ECLI:NL:GHSGR:2007:BB6537

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200114407
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door gedetineerde met mes tijdens ruzie in gevangenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 oktober 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte, die eerder was veroordeeld voor moord, heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op een medegedetineerde. De feiten vonden plaats in de Penitentiaire Inrichting De Dordtse Poorten te Dordrecht, waar de verdachte op 9 juli 2006 gedetineerd was. Tijdens een woordenwisseling met het slachtoffer, die ook gedetineerd was, escaleerde de situatie. De verdachte keerde terug naar de keuken, gewapend met een mes, en stak het slachtoffer in de borst, wat leidde tot diens overlijden. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van noodweer of noodweer-exces, en verwierp de verweren van de verdachte. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf, maar het hof sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde en veroordeelde hem tot 14 jaar gevangenisstraf voor doodslag. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001144-07
Parketnummer: 11-500441-06
Datum uitspraak: 26 oktober 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 15 februari 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] (Ethiopië),
thans verblijvende in [detentie-adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 oktober 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd. Daartoe overweegt het hof dat naar zijn oordeel noch uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, noch uit het strafdossier is komen vast te staan dat de verdachte met voorbedachten rade, dat wil zeggen na kalm beraad en rustig overleg, het slachtoffer van het leven heeft beroofd. De verdachte behoort derhalve van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, staat naar het oordeel van het hof niet vast dat verdachte naar zijn cel is gegaan om een mes te pakken teneinde [slachtoffer] te steken in de keuken. Hoewel de verschillende getuigenverklaringen op onderdelen uit een lopen, komt uit de respectieve verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] in elk geval naar voren dat voordat verdachte [slachtoffer] de fatale steek toebracht, [slachtoffer] verdachte uitdagend naar de keuken heeft geroepen, verdachte daar te lijf is gegaan met een later in zijn broekzak aangetroffen pen nadat hij geprobeerd had verdachte met een stoel aan te vallen en nadat hij verdachte bij de nek had vastgegrepen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde:
Doodslag.
Strafbaarheid van het feit en van de verdachte
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair een beroep gedaan op noodweer en subsidiair op noodweerexces en op die grond ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. In dat kader is gesteld, verkort en zakelijk weergegeven, dat uit onder meer de verklaring van de getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, althans dat de verdachte heeft gestoken uit angst en boosheid jegens het slachtoffer zodat gesproken kan worden van een hevige gemoedsbeweging, welke is ontstaan door de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat naar het oordeel van het hof, het volgende vast.
Verdachte is op 9 juli 2006 gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Dordtse Poorten te Dordrecht. Hij is in zijn hoedanigheid van hulpreiniger belast met werkzaamheden, die hem brengen bij cel 12. Daarin treft hij aan de gedetineerden [getuige 4] en [slachtoffer], het latere slachtoffer die ook [slachtoffer] werd genoemd.
Er ontstaat een woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer], waarbij [slachtoffer] begint met verdachte uit te schelden. Verdachte gaat weg en als hij enige tijd later naar cel 12 terug keert om op verzoek van [getuige 4] hem een bestellijst te brengen, ontstaat er een heftige woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer], waarbij over en weer geduwd en getrokken is. Beiden worden door [getuige 4] uit zijn cel gezet.
Nadat verdachte naar zijn eigen cel is teruggekeerd, krijgt de oneindigheid tussen verdachte en [slachtoffer] een vervolg in de keuken. [slachtoffer] roept verdachte naar de keuken en als verdachte daar aan komt ontstaat er opnieuw ruzie tussen beiden. Verdachte heeft zich dan voorzien van een mes. Die ruzie mondt uit in een gevecht waarbij [slachtoffer] verdachte probeert aan te vallen met een stoel. [slachtoffer] pakt verdachte vervolgens vast bij zijn nek en steekt hem met een pen in de nek. Vervolgens steekt verdachte [slachtoffer] met een mes in de borst. [slachtoffer] komt als gevolg van die steek te overlijden.
Aan de verklaring van verdachte dat hij eerste in de keuken een mes heeft gepakt, gaat het hof voorbij, omdat een aantal getuigen heeft verklaard dat verdachte een mes dan wel een voorwerp bij zich had toen hij naar de keuken kwam en geen enkele in of nabij de keuken aanwezige getuige heeft verklaard te hebben gezien dat de verdachte een mes uit de keuken heeft gepakt.
Naar het oordeel van het hof had de verdachte zich voordat de situatie tussen hem en [slachtoffer] in de keuken escaleerde kunnen en moeten onttrekken. Nu hij dat heeft nagelaten, is van een noodzakelijke verdediging tegen een wederrechtelijke aanranding van zijn lijf geen sprake geweest en komt verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toe.
Dat verdachte zich niet heeft kunnen ontrekken is gesteld noch gebleken en evenmin anderszins aannemelijk geworden.
Aangezien naar het oordeel van het hof van een noodweer situatie geen sprak is geweest, komt de verdachte evenmin een geslaagd beroep op noodweer-exces toe.
De verweren worden dan ook verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit danwel de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Zowel het feit als de verdachte zijn dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, terwijl hij gedetineerd zat vanwege een veroordeling voor moord, schuldig gemaakt aan doodslag op het slachtoffer [slachtoffer], door hem eenmaal met een mes te steken, ten gevolge waarvan het slachtoffer is komen te overlijden.
De verdachte heeft het 31-jarige slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Aan te nemen is dat het plotselinge overlijden van het slachtoffer een diepe wond heeft geslagen in de levens van de nabestaanden en andere dierbaren en te verwachten is dat zij de gevolgen van dit verlies nog lange tijd met zich zullen meedragen. Bovendien is de rechtsorde door dit feit ernstig geschokt en worden de gevoelens van angst en onveiligheid die in het algemeen in de maatschappij leven, hierdoor verstrekt.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 augustus 2007 betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte afgezien van veroordelingen voor andersoortige delicten op 8 april 2002 door dit hof wegens moord is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het feit dat het Gerechtshof Arnhem op 18 april 2007 de vordering van het openbaar ministerie tot het achterwege laten van de vervroegde invrijheidstelling voor bovengenoemde veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren heeft toegewezen.
Het hof is, alles overwegende, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. Chr.A. Baardman en mr. P.H. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Erskine.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2007.