Rolnummer: 22-001726-07
Parketnummer(s): 11-710245-07
Datum uitspraak: 13 november 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Dordrecht van 20 maart 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 oktober 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van EUR 100,-, subsidiair twee dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken nu de door verdachte gebezigde woorden niet als beledigend kunnen worden gekwalificeerd, omdat de betreffende ambtenaar niet heeft gehandeld in de rechtmatige uitoefening van zijn functie en voorts de verdachte niet de bedoeling had de agent in zijn eer en goede naam aan te tasten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Uit het strafdossier zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen.
De verbalisanten Hagenaar en Droogendijk zagen op 30 januari 2007 dat er voor de poller op de Voorstraat ter hoogte van de Suikerstraat te Dordrecht een blauwe Volkswagen stilstond waarvan de motor was uitgeschakeld. Het was de verbalisanten bekend dat er op de Voorstraat een coffeeshop was gevestigd en dat bezoekers van deze coffeeshop – tot ergernis van winkeliers en omwonenden -veelvuldig hun voertuig parkeerden ter hoogte van de poller om een bezoek aan deze coffeeshop te brengen. De verbalisanten zagen een persoon vanuit de coffeeshop in de richting van de blauwe Volkswagen lopen en voorts dat de bestuurder van de Volkswagen hun richting opkeek en wegreed. Vervolgens zagen de verbalisanten dat de Volkswagen binnen één minuut weer terug kwam en wederom stopte en dat de persoon vanuit de coffeeshop als passagier in de Volkswagen stapte. De verbalisanten hebben de bestuurder van de Volkswagen een stopteken gegeven en hem proces-verbaal aangezegd ter zake van parkeren op de poller. De verbalisanten hoorden de bestuurder van de Volkswagen, tijdens het uitschrijven van het proces-verbaal, meermalen opmerkingen maken. Toen de verbalisanten terugkeerden naar hun dienstvoertuig hoorden zij de verdachte luid roepen: “Jullie zijn gewoon debiel, stelletje debielen!”, of woorden van gelijke aard en/of strekking. Een en ander was hoorbaar voor derden.
Het hof is van oordeel dat de betreffende verbalisanten onder de geschetste omstandigheden bevoegd waren verbaliserend op te treden en dusdoende handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Het verweer van de verdediging dienaangaande wordt mitsdien verworpen.
Ten overvloede merkt het hof op dat de stelling van de verdediging dat scheldwoorden zoals door de verdachte gebezigd niet als beledigend kunnen worden gekwalificeerd indien verbalisanten hun werk niet goed doen, daar zij in dat geval kunnen verwachten dat de betrokkenen daar met niet mis te verstane bewoordingen tegen opkomen, geen steun vindt in het recht.
Voorts overweegt het hof dat gezien de bovenomschreven context waarin de woorden “debiel” en “stelletje debielen”, die algemeen in hedendaags spraakgebruik als scheldwoorden worden ervaren, door de verdachte werden geuit, die naar ’s hof oordeel ontegenzeglijk de strekking hadden om minachting uit te drukken en de in de tenlastelegging genoemde verbalisanten in hun eer en goede naam aan te tasten. Het verweer van de verdediging hieromtrent wordt derhalve eveneens verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 135,-, subsidiair twee dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft in het openbaar twee politieagenten beledigd. Beledigende uitlatingen hebben de strekking iemand in de eer en goede naam aan te tasten. Tevens kunnen dergelijke uitlatingen iemand persoonlijk kwetsen, hetgeen voor politieagenten in beginsel niet anders is.
Voorts overweegt het hof dat de verdachte de aanhouding en zijn verblijf op het politiebureau deels al als straf zal hebben ervaren.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van navermelde hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 2 (twee) dagen.
Beveelt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. G.J.W. van Oven,
mr. Chr.A. Baardman en mr. M.L.A. Filippini, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Tolen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2007.