Rolnummer: 22-000075-07
Parketnummer(s): 09-900497-06
Datum uitspraak: 21 december 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 4 januari 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 december 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal hebben met de medewerkers van de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, behoudens in verband met officiële afspraken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Bedreiging met zware mishandeling en met brandstichting.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde in verminderde mate kan worden toegerekend, nu het volgens de raadsman voor iedereen duidelijk is dat de verdachte een stoornis heeft en dat deze in direct verband met de feiten staat.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Blijkens het voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 3 augustus 2006, opgemaakt en ondertekend door reclasse-ringswerker E. van Busschbach, heeft de reclassering geen aanwijzingen gevonden dat er bij de verdachte mogelijk sprake is van een bepaalde stoornis. Dat rapport is kort na de feiten opgemaakt, nadat meerdere keren met de verdachte was gesproken. In een later bericht komt weliswaar de wens van De Waag naar voren tot nadere diagnostiek (zoals verwoord in het Afloopbericht Toezicht van de reclassering d.d. 2 januari 2007), doch ook daaruit blijkt niet van een verband tussen een stoornis en de begane feiten. De raadsman heeft daarnaast noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep verzocht om een nadere persoonsrapportage van de verdachte. Bovendien zou de stoornis van de verdachte volgens de raadsman alleen praktische problemen kennen. Ambtshalve ziet het hof geen aanleiding tot het doen opmaken van een nadere persoonsrapportage; het voorlichtingsrapport van de reclassering is omtrent de aanleiding en persoonlijke omstandigheden van de verdachte helder toegelicht en goed onderbouwd.
Er is dan ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit of vermindert. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal hebben met de medewerkers van de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, anders dan in het kader van officiële afspraken.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een vrouw die als ambtenaar werkzaam is op de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Pijnacker-Nootdorp ernstig bedreigd. Hij heeft eerst een steen door de ruit van haar privé-woning gegooid en haar vervolgens per e-mail laten weten de volgende keer een brandbom te gooien. De verdachte was het niet eens met beslissingen van genoemde afdeling en vond dat hij op deze manier zijn gram kon halen. De gedragingen van de verdachte zijn volstrekt onacceptabel. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer en haar ook als privépersoon schade toegebracht en angst aangejaagd. Daarnaast leidt dergelijk handelen veelal tot gevoelens van onrust en onveiligheid, zowel bij het slachtoffer als bij collega’s en andere betrokkenen.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonsrapportages van de verdachte. Tot een bijzonder reclasseringscontact is de verdachte niet bereid en wordt door de reclassering ook afgeraden.
De raadsman vindt de gevorderde straf disproportioneel. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat het probleem van zijn cliënt is ondervangen en dat er zijns inziens geen vrees voor herhaling bestaat.
Het hof meent dat herhalingsgevaar niet is uitgesloten. Uit het verhandelde ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de verdachte nog is overgegaan tot het schrijven van een e-mail aan de desbetreffende afdeling van de gemeente, waarvan de achtergrond of inhoud niet goed te verklaren is. De verdachte heeft zich weliswaar na het onlangs versturen van een dergelijk bericht gerealiseerd dat dat geen pas geeft en toen een bos bloemen gestuurd, doch het hof is er – net als de ter terechtzitting in hoger beroep gehoorde contactambtenaar van de gemeente – niet gerust op hoe dat de komende tijd zal verlopen. Ook ter terechtzitting in hoger beroep geeft de verdachte het hof de indruk zich in een wankel evenwicht te bevinden.
Als stok achter de deur acht het hof dan ook een voorwaardelijke gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd onder dezelfde bijzondere voorwaarde passend en geboden. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat de verdachte niet van contacten met de gemeente – voor zover die nodig zijn – is verstoken, nu daarvoor in samenspraak met de gemeente en de vader van de verdachte een bevredigende regeling is getroffen.
Gezien de ernst van de bedreiging komt het hof daarnaast tot oplegging van dezelfde werkstraf als de rechtbank.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp zich als benadeelde partij gevoegd en namens haar is door de gemachtigde [X] een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van totaal EUR 5.033,73.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Ook naar het oordeel van het hof kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen. De gemeente heeft zich immers als benadeelde partij gevoegd, terwijl beide feiten direct jegens [naam slachtoffer] zijn begaan. De wet kent in zoverre een beperking voor de vordering van de benadeelde partij in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285(oud) en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 (zestig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat de verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal hebben met de medewerkers van de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, anders dan in het kader van officiële afspraken.
Verklaart de benadeelde partij Gemeente Pijnacker-Nootdorp niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij, nu zij niet-ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, deze vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek, mr. A.J.M. Kaptein en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. B.A.A. Daino-Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2007.