ECLI:NL:GHSGR:2007:BC1036

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200159507
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van huiselijk geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Soedan in 1968, was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling van zijn echtgenote, die aangifte had gedaan van huiselijk geweld. De verdachte ontkende de beschuldigingen en verklaarde dat hij zijn echtgenote slechts een duw had gegeven tijdens een ruzie, waarna zij tegen de bedrand viel.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 31 juli en 7 december 2007 heeft de aangeefster haar belastende verklaring grotendeels ingetrokken. Ze gaf aan dat zij zelf de ruzie had uitgelokt en spijt had van haar aangifte. De verdachte en de aangeefster verklaarden dat de ruzie was ontstaan door jaloezie en dat de aangeefster de verdachte had gebeten, wat leidde tot de verwondingen aan zijn hand. Het hof heeft de foto’s van het letsel van de aangeefster bekeken en vastgesteld dat deze niet volledig overeenkomen met de beschuldigingen van mishandeling.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging van mishandeling. De omstandigheden waaronder de handelingen volgens de verklaringen van beide partijen hebben plaatsgevonden, leidden tot de conclusie dat er geen opzet op mishandeling was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001595-07
Parketnummer(s): 09-535738-06
Datum uitspraak: 21 december 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 19 maart 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Soedan) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
31 juli 2007 en 7 december 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 39 dagen, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook indien dat een behandeling bij De Waag zal inhouden zolang als de reclassering zulks nodig acht.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 39 dagen, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Naar het oordeel van het hof is evenwel niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd.
Daartoe heeft het hof het volgende overwogen.
De echtgenote van de verdachte heeft aangifte gedaan van mishandeling door de verdachte. Blijkens de in het dossier gevoegde foto’s en de constatering van de verbalisanten heeft zij letsel ten tijde van de aangifte.
De verdachte ontkent. Hij heeft keer op keer verklaard zijn echtgenote nog nooit te hebben mishandeld.
Hij heeft tegenover het hof verklaard dat hij zijn echtgenote in een ruzie alleen een duw heeft gegeven waarna zij ergens tegenaan is gevallen. Daarbij, of op andere wijze, heeft zij letsel opgelopen. Hij heeft het niet toegebracht.
De aangeefster heeft, nadat zij aangifte heeft gedaan en haar echtgenoot kwam vast te zitten, per brief laten weten dat zij zelf de ruzie heeft uitgelokt, dat ze overspannen was en dat ze spijt heeft van haar aangifte.
Tegenover de raadsheer-commissaris is de aangeefster voor het eerst met tolk gehoord en heeft ze haar belastende verklaring nagenoeg geheel ingetrokken.
Volgens zowel de verdachte, als de aangeefster tegenover de raadsheer-commissaris, zou het volgende zijn gebeurd.
De aangeefster heeft de verdachte in een vlaag van jaloezie en woede – naar haar zeggen onder invloed van een prille zwangerschap – die avond wakker gemaakt en ruzie met hem gezocht. De verdachte wilde daarop het huis uitgaan, maar de aangeefster wilde dat bemoeilijken door zijn autosleutel en GSM-telefoon af te pakken en weg te gooien. Daar was de verdachte het niet mee eens. In haar poging om dat door te zetten bijt zij hem in de hand. Van dat wondje is een foto in het dossier gevoegd. De verdachte verweert zich daartegen – de autosleutel nog in de hand – en duwt haar van zich af. Daarop valt de aangeefster tegen de bedrand aan.
Het hof heeft voorts waargenomen dat de foto’s van het letsel van de aangeefster, deze gang van zaken niet uitsluiten.
Het Hof heeft op deze foto’s ook waargenomen dat het letsel niet geheel in overeenstemming is te brengen met de mishandelingen die de verdachte volgens de aangifte zou hebben begaan.
Al het voorgaande afwegende, is het hof van oordeel dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen.
Het Hof is daarbij ten aanzien van het wegduwen als telastegelegd van oordeel dat, mede gelet op de omstandigheden waaronder deze handeling volgens de verklaringen van beiden heeft plaatsgevonden, het (voorwaardelijk) opzet op mishandeling ontbreekt.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de verdachte van het tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. B.A.A. Daino-Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2007.