ECLI:NL:GHSGR:2007:BC1198

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/268
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pensioenreglement en indexering van pensioenuitkeringen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Werknemer] tegen de vonnissen van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, inzake zijn pensioenaanspraken na de overdracht van zijn werkgever aan Kemira Agro Rozenburg B.V. en de daaropvolgende wijziging van het pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Kemira (SPK). [Werknemer] is in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 25 augustus 2005 en 17 november 2005, waarin zijn vorderingen tot indexering van zijn pensioen en blijvende toepassing van een specifiek artikel van het pensioenreglement werden afgewezen. Het hof heeft de feiten uit het tussenvonnis van de rechtbank als vaststaand aangenomen, met een correctie op een percentage dat in het vonnis was vermeld.

De zaak draait om de rechtsgeldigheid van de wijziging van het pensioenreglement, die per 1 januari 2003 van kracht werd. [Werknemer] stelt dat deze wijziging niet rechtsgeldig tot stand is gekomen en vordert onder andere de duurtetoeslag per 1 april 2001. Het hof oordeelt dat de wijziging van het reglement rechtsgeldig is, omdat de directie van SPK het besluit tot wijziging heeft goedgekeurd en de deelnemers zijn geraadpleegd. Het hof concludeert dat de wijziging ook bindend is voor gepensioneerden die geen lid zijn van de vereniging Kemioren, waar [Werknemer] op dat moment geen lid meer van was.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [Werknemer] af, met de overweging dat de wijziging van het pensioenreglement niet in strijd is met de wet en dat de rechten van de deelnemers tot de datum van wijziging zijn gerespecteerd. [Werknemer] wordt in de proceskosten van het hoger beroep verwezen.

Uitspraak

Uitspraak: 9 november 2007
Rolnummer: 06/268
Zaak/Rolnummer rechtbank: 597100 CV EXPL 04-38649
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[Werknemer],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [Werknemer],
procureur: mr. G.L. Kooy,
tegen
STICHTING PENSIOENFONDS KEMIRA,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: SPK,
procureur: mr. H.J.A. Knijff.
Het geding
Bij exploot van 9 februari 2006 is [Werknemer] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 25 augustus 2005 en 17 november 2005, door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, gewezen tussen de partijen. Bij memorie van grieven (met producties) zijn elf grieven tegen het tussenvonnis en vijf grieven tegen het eindvonnis opgeworpen, die door SPK bij memorie van antwoord (met producties) zijn bestreden. De partijen hebben onder overlegging van de stukken arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In het tussenvonnis van 25 augustus 2005 heeft de rechtbank onder 3
een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen - in de grieven 1 en 4 wordt slechts een der feiten in een ander licht gesteld - zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan, met, overeenkomstig grief 3 die niet is bestreden, verbetering van het in 3.12 vermelde percentage, dat 8,71 moet bedragen en niet 9,63.
2. Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende:
- Sinds voor 1970 was [Werknemer] werknemer van Esso Chemie N.V.
- In 1985 heeft zijn werkgever een bedrijf met 375 werknemers onder wie
[Werknemer] overgedragen aan Kemira Agro Rozenburg B.V. (hierna: Kemira).
- De pensioenaanspraken van [Werknemer] gingen toen over naar SPK.
- Destijds luidde artikel 16 van het pensioenreglement van SPK:
Voor ingegane pensioenen zal een toeslagbeleid worden gevoerd. Elk jaar
opnieuw wordt door de directie vastgesteld of op ingegane pensioenen een
duurtetoeslag wordt verleend, alsmede de hoogte daarvan.
In 1985 bepaalde artikel 17 lid 4 van dat reglement, alleen voor deelnemers
die afkomstig waren van Esso Chemie N.V.:
In aanvulling op artikel 16 zal het beleid worden gevolgd, dat voorheen bij
Stichting Pensioenfonds ‘Protector’ gebruikelijk was ten aanzien van ingegane
pensioenen.
- Deze bepalingen zijn tot 1 januari 2003 blijven gelden.
- Blijkens arrest van de Hoge Raad van 20 april 2001 (nr C99/210 HR) hield
artikel 17 lid 4 van het pensioenreglement SPK in dat de pensioenen de
prijsindex “afgeleide CPI alle huishoudens” moesten volgen.
- De vereniging Kemioren behartigt de belangen van haar leden. Lid kunnen
slechts zijn degenen die zelf een uitkering van SPK ontvangen.
- Op 9 december 2002 hebben SPK, Kemioren en Kemira een principe-accoord
gesloten volgens welk in ruil voor afschaffing van artikel 17 lid 4, zoals hernummerd, de desbetreffende pensioenen per 1 januari 2003 eenmalig met 8,71 % zijn verhoogd.
- De ledenvergadering van Kemioren heeft hiermee op 15 januari 2003
eenstemmig ingestemd, de deelnemersraad van SPK op 25 maart 2003; voor
deze vergadering van de deelnemersraad was [Werknemer] bij brief van 5 maart 2003 uitgenodigd.
- De desbetreffende wijziging van het pensioenreglement van SPK is op 6 juni
2003 tot stand gekomen.
- Op 1 april 2001 is [Werknemer] met pensioen gegaan. Zijn pensioen is
onder meer gebaseerd op zijn gemiddelde pensioengrondslag van 1 april
1998 tot 1 april 2001.
- De loonronde van Kemira per 1 april 2001 en de duurtetoeslag van SPK per
1 april 2001 heeft [Werknemer] gemist.
- Sinds maart 2002 krijgt de ex-echtgenote van [Werknemer], van wie hij in
januari 2002 is gescheiden, overeenkomstig het wettelijke stelsel de helft
van zijn pensioen.
- Op 3 februari 2003 heeft [Werknemer] aan Kemioren geschreven dat hij zijn
lidmaatschap opzegt om persoonlijke redenen. Hij voegde toe: ‘Behartiging
van mijn belangen alsook alle andere contacten met het Kemira
pensioenfonds SPK en andere instanties handel ik vanaf heden zelf af.’
- In dit geding vordert [Werknemer] a. de duurtetoeslag per 1 april 2001,
althans met doorwerking in later pensioen en b. blijvende toepassing op hem
van het hernummerde artikel 17 lid 4 van het pensioenreglement van SPK
voor zijn hele pensioen, ook na eventueel vooroverlijden van zijn ex-
echtgenote.
- De rechtbank heeft de gevorderde indexering per 1 april 2002 toegewezen
met afwijzing van de vordering voor het overige. In hoger beroep is deze
toewijzing onomstreden. [Werknemer] vordert alsnog algehele toewijzing van
zijn afgewezen vordering.
3. Het hof zal eerst de grieven 5, 6 en 7 bespreken.
4. De grieven 5-7 zijn gericht tegen de afwijzing van de indexering van het pensioen van [Werknemer] per 1 april 2001, de datum waarop het pensioen is ingegaan. Artikel 16 van het pensioenreglement SPK verplicht het bestuur elk jaar vast te stellen of op ingegane pensioenen een duurtetoeslag wordt verleend alsmede de hoogte daarvan. SPK stelt dat deze bepaling juist wordt uitgevoerd door dergelijke duurtetoeslagen niet te verlenen binnen twaalf maanden nadat het pensioen is ingegaan. Zij stelt dat ook Protector, het pensioenfonds van Esso Chemie, dit beleid voerde. [Werknemer] heeft deze stellingen niet met argumenten bestreden. Artikel 17 lid 4 van het pensioenreglement SPK geeft [Werknemer] aanspraak geeft op voortzetting van het tevoren door Protector gevoerde beleid. Het geeft hem geen aanspraak op meer dan dat, maar dat is wat hij hier vraagt. Er is ook geen andere bepaling waaraan hij aanspraak kan ontlenen op eerdere ingang van een duurtetoeslag op zijn pensioen. Hierom falen de grieven tegen deze beslissing van de rechtbank.
5. Het hof zal de grieven 1-4 en 8-11 samen behandelen.
6.1 Bij grief 8 voert [Werknemer] onder 8.9 aan dat het besluit van de leden-vergadering van de vereniging Kemioren van 15 januari 2003 nietig is, omdat het onderwerp niet tijdig aan de leden ter beslissing was aangekondigd. Hij beroept zich hiervoor op artikel 14 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (B.W.). Hij miskent evenwel dat artikel 15 van dat boek een speciale, afwijkende regeling geeft voor gevallen waarin een besluit is genomen in strijd met bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen. Dat is hier het geval. Blijkens artikel 15 kan zo’n besluit slechts worden vernietigd in een geding dat binnen een jaar na het bekend worden van zo’n besluit wordt aangespannen. Daarna is het recht om vernietiging in te roepen vervallen. Blijkens de conclusie van repliek in dit geding van 31 maart 2005 was [Werknemer] uiterlijk op die dag met het besluit bekend. Nu een geding als in artikel 2:15 B.W. bedoeld niet binnen een jaar nadat [Werknemer] erover heeft vernomen is aangespannen, kan [Werknemer] hierop geen beroep doen in dit geding.
6.2 Overigens hangt de vraag of [Werknemer] gebonden is aan de wijziging van het pensioenreglement per 1 januari 2003 niet af van de vraag of Kemioren ook hem in het overleg ter voorbereiding van die wijziging heeft vertegenwoordigd, zodat grief 4 geen doel kan treffen.
6.3 Bepalend is of die wijziging rechtsgeldig tot stand is gekomen. De wet
bevat geen beletsel tegen reglementswijziging waarbij de rechten van gepensio-neerden worden beperkt; zie artikel 7 lid 1 onder i van de Pensioen- en Spaarfondsenwet (oud). Artikel 11 van de statuten van SPK regelt hoe het pensioenreglement kan worden gewijzigd. Onomstreden heeft de directie met inachtneming van artikel 11 van de statuten het besluit van het bestuur tot wijziging van het pensioenreglement goedgekeurd, zijn de deelnemers geraadpleegd en heeft de deelnemersraad advies uitgebracht. [Werknemer] stelt op deze punten ook geen vormverzuim. Dat [Werknemer] tegen de wijziging bezwaar heeft gemaakt is geen beletsel voor het rechtsgeldig wijzigen van het reglement.
Een rechtsgeldige wijziging van het reglement bindt ook gepensioneerden die geen lid zijn (geweest) van Kemioren, zodat de vraag of [Werknemer] dat is geweest voor de uitkomst van dit geding niet van belang is.
6.4 Aan de rechten van de deelnemers, verkregen tot aan de datum waarop
de verandering van kracht wordt, is geen afbreuk gedaan. Per 1 januari 2003 is het pensioen van [Werknemer] aanzienlijk verhoogd; daartegenover is enige afbreuk gedaan aan de rechten die hij na het van kracht worden van de wijziging zou verkrijgen. Kortom, niets staat eraan in de weg dat de rechtsgeldig tot stand gekomen wijziging van het pensioenreglement ook bindend is voor [Werknemer].
Grief 9 treft hierom geen doel.
6.5 Dat instemming van [Werknemer] zelf was vereist om het reglement rechtsgeldig te kunnen wijzigen blijkt niet. Hierop stuiten de grieven 1 en 10 af.
7. Grief 12 en, voor zover daarmee samenvallend, grief 3, beide onomstreden, acht het hof gegrond, zoals blijkt uit de weergave van de feiten.
Zulks leidt evenwel niet tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank.
8. De grieven 13-15 hebben, blijkens hun toelichting, geen zelfstandige
betekenis naast de verworpen grieven en moeten dus hun lot delen. Het oordeel over die grieven brengt immers ook mee dat bij eventueel vooroverlijden van de ex-echtgenote van [Werknemer] hij geen achteruitgang heeft te duchten.
9. Bij grief 16 heeft [Werknemer] geen belang, omdat daarin een overweging wordt aangetast die het oordeel van de rechtbank niet draagt.
10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en [Werknemer] zal verwijzen in de proceskosten in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van 25 augustus 2005, door de rechtbank te Rotterdam, sector kanton gewezen tussen de partijen;
- veroordeelt [Werknemer] in de kosten van het hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van SPK begroot op € 1.142,- (waarvan € 248, - voor griffierecht en € 894,- voor salaris procureur);
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.H. Koning, M.J. van der Ven en J.W. van Rijkom en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2007 in bijzijn van de griffier.