ECLI:NL:GHSGR:2008:BC5699

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200320506
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor cocaïnevervoer en -aflevering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 maart 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1972, was beschuldigd van het plegen van voorbereidingshandelingen om zijn opdrachtgever in staat te stellen cocaïne te vervoeren en/of af te leveren. De tenlastelegging werd tijdens de zitting op 18 februari 2008 gewijzigd op vordering van de advocaat-generaal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van de handel in cocaïne, wat een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en bijdraagt aan de criminaliteit in de samenleving.

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het cumulatief tweede alternatief van de tenlastelegging. De verdachte had, ondanks dat hij niet precies wist om welke hoeveelheid cocaïne het ging, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij betrokken was bij de handel in harddrugs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook de inbeslaggenomen haakse slijpers verbeurd verklaard, aangezien deze zijn gebruikt bij het bewezenverklaarde feit.

De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de drugshandel en de gevolgen daarvan voor de samenleving. Het hof heeft rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003205-06
Parketnummer: 10-750021-06
Datum uitspraak: 3 maart 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 juni 2006 in de strafzaak
tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 8 november 2007 en 18 februari 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2008 op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en met beslissing omtrent de inbeslaggenomen haakse slijpers als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is - anders dan de advocaat-generaal - van oordeel dat, gelet op de zich in het dossier bevindende stukken en het overige verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, in het geheel geen bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte op enig moment voor zijn aanhouding op de hoogte is geweest of had behoren te zijn van de omstandigheid dat de zich in de loods in Amsterdam bevindende stoomketel, waarin zich cocaïne bevond, vanuit Curaçao naar Nederland is vervoerd of anderszins in de tenlastegelegde periode binnen het grondgebied van Nederland is gebracht.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte cumulatief/ eerste alternatief is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Geldigheid van de tenlastelegging
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de tenlastelegging ten aanzien van beide 'gedachtestreepjes' nietig dient te worden verklaard.
Nu de verdachte van hetgeen achter het eerste gedachtestreepje is verwoord, zal worden vrijgesproken, gaat het hof om redenen van proceseconomie in zoverre aan dit verweer voorbij.
Het verweer betreffende de tekst achter het tweede gedachtestreepje wordt verworpen, aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte voldoende duidelijk was, waartegen hij zich diende te verdedigen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het cumulatief/ tweede alternatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het overige verhandelende ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof ervan uit dat aan de verdachte door een bekende van hem is gevraagd om medewerking te verlenen aan het openslijpen van een kluis met geld. Er werd de verdachte als tegenprestatie € 5.000,- in het vooruitzicht gesteld en hij ging er volgens zijn eigen verklaring van uit dat het niet 'koosjer' zou zijn.
Op het moment dat de verdachte het open te slijpen object, een grote ketel, zag, was het hem, aldus zijn eigen verklaring van 7 februari 2006, duidelijk dat het niet om een kluis ging.
Het openslijpen van de zich in de loods bevindende ketel had tot doel om uit die ketel de daarin verborgen goederen te halen. Gelet op de ongebruikelijke verpakking, gecombineerd met de hoogte van de aan de verdachte toegezegde beloning, heeft de verdachte, eenmaal in de loods gearriveerd, minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het hier om harddrugs, zoals cocaïne, ging. Dat de verdachte niet precies wist om welke hoeveelheid het daarbij ging, doet in dit verband niet ter zake: gelet op de omvang van de ketel moet de verdachte immers hebben kunnen vermoeden dat het om een substantiële hoeveelheid ging. Verdachte heeft mitsdien gehandeld met het voor dit misdrijf vereiste opzet in voorwaardelijke zin.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep veroordeling gevorderd ten aanzien van medeplegen van de verdachte en de overige drie in de loods aangehouden medeverdachten. Het hof is van oordeel dat er, gelet op de in de loods aangetroffen situatie en de verklaringen van de verdachte en bedoelde medeverdachten niet kan worden gesproken van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de andere zich in de loods bevindende personen. Van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht is dan ook naar het oordeel van het hof geen sprake.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het cumulatief eerste alternatief bewezenverklaarde:
Een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het cumulatief/ eerste alternatief zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, belust op geldelijk gewin, op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen, teneinde zijn opdrachtgever in de gelegenheid te stellen cocaïne te vervoeren en/of af te leveren.
Verdachtes handelen draagt aldus bij aan de handel in en het gebruik van cocaïne, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd en waardoor ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, wordt bevorderd. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 februari 2008, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van overtredingen van de Opiumwet. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen haakse slijpers verbeurd worden verklaard.
De inbeslaggenomen haakse slijper van het merk Bosch en de inbeslaggenomen haakse slijper van het merk De Walt, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het cumulatief/ tweede alternatief bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom deze voorwerpen verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 10a(oud) van de Opiumwet en de artikelen 24 (oud), 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het cumulatief/ eerste alternatief tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het cumulatief/ tweede alternatief tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: een haakse slijper van het merk Bosch en een haakse slijper van het merk De Walt.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. S. van Dissel en mr. C.M. le Clercq-Meijer, in bijzijn van de griffier mr. M. Wegter.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 maart 2008.
Mr. S.K. Welbedacht is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.