ECLI:NL:GHSGR:2007:BC1043

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000101-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en bedreiging in een strafzaak tegen een verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1968, werd beschuldigd van het telen van hennep in zijn bedrijfspand en het bedreigen van zijn ex-vrouw tijdens een ruzie. De eerste kwekerij werd van illegale stroom voorzien, en na een eerdere aanhouding in januari 2006, hervatte de verdachte enkele maanden later opnieuw de hennepteelt. Het hof oordeelde dat het telen van hennep niet alleen illegaal is, maar ook bijdraagt aan criminaliteit en schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, diefstal en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank had eerder een vonnis uitgesproken dat het hof niet in stand kon laten, en het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft deze straffen opgelegd, waarbij het de taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden heeft vastgesteld, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte is strafbaar verklaard voor de bewezen feiten, en het hof heeft de uitspraak op de openbare terechtzitting gedaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000101-07
Parketnummer(s): 10-663028-06
Datum uitspraak: 21 december 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 22 december 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
7 december 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In dit arrest houdt het hof de foutieve doortelling in de tenlastelegging aan, waardoor een feit met nummer 3 ontbreekt.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 primair, 2, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenis-straf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 5 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in zijn bedrijfspand tot twee maal toe hennep geteeld. Nadat hij ter zake van de eerste teelt in januari 2006 was aangehouden, is hij enkele maanden later wederom met de teelt van hennep gestart. Het telen van hennep is niet toegestaan. Het telen van een grote hoeveelheid als bewezen verklaard duidt op de lucratieve handel in hennep, hetgeen allerlei vormen van criminaliteit bevordert. Het gebruik van hennep kan voorts schadelijk zijn voor de volksgezondheid.
De eerste kwekerij werd van illegale – gestolen - stroom voorzien.
Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-vrouw tijdens een ruzie bedreigd. Ook daarvan behoort hij zich te weerhouden.
Het hof is - alles overwegende – evenals de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3, 11 en 11 (oud) van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a(oud), 14b(oud), 14c, 22c, 22d, 57, 285(oud) en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 (zestig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. B.A.A. Daino-Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2007.