Rolnummer: 22-001048-07
Parketnummer(s): 09-662962-06
Datum uitspraak: 2 november 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 26 oktober 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 oktober 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenis-straf voor de duur van vier maanden, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende enkele maanden hennep in zijn huis geteeld, ten behoeve waarvan de elektriciteit illegaal werd betrokken. Ook duldde de verdachte een flinke hoeveelheid henneptoppen in zijn huis, die daar, naar de verdachte zegt, voor iemand anders lagen te drogen. Hennep is een middel waarvan het gebruik schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. Bovendien leidt de handel in dergelijke middelen veelal direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit.
De verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 11 september 2007 meermalen voor strafbare feiten veroordeeld. Kort voor het begaan van de onderhavige feiten is de verdachte nog voor een andere hennepteelt veroordeeld.
Inmiddels heeft de verdachte een vast adres en is hij met een schone lei begonnen. Twee vonnissen uit 2005 en 2006 waarbij hem bij verstek werkstraffen waren opgelegd, hebben hem in verband met zijn persoonlijke omstandigheden toentertijd en bijbehorende adresperikelen niet bereikt. De vervangende hechtenis van die werkstraf-fen heeft hij daarom in het voorjaar van 2007 uitgezeten.
Ook al heeft de verdachte de eerdere werkstraffen niet uitgevoerd, acht het hof ook thans de oplegging van een werkstraf van navermelde duur – mede gelet op de gewijzigde persoonlijke omstandigheden en overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – een passende en geboden reactie. Gezien de bovengenoemde recidive terzake de Opiumwet acht het hof, naast de proeftijd die nog loopt terzake een eerdere veroordeling in verband met fiscale fraude, ook de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand, met een proeftijd van twee jaren, als stok achter de deur en ter onderstreping van de door de verdachte overtreden norm geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 (oud) van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
te vervangen door hechtenis voor de tijd van 30 (dertig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein, mr. A.J.M. Kaptein en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. B.A.A. Daino-Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 november 2007.