastaccount gebruik te hebben gemaakt van de computer van [het slachtoffer]).5
Omstreeks 20:14 uur verlaat de verdachte samen met zijn twee kinderen de woning van [het slachtoffer].6 Ze stappen in de auto van [het slachtoffer] en rijden naar de Rabobank aan het Stadsplein te Capelle aan den IJssel. Om 20:24 uur wordt door de verdachte bij de geldautomaat EUR 60,-- gepind met de pas van [het slachtoffer], nadat hij eerst het saldo van de rekening heeft opgevraagd. Het door de verdachte gepinde bedrag is op dat moment het maximaal op te nemen bedrag.7
Hierna rijdt de verdachte naar de McDonalds in Hoogvliet, waar hij bij de McDrive drie Happy Meals bestelt, waarna hij verder rijdt naar de woning van zijn zus [verdachtes zus] (verder te noemen [verdachtes zus]) aan de Lampreistraat te Rotterdam. Ze komen rond 21:00 uur aan. De zus van de verdachte is op dat moment niet thuis en de verdachte belt haar op om te zeggen dat hij met zijn kinderen voor haar deur staat en vraagt of de kinderen kunnen komen logeren. Omstreeks 21:30 uur komt [verdachtes zus] thuis en gaan ze naar binnen. De verdachte zelf blijft ongeveer een half uurtje bij [verdachtes zus].8
Hierna vertrekt de verdachte naar de woning van zijn vriendin [verdachtes vriendin] (verder te noemen [verdachtes vriendin]) aan de [adres] te Rotterdam. Ze rijden die avond in de auto van [het slachtoffer] nog naar Den Haag, eten daar en rijden terug naar de woning van [verdachtes vriendin].9
Tijdpad dinsdag 5 juli 2005
In de vroege morgen vertrekt de verdachte vanuit de woning van [verdachtes vriendin] naar de woning van [verdachtes zus], waar hij omstreeks 07:30 uur aankomt. De verdachte zegt tegen [verdachtes zus] dat hij [het slachtoffer] gaat bellen om te zeggen dat hij onderweg is. Om 08:26 uur en 08:27 uur wordt er vanuit de woning van [verdachtes zus] gebeld naar [het slachtoffer].10
De verdachte en zijn broer [verdachtes broer] (verder te noemen [verdachtes broer]) rijden op enig moment naar de woning van [het slachtoffer], waar ze na 10:00 uur aankomen. De kinderen zijn bij [verdachtes zus] gebleven. De verdachte rijdt in de auto van [het slachtoffer] en [verdachtes broer] rijdt in de auto van [verdachtes zus]. De verdachte parkeert de auto van [het slachtoffer] op de parkeerplaats vlak voor de ingang van haar flatgebouw en gooit de autosleutels en de pinpas van [het slachtoffer] in de brievenbus.11
[het slachtoffer] is na maandag 4 juli 2005 te 18:00 uur niet meer gezien door bewoners van de flat aan [adres slachtoffer] te Capelle aan den IJssel.12
Aantreffen slachtoffer
Op 5 juli 2005 omstreeks 20:54 uur gaan twee verbalisanten naar aanleiding van een telefonische melding van een vrouw dat zij al enige dagen niets heeft vernomen van haar vriendin, wonende op de [adres] te Capelle aan den IJssel, naar genoemd adres. Daar worden zij opgewacht door de melder. Zij verklaart dat ze het slachtoffer op vrijdag 1 juli 2005 voor het laatst heeft gezien en gesproken en dat zij sindsdien niets meer van het slachtoffer heeft vernomen, hetgeen zeer ongebruikelijk is. Ze heeft daarop besloten naar de woning van het slachtoffer te gaan, alwaar op haar aanbellen niet werd gereageerd. De verbalisanten besluiten de woning te betreden. Bij het betreden van de woonkamer zien de verbalisanten dat de linkerzijde van de zitbank vrijwel volledig van onder tot boven bedekt wordt door een aantal over elkaar geslagen dekens. Wanneer de bovenste deken gedeeltelijk wordt weggehaald, wordt zichtbaar dat zich een persoon onder de dekens bevindt. Over de persoon ligt een witte dan wel lichtkleurige deken of laken met daarop een rode vlek, vermoedelijk een bloedvlek. Door de verbalisanten wordt een lichte geur van lichaamsontbinding waargenomen. Hierop is de situatie om en voor de woning bevroren en hebben de verbalisanten de woning verlaten.13
Volgens de onderzoeksbevindingen van de schouw van het lichaam van het slachtoffer in de woning op 6 juli 2005 te 05:30 uur, kan geschat worden dat het overlijden vermoedelijk langer dan 24 uur en korter dan 36 uur voor het tijdstip van schouwen heeft plaatsgevonden.14
Uit het sectieverslag komt onder meer het volgende naar voren: er werd één schotkanaal door het hoofd gezien. Het inschot bevond zich rechts aan het hoofd, het uitschot links aan het hoofd, waarbij de kogel net onder de huid was blijven steken. In het schotkanaal lagen onder andere de grote hersenen, welke zeer ernstig gekneusd en verscheurd waren. Het letsel was gezien de bloeduitstorting bij leven opgelopen en verklaart het intreden van de dood zonder meer op basis van hersenfunctieverlies, verbloeding en bloedinademing.15
Technisch onderzoek heeft het volgende uitgewezen - zakelijk weergegeven -:
1. Gelet op het niet aantreffen van sporen van verbreking aan deuren en ramen aan de buitenzijde van de woning en het feit dat alle ramen en deuren van de buitengevels slotvast waren afgesloten, is de dader kennelijk de woning binnengelaten;
2. Gelet op de ordelijkheid van de woning en de houding waarin het slachtoffer is aangetroffen, wordt het zeer waarschijnlijk geacht dat er voorafgaand aan het schietincident geen worsteling heeft plaatsgevonden. Tevens is het zeer waarschijnlijk dat de woning niet is doorzocht;
3. Gelet op het ontbreken van bloed op andere plaatsen in de woning dan in de directe omgeving van het slachtoffer, de aanwezigheid van een schotverwonding in de rechterzijde van het hoofd van het slachtoffer, het aantreffen van de afgevuurde patroonhuls tussen de armleuning van de bank en het rechterbeen van het slachtoffer, het aantreffen van een opengeslagen tijdschrift (straatkrant) op de benen van het slachtoffer, de ordelijke kleding aan het lichaam van het slachtoffer, de stand van de armen en benen van het slachtoffer, de plaatsen waar zich de lijkvlekken bevonden en het later bij de sectie aangetroffen afgevuurde projectiel in het hoofd van het slachtoffer, wordt het zeer aannemelijk geacht dat het slachtoffer zittend op de bank in de woonkamer, in de positie en op de plaats zoals zij is aangetroffen, om het leven is gebracht door middel van een uit een vuurwapen afgevuurd projectiel;
4. Gelet op de aard van de verwonding aan de rechterzijde van het hoofd, is het zeer waarschijnlijk dat het schot van zeer dichtbij is afgevuurd.16
Een leeg drinkglas en een halfvol drinkglas, waaruit volgens de verdachte [slachtoffer] heeft gedronken, stonden op de salontafel in de woonkamer; een omroepgids werd aangetroffen, deze was dubbelgeslagen en lag open op maandag 4 juli.17
Schotrestenonderzoek
Er is een schotrestenonderzoek uitgevoerd. Daaruit is onder meer het volgende naar voren gekomen:
op de schotrestenfolie waarmee de inschotverwonding rechts aan het hoofd van het slachtoffer is bemonsterd, zijn rond de gemerkte inschotverwonding enkele op schotresten wijzende verkleuringen aangetroffen.
Op de schotrestenfolie waarmee de rugleuning van de bank in de nabijheid van het hoofd van het slachtoffer is bemonsterd, is één deeltje karakteristiek voor schotrestdeeltjes aangetroffen. Blijkens het aanvullend deskundigenrapport d.d. 18 mei 2006, blijkt dat de elementsamenstelling van het deeltje karakteristiek is voor loodhoudende schotresten.18
De sporenbeelden op de schotrestenfolies wijzen in combinatie met de bevindingen van de patholoog op een opgezet schot (schootsafstand is 0 centimeter).
Uit het schotrestenonderzoek in de auto van het slachtoffer zijn aanwijzingen verkregen op contaminatie met schotresten van onder meer het stuur en de stoelvergrendeling onder de zitting van de bestuurdersstoel. Op het stuur zijn twee deeltjes aangetroffen met een elementsamenstelling uniek voor loodhoudende schotrestdeeltjes en op de stoelvergrendeling is één deeltje aangetroffen met een elementsamenstelling uniek voor loodhoudende schotrestdeeltjes.
Schotrestdeeltjes met een elementsamenstelling uniek voor loodhoudende schotrestdeeltjes bevatten de elementen lood, antimoon en barium. Schotrestdeeltjes met een elementsamenstelling karakteristiek voor loodhoudende schotrestdeeltjes bevatten de elementen lood en antimoon of lood en barium, of lood en één of meerdere kenmerkende elementen die aangetoond zijn in de verschoten huls, indien deze beschikbaar is.19
Voorts is in het rapport opgemerkt dat onderzoek is gedaan naar loodhoudende schotresten. De aangetroffen schotresten kunnen niet afkomstig zijn van eventuele contaminatie als gevolg van beroepsmatige activiteiten van het slachtoffer - politieagente in opleiding-, daar de Nederlandse politie met loodvrije munitie schiet.20
De getuige-deskundige [deskundige schotresten]n heeft bij de rechter-commissaris verklaard: "Bij het bemonsteren van handen geldt een tijdslimiet. Na vier uur kun je zeggen dat er zoveel schotresten van handen zijn verdwenen dat je niet meer verwacht dat er schotrestdeeltjes worden aangetroffen." en "Het aantal deeltjes op de hand van de schutter neemt heel snel af."21
Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 23 mei 2006 heeft de getuige-deskundige [deskundige schotresten]n voorts verklaard: "Wanneer een hand besmet is kunnen de restjes overal op worden afgezet." en "Omdat een stuur intensief gebruikt wordt, zullen de deeltjes er snel vanaf gaan."22
Telefoontap De IJssel
Tijdens een afgeluisterd gesprek in de penitentiaire inrichting De IJssel op 9 november 2005 heeft de verdachte tegen [B], werkzaam bij de redactie van Peter R. de Vries, opgemerkt: "Wat ik voor mij zelf vervelend vind, is dat er kruitsporen zijn."23
Getuige over vuurwapenbezit verdachte
De getuige [getuige C] heeft op 11 juli 2005 bij de politie verklaard dat de verdachte begin juni 2005 een pistool bij zich had toen de verdachte bij hem thuis was. Hij legde het net nadat hij de woning binnenkwam op tafel.24
6. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het impliciet primair tenlastegelegde (moord) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van voorarrest.
7. Standpunt van de verdachte en de verdediging
De verdachte heeft zowel bij de politie als bij de
rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep ontkend dat hij het slachtoffer heeft gedood.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd - samengevat en zakelijk
weergegeven: er is niet één op zichzelf staand bewijsmiddel waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte het feit heeft begaan. Dat stelt hoge eisen aan de door de rechtbank genoemde feiten en omstandigheden, te weten:
1. het schotrestenonderzoek in de auto van het slachtoffer. Het staat niet vast dat de schotresten in de auto van het slachtoffer niet door haar zelf of door een ander kunnen zijn aangebracht. Het is mogelijk dat de schotrestdeeltjes al enige tijd op de handrem zaten - de getuige [deskundige schotresten]n heeft immers verklaard dat niet is aan te geven hoelang een schotrestdeeltje op een voorwerp blijft zitten.
De conclusie dat de verdachte betrokken is geweest bij een schietproces is derhalve niet waterdicht, met name de op de handrem aangetroffen schotrestdeeltjes laten een andere verklaring open.
2. de kleding die de verdachte zou hebben gedragen en vervolgens weggemaakt. Het is een reële mogelijkheid dat een ander dan de verdachte het betreffende trainingspak heeft weggemaakt;
3. de door de verdachte geschetste gang van zaken op en na 4 juli 2005;
4. de persoon van de verdachte.
Het op bezoek komen door de verdachte bij het slachtoffer, de wijze waarop hij later met zijn twee kinderen de woning heeft verlaten en zijn pingedrag, behoeven niet noodzakelijk als voor hem belastend te worden uitgelegd. Deze feiten en omstandigheden dragen evenmin bij aan de verdenking van moord. Voorts is hetgeen vaststaand feit dat het slachtoffer op 4 juli 2005 om het leven is gebracht omstreeks 20:00 uur. Bovendien ontbreekt het motief.
De mogelijkheid van een andere dader dan de verdachte kan niet worden uitgesloten.
8. Het oordeel van het hof
8.1
Op 5 juli 2005 omstreeks 21:00 uur is in haar woning het levenloze lichaam aangetroffen van het slachtoffer [naam slachtoffer]. Haar lichaam bevond zich op de bank met een tijdschrift (straatkrant) op schoot; op de rugleuning van de bank lag een omroepgids die was dubbelgeslagen en open lag op maandag 4 juli 2005. Twee drinkglazen stonden op de salontafel. Niet is gebleken van een worsteling voorafgaand aan het schietincident of dat de woning is doorzocht.
Er is sprake van een van zeer dichtbij afgevuurd schot in haar hoofd, dan wel van een opzetschot met een schootsafstand van 0 centimeter.
Uit de onderzoeksbevindingen van de schouw kan worden afgeleid dat het slachtoffer om het leven is gebracht tussen 4 juli 2005 te 17:30 uur en 5 juli 2005 te 05:30 uur. Vast staat dat de verdachte op 4 juli 2005 omstreeks 18:30 uur bij de woning van het slachtoffer is aangekomen, daar binnen is geweest en dat hij omstreeks 20:14 uur de woning samen met zijn kinderen heeft verlaten. Het slachtoffer is na maandag 4 juli 2005 te 18:00 uur niet meer gezien door bewoners van de flat aan de Schermerhoek te Capelle aan den IJssel, zij heeft haar msn-contact met [getuige A] niet meer afgemaakt en na het telefoongesprek met de verdachte op 4 juli 2005 te 18:00 uur is er niet meer met de telefoon van het slachtoffer uitgebeld.
Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien gaat het hof ervan uit dat het slachtoffer [het slachtoffer], ontspannen zittend op de bank, nadat de verdachte de kinderen van haar en de verdachte onder de douche had gezet, door de verdachte, die in haar nabijheid kon komen zonder dat dit voor haar op dat moment bedreigend was, om het leven is gebracht. Het hof acht het gelet op de beschreven situatie hoogst onwaarschijnlijk dat na de verdachte nog een andere persoon het slachtoffer heeft bezocht.
8.2
Vast staat voorts dat de verdachte nadat hij de woning van het slachtoffer met zijn kinderen had verlaten, is weggereden in de auto van het slachtoffer. Hij heeft de auto ook de rest van de avond gebruikt. Op 5 juli 2005 na 10:00 uur heeft hij de auto teruggebracht en geparkeerd op de parkeerplaats vlak voor de ingang van de flat. De autosleutels heeft de verdachte in de brievenbus van de woning van het slachtoffer gegooid. Op 6 juli 2005 omstreeks 14:15 uur is de auto door de politie ook op deze parkeerplaats aangetroffen. De auto was in zijn geheel afgesloten. Op 7 juli 2005 zijn de autosleutels in de brievenbus aangetroffen.
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte de laatste persoon is geweest die in de auto van het slachtoffer heeft gereden.
8.3
Uit het schotrestenonderzoek in de auto van het slachtoffer zijn aanwijzingen verkregen op contaminatie met schotresten van met name het stuur en de stoelvergrendeling onder de zitting van de bestuurdersstoel. De aangetroffen deeltjes hebben een elementsamenstelling uniek voor loodhoudende schotrestdeeltjes. De getuige-deskundige [deskundige schotresten]n heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het aantal deeltjes op de hand van de schutter heel snel afneemt en ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard dat omdat een stuur intensief gebruikt wordt, de deeltjes er snel vanaf zullen gaan.
Het hof leidt uit het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien af dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte kort voordat hij in de auto is gaan rijden betrokken is geweest bij een schietproces met loodhoudende munitie.
Het hof acht niet aannemelijk hetgeen door de verdediging is betoogd, namelijk dat de schotresten door het slachtoffer of een andere persoon in de auto terecht kunnen zijn gekomen. Het slachtoffer was weliswaar een politieagente in opleiding, maar het schieten op de schietbaan van de politie was voor haar nog niet aan de orde, terwijl de Nederlandse politie uitsluitend met loodvrije munitie schiet. Voorts is niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer ook andere schietbanen bezocht en/of met loodhoudende munitie schoot, noch dat zij in contact is gekomen met andere personen die dat wel deden. Ook het op de rugleuning van de bank in de nabijheid van het hoofd van het slachtoffer aangetroffen schotrestdeeltje, bevat loodhoudende schotresten.
8.4
Tijdens een afgeluisterd gesprek in de penitentiaire inrichting De IJssel op 9 november 2005 heeft de verdachte tegen [B], werkzaam bij de redactie van Peter R. de Vries, opgemerkt: "Wat ik voor mij zelf vervelend vind, is dat er kruitsporen zijn."
Het hof legt deze opmerking van de verdachte gelet op het overwogene onder 8.3 zo uit dat hij van het aantreffen van de schotresten in de auto van het slachtoffer is geschrokken. De verdachte heeft dit ter terechtzitting in hoger beroep van 18 maart 2008 ook bevestigd.
8.5
[getuige C] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte begin juni 2005 over een pistool beschikte.
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte kort voorafgaande aan dit feit kon beschikken over een vuurwapen.
8.6
Op grond van het vorenstaande onder 5 en 8 acht het hof het boven redelijke twijfel verheven dat de verdachte op 4 juli 2005 met een vuurwapen het slachtoffer heeft gedood.
8.7
De staat waarin de woning verkeerde toen het slachtoffer werd aangetroffen, gaf geen enkele aanwijzing voor een worsteling of doorzoeking en de verdachte heeft ook niets verklaard over ruzie of een gespannen sfeer. Het hof gaat er ook vanuit dat de verdachte evenals op een eerdere datum om 19:04 uur en 19:53 uur heeft ingelogd op de computer van het slachtoffer middels het gastaccount. Alles duidt op een ontspannen situatie. De wijze waarop het slachtoffer is aangetroffen geeft aan dat zij op het moment waarop zij is omgebracht rustig op de bank met een tijdschrift (straatkrant) zat en zich niet bedreigd voelde. Zij is omgebracht met een van zeer dichtbij afgevuurd schot.
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte het slachtoffer behoedzaam heeft benaderd, zodanig dat zij niet in de gaten had dat hij een vuurwapen bij zich had, waarna hij het wapen zeer dichtbij of tegen het hoofd van het slachtoffer heeft gehouden en een schot heeft gelost, waardoor het slachtoffer vrijwel onmiddellijk moet zijn uitgeschakeld. Hieruit volgt dat de verdachte volledig bij zinnen was - gelet bovendien dat hij ervoor heeft gezorgd dat het lichaam van het slachtoffer aan het zicht werd onttrokken.
Het hof is op grond van deze gang van zaken van oordeel dat de verdachte niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling maar op geplande wijze, al dan niet kort tevoren, heeft gehandeld, waarbij hij gelegenheid heeft gehad over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Nu niet is komen vast te staan of en zo ja door wie het op 4 juli 2005 door de verdachte gedragen trainingspak is weggemaakt, laat het hof dit punt buiten beschouwing.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem impliciet primair tenlastegelegde moord op [het slachtoffer] heeft begaan, op de wijze als in de hierna opgenomen uitgestreepte bewezenverklaring is omschreven.
9. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
10. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden zoals die onder punt 5 zijn vervat, op grond van de daarbij in de voetnoten als bewijsmiddelen vermelde ambtsedige processen-verbaal en geschriften.
11. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Moord.
12. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan de onderzoeken door de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) en het Pieter Baan Centrum in het kader van het opstellen van een rapportage pro justitia.
De verdachte is strafbaar.
13. Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 4 juli 2005 zijn ex-vriendin en tevens moeder van hun twee kleine kinderen vermoord. De verdachte heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep geweigerd openheid van zaken te geven en een motief is onbekend gebleven. De verdachte heeft aan zijn nog jonge ex-vriendin haar kostbaarste bezit, het leven, ontnomen. Als gevolg daarvan moeten zijn kinderen, nu 8 en 5 jaar oud, opgroeien zonder moeder.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer in haar eigen huis, waar zij zich bij uitstek veilig mocht voelen, terwijl haar kinderen thuis waren, heeft gedood.
De ouders en zus van het slachtoffer zullen voorts moeten leven met het nauwelijks te bevatten feit dat hun dochter en zus op deze wijze is gedood. Uit de zich in dossier bevindende slachtofferverklaringen en uit hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de vader van het slachtoffer naar voren is gebracht, blijkt van het verdriet dat zij hebben en de grote impact die dit op hun leven heeft.
Een feit als het onderhavige draagt ook een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Op het bewezenverklaarde kan naar 's hofs oordeel niet anders worden gereageerd dan door het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Redelijke termijn
Op 6 juni 2006 is door de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank te Rotterdam vonnis gewezen in de onderhavige zaak. Op 13 juni 2006 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Pas op 10 oktober 2007, derhalve bijna zestien maanden na het instellen van appel, is het dossier bij het hof binnengekomen. De inzendtermijn na het instellen van hoger beroep is daarmee met bijna tien maanden overschreden. De zaak is vervolgens ter terechtzitting van het hof op 23 november 2007 (regie) en 18 maart 2008 (inhoudelijk) behandeld. Het hof doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het hoger beroep.
Het hof constateert dat gelet op het bovenstaande de behandeling in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hof zal de overschrijding van bedoelde termijn verdisconteren in de strafmaat.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van veertien jaren een passende en geboden reactie vormt. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof deze straf met drie maanden inkorten.
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
13 (dertien) jaren en 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 april 2008.
1 Zie het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond Bureau Digitale Expertise d.d. 18 juli 2005, nr. 0507181149.AMB, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam], p. 1449 in het dossier en het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 30 maart 2006, nr. 2005235139-309, opgemaakt en ondertekend door de brigadier van politie [naam], met bijlage, p. 1615 in het dossier.
2 Zie het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 17 augustus 2005, nr. 2005235139-183, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam], p. 461 - 463 in het dossier.
3 Zie het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 12 juli 2005, nr. 2005235139-78, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam] , p. 166-167 in het dossier en het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 9 juli 2005, nr. 2005235139-59, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 80 in het dossier.
4 Zie het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 9 juli 2005, nr. 2005235139-59, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam], p. 80 in het dossier en het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 7 juli 2005, nr. 2005235139-42, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam], p. 143 in het dossier.
5 Zie het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond Bureau Digitale Expertise d.d. 26 september 2005, nr. 0509261115.AMB, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam] , p. 839-841 in het dossier en het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 10 juli 2005, nr. 2005235139-63, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 89 in het dossier.
6 Zie het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 1 november 2005, nr. 2005235139-274, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 842-844 in het dossier.
7 Zie de brieven van de Rabobank Nederland d.d. 19 juli 2005 en 25 juli 2005, p. 309-310 in het dossier.
8 Zie het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 9 juli 2005, nr. 2005235139-59, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 82-83 in het dossier en het proces-verbaal van verhoor van [verdachtes zus] (roepnaam [verdachtes zus]) d.d. 6 december 2005 bij de rechter-commissaris in de rechtbank te Rotterdam.
9 Zie het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachtes vriendin] (roepnaam [verdachtes vriendin]) van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 7 juli 2005, nr. 2005235139-31, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 58 in het dossier, het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 9 juli 2005, nr. 2005235139-59, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 83 in het dossier, het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 8 september 2005, nr. 2005235139-232, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] en het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 7 juli 2005, nr. 2005235139-41, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 61-62 in het dossier.
10 Zie het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 9 juli 2005, nr. 2005235139-59, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 83 in het dossier, het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachtes zus] (roepnaam [verdachtes zus]) van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 15 augustus 2005, nr. 2005235139-189, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 445 in het dossier en de ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 23 mei 2006 door de verdachte afgelegde verklaring.
11 Zie het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 9 juli 2005, nr. 2005235139-59, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 83-84 in het dossier, het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachtes broer] van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 6 juli 2005, nr. 2005235139-17, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 30 in het dossier, het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 6 juli 2005, nr. 2005236108-3, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 24 in het dossier en het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 7 juli 2005, nr. 2005235139-38, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 53 in het dossier.
12 Zie het proces-verbaal van relaas van onderzoek van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 17 december 2005, nr. 2005235139-278, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam] , p. 899 in het dossier.
13 Zie het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 6 juli 2005, nr. 2005235139-3, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam] , p. 1-4 in het dossier en het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 6 juli 2005, nr. 2005235139-4, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam] , p. 5-8 in het dossier.
14 Zie de geneeskundige verklaring van de FARR d.d. 1 augustus 2005 met nummer 0508011010.doc, opgemaakt door [naam] , forensisch geneeskundige, p. 349 in het dossier.
15 Zie het rapport van het NFI d.d. 8 september 2005 betreffende de uit- en inwendige schouw op het lichaam van [het slachtoffer], opgemaakt door [naam] , arts-patholoog.
16 Zie het als bijlage bij het algemeen proces-verbaal gevoegde proces-verbaal betreffende de ingestelde technische onderzoeken in en rond de woning van het slachtoffer aan [adres] te Capelle aan den IJssel van de politie regio Rotterdam-Rijnmond Forensische Opsporing, nr. 2005235139-11, opgemaakt en ondertekend op 30 augustus 2005 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [namen], p. 78-81.
17 Zie het in noot 16 genoemde proces-verbaal, p. 34-39 en 56-57 en het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 9 juli 2005, nr. 2005235139-59, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 81 in het dossier.
18 Zie het aanvullend deskundigenrapport van het NFI d.d. 18 mei 2006, opgemaakt door [deskundige schotresten], inhoudende de beantwoording van een vraag met betrekking tot het schotrestenonderzoek, p. 3.
19 Zie de vakbijlage schotrestenonderzoek van het NFI afdeling Fysische Technologie Deskundigheidsgebied Schotresten, p. 2-3.
20 Zie het deskundigenrapport van het NFI d.d. 15 september 2005, inhoudende de resultaten van het schotrestenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van het slachtoffer op 5 juli 2005, opgemaakt en ondertekend door [deskundige schotresten]n, p. 4-6 (p. 628-630 in het dossier).
21 Zie het proces-verbaal van verhoor van [deskundige schotresten]n d.d. 23 maart 2006 bij de rechter-commissaris in de rechtbank te Rotterdam.
22 Zie het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 mei 2006 van de rechtbank Rotterdam, p. 13.
23 Zie het proces-verbaal relaas van onderzoek met bijlagen van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 14 maart 2006, nr. 2005235139-304, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam] , p. 1232 -1237.
24 Zie het proces-verbaal van verhoor getuige [naam] van de politie Rotterdam-Rijnmond district 6 oost d.d. 11 juli 2005, nr. 2005235139-74, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam] en [naam] , p. 134 in het dossier.