ECLI:NL:GHSGR:2008:BC2765

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200164406
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor georganiseerde cocaïne-import

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte was samen met anderen betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van een grootschalige, georganiseerde cocaïne-import. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een buitengewoon grote hoeveelheid cocaïne heeft geïmporteerd, wat de ernst van de delicten onderstreept. De verdachte heeft in Suriname in detentie gezeten voordat hij naar Nederland werd overgebracht, wat hij als zwaar heeft ervaren. Dit aspect is door het hof meegewogen bij de strafoplegging.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en drie maanden, maar het hof heeft deze veroordeling vernietigd. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, maar heeft de straf verlaagd op basis van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook een beroep op psychische overmacht van de verdachte verworpen, omdat er geen overtuigende omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De uitspraak van het hof benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn meegewogen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten die verband houden met de Opiumwet, maar heeft hem vrijgesproken van een van de tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De beslissing van het hof is een duidelijke boodschap over de aanpak van georganiseerde drugshandel en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001644-06
Parketnummer: 10-150316-03
Datum uitspraak: 28 januari 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 maart 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1971,
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 3 december 2007 en 14 januari 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 cumulatief/alternatief, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren en drie maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte en zijn mededaders de goederen anders dan door misdrijf onder zich hadden. Verdachte zal daarom van dat feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 het eerste onderdeel van het cumulatief/alternatief en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde
De raadsman heeft een bewijsverweer gevoerd zoals weergegeven onder nummers 3 tot en met 5 in de pleitnota.
Het hof verwerpt dit verweer, daarbij in aanmerking nemend, enerzijds hetgeen onder 2 en 3 is bewezen verklaard, alsmede de daartoe gebezigde bewijsmiddelen, en anderzijds het ontbreken van voldoende concrete en aannemelijke aanwijzing dat de cocaïne een andere bestemming dan Nederland had.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 2 eerste onderdeel bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid(oud) van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen en door zich en anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft een beroep gedaan op psychische overmacht zoals weergegeven in de pleitnota onder 10 en 11.
Het hof verwerpt dit verweer.
Enerzijds kan aan de raadsman worden toegegeven dat aan het dossier aanwijzingen kunnen worden ontleend dat op verdachte in fysieke zin druk is uitgeoefend en dat dit mogelijk in enige relatie stond tot - globaal gezegd - het feitencomplex onder 1.
Anderzijds is niet aannemelijk geworden dat die druk een zodanig effect op verdachte heeft gehad dat van hem redelijkerwijs niet gevergd kon worden dat hij daaraan weerstand zou bieden en het plegen van het thans bewezen verklaarde feit onder 1 achterwege zou laten.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met anderen betrokken geweest bij voorbereiding tot en uitvoering van min of meer grootschalige, georganiseerde cocaïne import, waarbij het in een geval (feit 1) gaat om een buitengewoon grootte hoeveelheid cocaïne. De ernst van deze delicten spreekt voor zich en behoeft geen nader betoog.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf heeft het hof anderzijds in aanmerking genomen dat de verdachte kort voor zijn uitlevering naar Nederland in detentie heeft verbleven in Suriname, welke detentie door de verdachte als zwaar is ervaren.
De raadsman heeft voorts een beroep gedaan op strafvermindering in verband met termijnoverschrijding.
Het hof verwerpt dit verweer omdat van overschrijding van de redelijke termijn in casu geen sprake is, zulks mede gelet op het feit dat het hier gaat om een grote, gecompliceerde strafzaak, waarin gelijktijdige berechting van medeverdachten heeft plaatsgevonden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45(oud), 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2(oud), 10(oud) en 10a(oud) van de Opiumwet .
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 eerste onderdeel van het cumulatief/alternatief en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer,
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. C.M.P. Flint-Van Noort, in bijzijn van de griffier M. van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 januari 2008.