ECLI:NL:GHSGR:2007:BG9622
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Fictieve dienstbetrekking en naheffingsaanslagen loonbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of er sprake was van een fictieve dienstbetrekking tussen belanghebbende, een besloten vennootschap, en [A], die taxaties verrichtte voor de onderneming. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de loonbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 1996 en 1998, waarbij de Inspecteur van de Belastingdienst stelde dat de werkzaamheden van [A] in het kader van een dienstbetrekking plaatsvonden. Belanghebbende betwistte dit en voerde aan dat [A] als zelfstandige werkte via zijn eigen vennootschap, [B]. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft vastgesteld dat [A] vanaf 16 juni 1994 in dienstbetrekking was bij belanghebbende, maar dat deze dienstbetrekking op 15 juni 1995 is beëindigd. Na de beëindiging heeft belanghebbende met [A] en [B] afspraken gemaakt over taxatiewerkzaamheden, die door [A] werden uitgevoerd. Het Hof oordeelde dat de omstandigheden waaronder [A] zijn werkzaamheden verrichtte, niet wezenlijk verschilden van die tijdens zijn dienstverband, maar dat er geen sprake was van een (fictieve) dienstbetrekking. Het Hof concludeerde dat de werkzaamheden van [A] niet onder de loonbelasting vielen, omdat de intentie van de partijen was om de werkrelatie als zelfstandig te kwalificeren.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die op € 2.760 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke werkrelatie en de intenties van partijen bij het bepalen van de fiscale kwalificatie van werkzaamheden.