ECLI:NL:GHSGR:2007:BC0167

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1181-B-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. Dusamos
  • H. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Relatieve bevoegdheid in verzoekschriftprocedure in hoger beroep met betrekking tot kinderalimentatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 oktober 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de relatieve bevoegdheid in een verzoekschriftprocedure. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had op 14 augustus 2007 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te Breda van 15 mei 2007, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld. De vader, verweerder in hoger beroep, was het niet eens met de bevoegdheid van het Gerechtshof 's-Gravenhage en verzocht om verwijzing naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft de vader in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt over de relatieve bevoegdheid toe te lichten, waarop hij via een faxbericht op 6 september 2007 reageerde. Het hof overwoog dat volgens de regels van relatieve competentie in beginsel het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bevoegd is om van het beroepschrift kennis te nemen, tenzij de andere echtgenoot of geregistreerde partner de bevoegdheid betwist. De moeder heeft niet gereageerd op het faxbericht van de vader. Het hof baseerde zijn beslissing op de Hoge Raad uitspraak van 27 januari 1984, waarin werd vastgesteld dat de beoordeling van de relatieve competentie in hoger beroep een kwestie van openbare orde is. Gezien deze overwegingen verklaarde het hof zich relatief onbevoegd en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere afdoening.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 24 oktober 2007
Rekestnummer. : 1181-B-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-3343
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. P. Quist,
tegen
[de vader],
thans verblijvende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 14 augustus 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Breda van 15 mei 2007.
Van de zijde van de moeder is op 22 augustus 2007 een brief ingekomen.
Op 6 september 2007 is bij het hof een faxbericht ingekomen van mr. J.A.J. Saman, de advocaat van de vader, waarin hij zich op verzoek van het hof heeft uitgelaten over de relatieve bevoegdheid.
RELATIEVE BEVOEGDHEID VAN HET HOF
1. In geschil tussen partijen is de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie.
2. In casu is de moeder in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Breda, zodat volgens de regels van relatieve competentie in beginsel het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bevoegd is om van het beroepschrift kennis te nemen. Hoofdregel is immers dat de rechter zijn relatieve bevoegdheid ambtshalve toetst. In afwijking van voornoemde hoofdregel is echter in artikel 270 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaald dat in zaken met betrekking tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed en ontbinding van een geregistreerd partnerschap en daarmee verband houdende verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening of een nevenvoorziening, een verwijzing slechts plaatsvindt indien de andere echtgenoot of geregistreerde partner de bevoegdheid betwist.
3. Nadat de vader door dit hof in de gelegenheid is gesteld om zich over de relatieve competentie uit te laten, blijkt uit de inhoud van het faxbericht van 6 september 2007 dat hij van mening is dat het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in deze bevoegd is om van het bij dit hof ingediende beroepschrift kennis te nemen, reden waarom hij verzoekt de zaak door te verwijzen naar het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De wederpartij is door dit hof in de gelegenheid gesteld om op voornoemd faxbericht te reageren, doch binnen de door het hof gestelde termijn is van de zijde van de moeder geen reaktie ingekomen.
4. Het hof overweegt als volgt. Ten aanzien van de relatieve competentie is bepalend de beslissing van de Hoge Raad 27 januari 1984 (NJ1984,399), die handelde over een contradictoire zaak. Daarbij is beslist, dat de beoordeling van de relatieve competentie in hoger beroep een kwestie van openbare orde is. Niet valt in te zien, dat in een verzoekschriftprocedure anders zou moeten worden geoordeeld. Uit de wetsgeschiedenis op het sedert 2002 geldende artikel 270 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is verklaard, blijkt niet dat de wetgever heeft willen breken met op dat moment geldende rechtspraak. Het hof zal zich derhalve onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch voor verdere afdoening.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart zich relatief onbevoegd om van de zaak kennis te nemen;
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Dusamos en Husson, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2007.