Rolnummer: 22-003208-06
Parketnummer: 10-750025-06
Datum uitspraak: 3 maart 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 juni 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 8 november 2007 en 18 februari 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2008 op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof is - anders dan de advocaat-generaal - van oordeel dat, gelet op de zich in het dossier bevindende stukken en het overige verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, in het geheel geen bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte op enig moment voor zijn aanhouding op de hoogte is geweest of had behoren te zijn van de omstandigheid dat de zich in de loods in Amsterdam bevindende stoomketel, waarin zich cocaïne bevond, vanuit Curaçao naar Nederland is vervoerd of anderszins in de tenlastegelegde periode binnen het grondgebied van Nederland is gebracht.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte cumulatief/ eerste alternatief is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het cumulatief/ tweede alternatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte door een tot op heden onbekend gebleven persoon in het uitgaanscircuit is benaderd en dat hem is gevraagd een busje te huren om daarmee materialen op een bepaalde locatie af te leveren. Er werd de verdachte als tegenprestatie € 10.000,- in het vooruitzicht gesteld, een bedrag gelijk aan dat van zijn schuldenlast.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
De werkzaamheden van de verdachte, te weten het met het door hem gehuurde busje afleveren van personen en gereedschap in de loods, hadden tot doel het openslijpen van de zich in die loods bevindende ketel, zodat de daarin verborgen goederen eruit konden worden gehaald. De verdachte heeft ook verklaard dat hij op enig moment argwaan kreeg en heeft gevraagd wat er met de bus ging gebeuren. Ook heeft hij gevraagd of het soms om wapens of drugs ging. Hij kreeg voorts in een korte periode opeenvolgend drie verschillende mobiele telefoons van zijn opdrachtgever waarmee instructies aan hem werden gegeven en hij heeft gezien dat er onder andere gasflessen in de bus zijn geladen. Gelet hierop en op de ongebruikelijke hoogte van de aan de verdachte toegezegde beloning, het geringe aantal handelingen dat hij daarvoor diende uit te voeren en de ketel die hij in de loods moet hebben opgemerkt, heeft de verdachte minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het hier om harddrugs, zoals cocaïne, ging. Dat de verdachte niet precies wist om welke hoeveelheid het daarbij ging, doet in dit verband niet ter zake: gelet op de omvang van de ketel moet de verdachte hebben kunnen vermoeden dat het om een substantiële hoeveelheid ging. De verdachte heeft mitsdien gehandeld met het voor dit misdrijf vereiste opzet in voorwaardelijke zin.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep veroordeling gevorderd ten aanzien van medeplegen van de verdachte en de overige drie in de loods aangehouden medeverdachten. Het hof is van oordeel dat er, gelet op de in de loods aangetroffen situatie en de verklaringen van de verdachte en bedoelde medeverdachten niet kan worden gesproken van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de andere zich in de loods bevindende personen. Van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht is dan ook naar het oordeel van het hof geen sprake.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het cumulatief/ tweede alternatief bewezenverklaarde:
Een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het cumulatief/ eerste alternatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, belust op geldelijk gewin, op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen, teneinde zijn opdrachtgever in de gelegenheid te stellen cocaïne te vervoeren en/of af te leveren.
Verdachtes handelen draagt aldus bij aan de handel in en het gebruik van cocaïne, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd en waardoor ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, wordt bevorderd. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Het hof heeft in het voordeel van de verdachte gelet op de betrekkelijk jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn geringe justitiële documentatie.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 10a(oud) van de Opiumwet en artikel 63(oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het cumulatief/ eerste alternatief tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het cumulatief/ tweede alternatief tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. S. van Dissel en mr. C.M. le Clercq-Meijer, in bijzijn van de griffier mr. M. Wegter.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 maart 2008.
Mr. S.K. Welbedacht is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.