2. Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende.
2.1 [Werknemer], geboren [in] 1959, is op 7 september 1998 als distributiemedewerkster in dienst getreden bij Flora Holland krachtens een parttime contract voor 95 basisuren per maand, tegen een basisloon van (laatstelijk) € 943,35 bruto, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2 [Werknemer] heeft tijdens haar dienstverband bij Flora Holland een bedrijfsongeval gehad op 8 november 1999, waarvoor Flora Holland aansprakelijkheid heeft erkend.
2.3 In maart 2000 heeft [Werknemer] haar werk hervat, maar in juni 2000 is zij opnieuw uitgevallen. In september 2000 heeft [Werknemer] haar werkzaamheden als arbeidstherapie hervat. Vanaf februari 2001 heeft [Werknemer] passende arbeid verricht.
2.4 In het kader van de re-integratie heeft [Werknemer] vanaf 2 juni 2001 de werkzaamheden van trekkerchaffeur verricht.
2.5 Bij besluit van 25 juni 2001 van het UWV GAK werd [Werknemer] per 2 juli 2001 voor 15-25% arbeidsongeschikt geacht. Gelet op haar medische beperkingen en de zwaarte van haar eigen werk werd zij niet geschikt geacht om haar eigen werk bij Flora Holland te verrichten.
2.6 Op 14 december 2001 is [Werknemer] wederom wegens ziekte uitgevallen.
2.7 Bij brief van 17 december 2001 heeft het UWV GAK [Werknemer] bericht dat uit het onderzoek bij Flora Holland is gebleken dat haar geen (definitieve) passende arbeid (formatie plaats) kan worden aangeboden. Daarbij is [Werknemer] voorts verwezen naar het interne bemiddelingsbureau dat haar zou begeleiden naar ander werk. Bij brief van haar gemachtigde van 25 april 2002 heeft [Werknemer] het UWV GAK verzocht om toezending van de onderzoeksrapportage en het verrichten van nader onderzoek.
2.8 Bij besluit van het UWV GAK van 15 augustus 2002 werd [Werknemer] per 1 januari 2002 ongewijzigd voor 15-25% arbeidsongeschikt geacht. Het bezwaar van [Werknemer] hiertegen is bij besluit van 12 maart 2003 ongegrond verklaard.
2.9 Bij brief van 19 september 2002 heeft [Werknemer] zich bij Flora Holland hersteld gemeld en zich beschikbaar gesteld voor passende werkzaamheden.
2.10 De arbodienst van Flora Holland heeft een aantal binnen de organisatie van Flora Holland beschikbare functies onderzocht op passendheid voor [Werknemer]. In het rapport dat naar aanleiding van dit onderzoek is opgemaakt, wordt ten aanzien van de functie “administratieve functie Bedrijfsbureau” opgemerkt:
“Arbeidsdeskundige weging
Er wordt gevraagd naar een opleiding op MBO niveau, wat niet overeenkomt met het niveau van betrokkene, dit is LBO. Betrokkene beschikt niet over een ruime administratieve ervaring en een goede kennis van de Excel, Word en Access processen, maar dit kan ze zich eigen maken door middel van een opleiding.
Deze functie kan mogelijk voor betrokkene als passend worden beoordeeld, mits de werkgever bereid is te investeren in opleiding, coaching en begeleiding en ze niet direct geheel zelfstandig haar werkzaamheden zal moeten uitvoeren.”
en wordt onder meer geconcludeerd:
“Dit alles overwegende is bij slechts één functie de match belasting van de functie versus belastbaarheid van betrokkene positief.”
2.11 [Werknemer] heeft vanaf 30 mei 2003 een dienstbetrekking aanvaard bij een andere werkgever.
2.12 Naar aanleiding van een door Flora Holland ingediend verzoek tot ontbinding van de tussen haar en [Werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst heeft de rechtbank bij beschikking van 31 juli 2003 de arbeidsovereenkomst ontbonden ingaande 1 augustus 2003 onder toekenning van een tussen partijen overeengekomen vergoeding van € 15.000,-.
2.13 In de periode van 19 september 2002 tot 1 augustus 2003 had [Werknemer] een gedeeltelijke WAO-uitkering en aanvullend een bijstandsuitkering. Ook had zij inkomsten uit haar nieuwe dienstverband.
2.14 Bij inleidende dagvaarding van 13 mei 2003 heeft [Werknemer] tewerkstelling gevorderd en betaling van loon vanaf 19 september 2002 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, en proceskosten.
2.15 Na tussenvonnis van 26 februari 2004 heeft de rechtbank bij eindvonnis van 10 juni 2004 Flora Holland veroordeeld om aan [Werknemer] te betalen het brutoloon met 8% vakantietoeslag vanaf 19 september 2002 tot 1 augustus 2003, onder aftrek van alle in deze periode door [Werknemer] genoten en nader door haar (uitputtend) op te geven bruto-inkomsten uit WAO-uitkering en salaris bij een andere werkgever, met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2003 en proceskosten. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.