ECLI:NL:GHSGR:2008:BC5053

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200624406
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling en diefstal met braak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in Vietnam in 1973, werd beschuldigd van opzetheling van meerdere personenauto's en een bestelauto, evenals van diefstal met braak in een bedrijfspand. De verdachte had zich samen met een mededader schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van acht dure personenauto's, vaak voorzien van valse kentekens, en had ook een kluis gestolen na inbraak in een bedrijfspand. In eerste aanleg was de verdachte voor een aantal feiten vrijgesproken, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden voor andere feiten. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van zes jaren.

Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte betrokken was bij een aantal van de ten laste gelegde feiten, en sprak hem vrij van deze beschuldigingen. Het hof achtte echter wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de opzetheling van de voertuigen en de diefstal van de kluis. De verdachte werd als beroepscrimineel beschouwd, met een strafblad dat eerdere veroordelingen voor vergelijkbare misdrijven omvatte. Het hof legde een gevangenisstraf op van 26 maanden, met aftrek van voorarrest, en wees een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006244-06
Parketnummers: 11-510094-05 en 11-701176-06
Datum uitspraak: 12 februari 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 31 oktober 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Viëtnam) op [geboortedag] 1973,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 oktober 2007, 25 januari 2008 en 29 januari 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, waarvan kopieën in dit arrest zijn gevoegd.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien en
zal die nummering in dit arrest aanhouden.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 6 primair, 7 primair, 8 primair,
9 primair, 10, 11, 12 primair, 13, 14, 15 primair, 16 en 17 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 subsidiair, 5, 6 subsidiair, 7 subsidiair, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 12 subsidiair en 15 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van voorarrest. Omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen is beslist zoals is vermeld in het vonnis waarvan beroep, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1, 2 primair, 3, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair,
10 primair, 11, 12 primair, 14, 15 primair en 17 primair ten laste gelegde en dat hij ter zake van het onder
2 subsidiair, 4, 5, 6 subsidiair, 7 subsidiair, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 10 subsidiair, 12 subsidiair, 13 primair, 15 subsidiair, 16 en 17 subsidiair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft zij gevorderd dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte zal worden opgeheven.
Vrijspraken
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 primair, 3 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 10 primair, 11, 12 primair, 14,
15 primair en 17 primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat ook niet is bewezen hetgeen onder 4, 10 subsidiair, 13 en 16 is ten laste gelegd. Het hof overweegt daartoe het navolgende.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde (zaak Heemstede)
Rechercheurs [rechercheur 1] en [rechercheur 2] hebben spontaan en onafhankelijk van elkaar verklaard dat zij bij het bekijken op 'Recherche Informatie Online' van fotoprints van camerabeelden van de onderhavige overval, één van de personen zonder twijfel herkenden als [verdachte], die in 2002 verdachte was in het kader van een onderzoek naar bankovervallers, bij welk onderzoek [rechercheur 1] en [rechercheur 2] beiden betrokken waren.
De verdachte is niet ter plaatse, ten tijde van het feit, door getuigen, maar later door rechercheurs op fotoprints herkend. Deze herkenning - die, vanwege de vermomming van de betrokkene met een pruik werd bemoeilijkt - kan naar het oordeel van het hof vooral dienen als informatie voor verder onderzoek naar de eventuele betrokkenheid van de verdachten. Er is evenwel naast deze fotoherkenningen geen enkel direct bewijs voorhanden gekomen waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij de overval zou kunnen blijken en waardoor de herkenningen worden ondersteund.
Bij die stand van zaken is er naar 's hofs oordeel in casu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze overval, zodat hij van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 10 subsidiair ten laste gelegde (zaak Mercedes AMG)
Nu niet is vastgesteld dat de op 12 oktober 2005 in de buurt van de woning van de verdachte aangetroffen
en van diefstal afkomstige zwarte Mercedes met vals kenteken [kenteken] dezelfde auto betreft als de zwarte Mercedes waarmee observanten de verdachte op 15 augustus 2005 (met vals kenteken [kenteken]) en op 8, 12 en
23 september 2005 (met vals kenteken [kenteken]) hebben zien rijden, dient de verdachte naar het oordeel van het hof van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 13 ten laste gelegde (zaak VW Passat [kenteken])
Uit het proces-verbaal van observeren d.d. 3 maart 2006 (nummer 05405030306.se4) blijkt onder meer dat de verdachte die dag om 18:15 uur samen met een ander is gezien in Rotterdam, rijdend in een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken]. Blijkens datzelfde proces-verbaal heeft die Volkswagen Golf vervolgens om 19:10 uur en om 19:29 uur bij autobedrijf [naam] te Delft stilgestaan en is die auto daar om 19:34 uur, vlak na de diefstal van de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken], weggereden. Het hof sluit niet uit dat de verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest. Nu hij echter voor het laatst ruim vijf kwartier vóór de inbraak in de genoemde Volkswagen Golf in Rotterdam is geobserveerd en niet op enig moment bij genoemd autobedrijf in Delft, staat naar 's hofs oordeel niet vast dat de verdachte de diefstal heeft medegepleegd. Het feit dat de verdachte op 7 maart 2006 weer is waargenomen in de Volkswagen Golf, maakt dat niet anders. Hij zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Nu uit het dossier niet blijkt dat de verdachte de gestolen Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] op enig moment heeft verworven, voorhanden heeft gehad, of overgedragen, dient hij ook van de subsidiair ten laste gelegde heling van die auto te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 16 ten laste gelegde (zaak poging inbraak [B])
Uit het proces-verbaal van observeren d.d. 25 februari 2006 (nummer 05405250206.se1) blijkt kort gezegd dat de verdachte die dag samen met anderen diverse malen met de eerder genoemde Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] heeft rondgereden in de directe nabijheid van autobedrijf [B] te Leiden en dat die auto in de avond van
25 februari 2006 met drie inzittenden enige tijd geparkeerd heeft gestaan tegen een aan dat bedrijf grenzende loods. Een dag later, op 26 februari 2006 te 20.50 uur, is geprobeerd bij autobedrijf [B] in te breken. Nu uit het dossier weliswaar blijkt dat de voornoemde Volkswagen Golf op 26 februari 2006 van 20.38 uur tot 20.51 uur op een afstand van circa 250 meter van dat bedrijf heeft stilgestaan, maar de verdachte op
26 februari 2006 de hele dag niet in of bij die auto is geobserveerd, is het hof van oordeel dat niet vaststaat dat de hij de poging tot inbraak heeft gepleegd. Daarom zal de verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair, 3 subsidiair,
5, 6 subsidiair, 7 subsidiair, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 12 subsidiair, 15 subsidiair en
17 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2 subsidiair:
hij in de periode van 22 februari 2006 tot en met 9 maart 2006 te Zoetermeer en/of Delft en/of Rotterdam en/of De Lier, tezamen en in vereniging met een ander twee personenauto's, te weten:
- een blauwe Volkswagen New Beetle Cabriolet 2.0 (origineel kenteken: [kenteken]; vals kenteken:
[kenteken]) en
- een grijze Volkswagen Golf (V) 1.9 Tdi Sportline
(origineel kenteken: [kenteken]; valse kentekens:
[kenteken] en [kenteken])
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto's telkens wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3 subsidiair:
hij in de periode 13 januari 2006 tot en met 22 februari 2006 te Zoetermeer en Delft en in Nederland tezamen en in vereniging met een ander een personenauto, te weten een blauwe Volkswagen Passat Variant V6 (origineel kenteken: [kenteken]), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5
hij op 6 mei 2006 te Zoeterwoude tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijf, gevestigd aan de [adres] heeft weggenomen een kluis, toebehorende aan [benadeelde partij 5], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
6 subsidiair
hij op 6 mei 2006 te Zoeterwoude tezamen en in vereniging met een ander een personenauto (te weten een grijze Seat Leon (origineel kenteken [kenteken]; vals kenteken [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7 subsidiair
hij op 6 mei 2006 te Zoeterwoude tezamen en in vereniging met een ander een bestelauto (merk Mitsubishi, type Canter, kenteken [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die bestelauto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
8 subsidiair
hij in de periode van 11 juli 2005 tot en met 30 september 2005 te Meerdijk en/of te Delft en Zoetermeer een auto (merk/type: Seat Leon; origineel kenteken: [kenteken]; valse kentekens: [kenteken] en [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
9 subsidiair
hij in de periode van 15 april 2005 tot en met 25 mei 2005 te Zoetermeer een Audi A4 (origineel kenteken: [kenteken]; vals kenteken: [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die Audi A4 wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
12 subsidiair
hij in de periode van 6 juni 2005 tot en met 24 juni 2005 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander een auto (merk: Peugeot; origineel kenteken: [kenteken]; vals kenteken: [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
15 subsidiair
hij in de periode van 30 januari 2006 tot en met 31 januari 2006 te Zoetermeer en Delft een Volvo V70 (origineel kenteken: [kenteken], vals kenteken: [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die Volvo V70 wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
17 subsidiair
hij in de periode van 8 april 2006 tot en met 13 april 2006 te Rotterdam, Zoetermeer, Delft, Wateringen, Naaldwijk en Delft een auto (merk/type: BMW 535D Auto Touring, kleur zwart; chassisnummer: [chassisnummer], valse kentekens: [kenteken] en [kenteken] en [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto wist dat het een door misdreef verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsverweer feit 5 (zaak Zoeterwoude)
Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2008 heeft de verdachte kort gezegd verklaard dat hij op 6 mei 2006 's avonds door iemand - die hij wel eens had gezien en gesproken, maar met wie hij verder nooit omging en wiens naam of identiteit hij verder niet (be)noemt - is opgehaald en meegegaan, omdat hem dat werd gevraagd. Toen hij aankwam bij [benadeelde partij 5], heeft hij gezien dat daar een vrachtwagen stond met een kluis op de laadklep. Hij heeft daar alleen maar naar gekeken en is hooguit vijf minuten ter plekke geweest, waarna de politie arriveerde. Volgens de verdachte heeft hij geen bivakmuts op gehad en was hij tijdens de vluchtpoging met de Seat Leon niet de bestuurder. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij niet meer precies weet wat hij die avond droeg, maar dat hij in ieder geval niet de in het zwart geklede persoon was.
Het hof gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2006 (nr. PL1632/06-087559, blz. 24 zaaksdossier Zoeterwoude) wordt door verbalisanten [namen] onder meer vermeld - zakelijk weergegeven - dat zij op 6 mei 2006 omstreeks 23.25 uur bij [benadeelde partij 5] te Zoeterwoude kwamen en zagen dat er een vrachtwagen ter hoogte van het kantoortje stond, waarvan de laadklep openstond. Zij hoorden dat de motor stationair draaide en zagen dat de pui van het kantoor in zijn geheel was vernield. Eén van de verbalisanten zag dat er achter de vrachtwagen een grijze Seat Leon stond. Vervolgens zag hij dat er een in het zwart geklede persoon met een bivakmuts over zijn hoofd van achter die auto vandaan kwam rennen en dat deze plaats nam op de bijrijdersstoel. Hij zag een andere, eveneens donker geklede persoon, die ook een bivakmuts op zijn hoofd droeg, vanaf de achterzijde van de vrachtwagen aan komen rennen. Vervolgens reed de Seat met hoge snelheid en gedoofde lichten weg, waarop de verbalisanten de achtervolging hebben ingezet. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2006 (nr. PL1632/06-087559, blz. 27 zaaksdossier Zoeterwoude) blijkt onder meer dat de Seat tijdens die achtervolging op enig moment niet verder reed, dat er twee personen uit het voertuig kwamen gerend, dat één van die personen was gekleed in een bruine jas en de ander in een zwarte jas. De persoon met de bruine jas, die een donkere bivakmuts opgerold als muts op zijn hoofd droeg, werd vervolgens aangehouden en bleek de verdachte te zijn, zoals blijkt uit het proces-verbaal van aanhouding (nr. PL 1632/06-087559, blz. 13 zaaksdossier Zoeterwoude).
Op grond van het vorenstaande beschouwt het hof de voornoemde verklaring van de verdachte - voorzover inhoudend dat hij geen bivakmuts heeft gedragen en dat hijzelf de auto niet heeft bestuurd - als kennelijk leugenachtig. Mede in dat licht hecht het hof geen geloof aan de - bovendien niet eerder afgelegde - verklaring van de verdachte dat hij hooguit vijf minuten ter plekke is geweest en dat de diefstal toen al was gepleegd, temeer nu hij naar 's hofs oordeel geen redelijke verklaring heeft gegeven omtrent de vraag waarom - zo de diefstal reeds zou zijn gepleegd - zijn aanwezigheid op de plaats delict nog noodzakelijk was. Het hof verwerpt dus het verweer.
Bewijsoverweging ten aanzien van helingen personenauto's
De verdachte heeft al dan niet samen met een mededader binnen een periode van slechts ongeveer twaalf maanden acht gestolen, merendeels dure, personenauto's voorhanden gehad. Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2008 heeft de verdachte desgevraagd over de herkomst van de auto's slechts en voor het eerst verklaard dat hij deze auto's heeft geleend van twee 'in Nederland wonende kennissen die in de autoverkoop zaten' en dat hij dat deed 'om er even mee te rijden, bijvoorbeeld naar huis'. Hij heeft ook verklaard van die kennissen nooit kenteken- of verzekeringspapieren mee te hebben gekregen en daar zelf geen enkele keer naar te hebben gevraagd.
Het hof leidt uit de bovengenoemde omstandigheden af dat de verdachte steeds welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die auto's van diefstal afkomstig zouden blijken te zijn en betrekt bij dat oordeel de omstandigheid dat de verdachte, daarnaar gevraagd, niet meer openheid van zaken heeft willen verschaffen over de personen van wie hij de auto's leende en de reden waarom hij die auto's leende.
Bewijsoverweging feit 7 subsidiair
Nu het hof bewezen acht dat de verdachte samen met een mededader de onder 5 ten laste gelegde diefstal van de kluis heeft gepleegd, neemt het gevoeglijk aan dat hij met die mededader de voor die diefstal gebruikte Mitsubishi Canter - waarvan uit onderzoek is gebleken dat het contactslot van de stuurkolom was losgemaakt waardoor het mogelijk was om met behulp van een schroevendraaier het contact te bedienen - voorhanden heeft gehad en dat hij ten tijde van het op 6 mei 2006 voorhanden krijgen van die bestelauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Bij dat oordeel betrekt het hof dat de verdachte zich in de periode vlak vóór dit feit, van 15 april 2005 tot en met 13 april 2006, veelvuldig heeft schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) opzetheling van diverse personenauto's.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair, 3 subsidiair, 6 subsidiair, 7 subsidiair en 12 subsidiair bewezen verklaarde:
Medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 8 subsidiair, 9 subsidiair, 15 subsidiair en 17 subsidiair bewezen verklaarde:
Opzetheling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Hij is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich al dan niet samen met een mededader binnen een periode van ongeveer twaalf maanden schuldig gemaakt aan opzetheling van acht - meestal dure en vaak van valse kentekens voorziene - personenauto's en een bestelauto. Heling is een misdrijf waarvan gezien zijn aard in het bijzonder op het gebied van vermogensmisdrijven een criminaliteitsbevorderend effect uitgaat.
Daarnaast heeft de verdachte samen met een mededader ingebroken in een bedrijfspand van [benadeelde partij 5] en na de pui van het kantoor te hebben vernield, een kluis gestolen.
Zij hebben zich daarbij kennelijk laten leiden door hun eigen financieel gewin en blijk gegeven van een volledig gebrek aan respect voor de eigendommen van de benadeelde. Blijkens de aangifte en de (nog nader te noemen) vordering van de benadeelde partij hebben zij het betreffende bedrijf ongekend veel schade en overlast bezorgd. Een dergelijk misdrijf is geschikt om angst en onrust op te wekken bij de medewerkers van het betreffende bedrijf en dergelijke bedrijven. Bovendien hebben verdachte en zijn mededaders door met een auto met zeer hoge snelheid en gedoofde lichten weg te vluchten de veiligheid van andere weggebruikers vergaand in gevaar gebracht.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 januari 2008, waaruit is gebleken dat hij vaker onherroepelijk is veroordeeld - ook nog betrekkelijk recent - onder meer voor (pogingen tot) inbraak, opzetheling en geweldsmisdrijven. De verdachte moet beschouwd worden als een beroepscrimineel die geen blijk geeft bereid te zijn om zijn gedrag te verbeteren.
Het hof is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden aanzienlijke duur een passende en geboden reactie vormt. Daarbij betrekt het hof ook dat de verdachte voor meer feiten wordt veroordeeld dan door de rechtbank.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces hebben zich de na te noemen bedrijven en personen als benadeelde partij gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
1. [benadeelde partij feit 1], middels haar gemachtigde [gemachtigde], tot een bedrag van EUR 22.506,-- wegens materiële schade ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
2. [benadeelde partij feit 3], middels haar gemachtigde [gemachtigde], tot een bedrag van EUR 1.750,-- wegens materiële schade ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
3. [benadeelde partij feit 4], tot een bedrag van EUR 3.563,50 wegens immateriële schade ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
4. [benadeelde partij feit 4], tot een bedrag van EUR 3.563,50 wegens immateriële schade ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
5. [benadeelde partij 5], middels haar gemachtigde E. Pont, tot een bedrag van EUR 3.294,38 wegens materiële schade ter zake van het onder 5 ten laste gelegde.
6. [benadeelde partij feit 17], tot een bedrag van
EUR 108.536,01 wegens materiële schade ter zake van het onder 17 ten laste gelegde.
De onder 1, 2, 3, 4 en 6 genoemde, in eerste aanleg niet ontvankelijk verklaarde, maar in hoger beroep volledig gehandhaafde vorderingen zijn aan de orde tot respectievelijk EUR 22.506,--, EUR 1.750,--,
EUR 3.563,50, EUR 3.563,50 en EUR 108.536,01.
De onder 5 genoemde, in eerste aanleg tot EUR 1.750,-- toegewezen en in hoger beroep volledig gehandhaafde, vordering is aan de orde tot EUR 3.294,38.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het hof de onder 1, 3 en 6 genoemde vorderingen niet ontvankelijk zal verklaren en dat het de overige vorderingen volledig zal toewijzen, steeds met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex. artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Alle vorderingen zijn namens de verdachte betwist.
Vorderingen [benadeelde partij feit 1], [benadeelde partij feit 4] en [benadeelde partij feit 4]
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 en 4 ten laste gelegde, dienen de benadeelde partijen [benadeelde partij feit 1], [benadeelde partij feit 4] en [benadeelde partij feit 4] niet ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen tot vergoeding van de als gevolg daarvan geleden schade.
Vorderingen [benadeelde partij feit 3] en [benadeelde partij feit 17].
Nu ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij feit 3] en [benadeelde partij feit 17]. naar het oordeel van het hof niet is komen vast te staan dat de gestelde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het ten laste van de verdachte bewezen verklaarde, dienen zij niet ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen.
Vordering [benadeelde partij 5]
Naar het oordeel van het hof heeft deze benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het ten laste van de verdachte bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen.
Dat brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die deze benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder
5 bewezen verklaarde feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 3.294,38 ten behoeve van het slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 10, 11, 12 primair, 13, 14, 15 primair, 16 en 17 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair, 3 subsidiair, 5, 6 subsidiair,
7 subsidiair, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 12 subsidiair, 15 subsidiair en 17 subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
26 (zesentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] tot het gevorderde bedrag van
EUR 3.294,38 (drieduizend twee honderd vierennegentig euro en achtendertig cent)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, van een bedrag van
EUR 3.294,38 (drieduizend twee honderd vierennegentig euro en achtendertig cent)
voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
46 (zesenveertig) dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting ingevolge de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Verklaart de benadeelde partijen:
1. [benadeelde partij feit 1]
2. [benadeelde partij feit 3]
3. [benadeelde partij feit 4]
4. [benadeelde partij feit 4]
5. [benadeelde partij feit 17]
niet ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 februari 2008.