ECLI:NL:GHSGR:2008:BC5925

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200401907
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige straatroven door verdachte en medeverdachten met vuurwapen gelijkend voorwerp

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die samen met medeverdachten in één nacht twee gewelddadige straatroven heeft gepleegd. Bij de eerste beroving bedreigden zij twee vrouwen in een auto met een voorwerp dat op een vuurwapen leek en stalen zij een tas, een telefoon en een portemonnee. Na deze beroving zochten zij een nieuw slachtoffer en bedreigden zij een vrouw met twee vuurwapen gelijkende voorwerpen, waarna ook haar tas werd gestolen. De verdachte is schuldig bevonden aan twee ernstige geweldsdelicten die gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken bij de slachtoffers en in de maatschappij.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact. De uitspraak volgt op een eerdere veroordeling door de rechtbank Rotterdam, waarbij de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden kreeg opgelegd. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en een hogere straf op te leggen, toegewezen. De verdachte is eerder veroordeeld voor een geweldsdelict, wat meegewogen is in de strafmotivering.

Daarnaast hebben twee benadeelde partijen vorderingen ingediend voor immateriële schadevergoeding, die door het hof zijn toegewezen tot een bedrag van EUR 500,- per slachtoffer. De verdachte is verplicht om deze bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, omdat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 27 februari 2008.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004019-07
Parketnummer(s): 10-641163-07
TUL: 22-004845-05
Datum uitspraak: 27 februari 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2007 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1987,
[detentie-adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 februari 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als in het vonnis waarvan beroep vermeld. De rechtbank heeft tevens de tenuitvoerlegging gelast van de bij arrest van dit gerechtshof d.d. 25 april 2006 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact en met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met medeverdachten in één nacht twee gewelddadige straatroven gepleegd. Bij de eerste beroving hebben zij twee vrouwen, die in een auto zaten, onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp beroofd van een tas met inhoud, een telefoon en een portemonnee. Nadat de buit van de eerste beroving verdeeld was, is de verdachte samen met medeverdachten op zoek gegaan naar een nieuw slachtoffer. Toen zij een vrouw alleen over straat zagen lopen, zijn zij op haar afgerend en hebben haar bedreigd met twee op een vuurwapen gelijkende voorwerpen. De tas van het slachtoffer werd gestolen. Al doende heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee ernstige geweldsdelicten die gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2008, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van een geweldsdelict. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces hebben [benadeelde partij A] en [benadeelde partij B] zich als benadeelde partijen gevoegd. Zij hebben beiden een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 500,-.
In hoger beroep zijn deze beide vorderingen aan de orde tot het in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van EUR 500,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte tweemaal een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het onder 1 bewezen-verklaarde feit. De vorderingen van de benadeelde partijen ter zake van de geleden immateriële schade lenen zich derhalve voor gehele toewijzing. Het hof zal naar maatstaven van billijkheid aan beide benadeelde partijen een bedrag toekennen van EUR 500,-, met wettelijke rente en proceskosten.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partijen
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij A] en van een bedrag van EUR 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij B].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 april 2006 onder rolnummer 22-004845-05 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bevel dat dit opgelegde voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoer-legging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond. Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f(oud), 57(oud), 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 (drieëndertig) maanden.
Bepaalt dat een op 6 (zes) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit nodig oordeelt.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij A] tot het gevorderde bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij A] van een bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro) voor welk bedrag, in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting ingevolge de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij B] tot het gevorderde bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij B] van een bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro) voor welk bedrag, in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting ingevolge de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in verband met hun vorderingen hebben gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers en omgekeerd.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 april 2006 onder rolnummer 22-004845-05 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. W.P.C.M. Bruinsma, in bijzijn van de griffier mr. F. Rutten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 februari 2008.