Uitspraak: 7 september 2007
Rolnummer: 05/1709
Zaaknummer rechtbank: 05-210
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
1. [V.O.F.],
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. [Vennoot 1, 2 en 3],
allen wonende te 's-Gravenhage en vennoot van appellante sub 1,
appellanten,
hierna te noemen: tezamen (in enkelvoud): [v.o.f] cs, en appellante sub 1: [v.o.f.];
procureur: mr. Y. Özdemir,
SGG COLLECTIEF B.V., h.o.d.n. "RELAN ZEKERHEID",
gevestigd te Zoetermeer,
geïntimeerde,
hierna te noemen: SGG/Relan,
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Het verloop van het geding
Bij exploot van 18 oktober 2005, hersteld bij exploot van 16 november 2005, is [v.o.f] cs in hoger beroep gekomen van het vonnis van 20 juli 2005 van de rechtbank 's Gravenhage, sector civiel recht, gewezen tussen partijen.
Bij memorie van grieven (met producties) heeft [v.o.f] cs zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door SGG/Relan bij memorie van antwoord (met producties) zijn bestreden.
Partijen hebben hun standpunten op 13 juli 2007 mondeling doen toelichten, [v.o.f] cs door de procureur voornoemd en onder overlegging van pleitnotities, SGG/Relan door mr. C.J. Tijman, advocaat te Ede.
Tot slot hebben partijen - [v.o.f] cs op de pleidooistukken met daarbij voormelde pleitaantekeningen; SGG onder overlegging van haar procesdossier (waarin voormelde pleitnoties ontbreken) - arrest gevraagd.
1. Blijkens de grieven en toelichting daarop wordt het geschil in volle omvang aan het hof voorgelegd. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt als volgt.
2. Voor de toepassing van de wettelijke werknemersverzekeringen is [v.o.f] cs sedert haar oprichting ingedeeld bij GUO, één van de (voormalige) uitvoeringsinstellingen. Omdat [v.o.f] cs van mening was dat deze indeling onjuist was heeft zij dit via haar boekhouder bij GUO aangekaart, eerst mondeling vanaf enig moment in de tweede helft van 1999 en vervolgens ook per brief van 8 maart 2000 aan GUO UVI Divisie Ondernemingen. Als gevolg van een en ander is voormel¬de indeling aldus gewijzigd dat [v.o.f] cs met ingang van 1 juli 2000 bij het GAK (sector 52) is ingedeeld.
3.. De onderhavige vordering is gebaseerd op zeven facturen die SGG/Relan aan [v.o.f] cs in de periode van maart 2000 t/m november 2001 heeft doen toekomen (opgeteld komen deze factuurbedragen neer op in totaal € 130.691,83):
a. nr. 2.000.444.777 d.d. 8 maart 2000
omschrijving: SAZAS en SAZAS-Pembaverze¬ke¬ring
premiejaar: 1999
in totaal: € 28.498,25;
b. nr. 2.000.464.483 d.d. 11 april 2000
omschrijving: SAZAS en SAZAS-Pembaverze¬ke¬ring
premiejaar: 1999
in totaal: € 2.523,41;
c. nr. 2.000.467.872 d.d. 19 april 2000
omschrijving: SAZAS en SAZAS-Pembaverze¬ke¬ring
premiejaar: 1999
in totaal: € 1.174,28;
d. nr. 2.000.503.504 d.d. 5 juli 2000
omschrijving: SAZAS respectievelijk SAZAS en SAZAS-Pembaverze¬ke¬ring
premiejaar: 1997 respectievelijk 1999
in totaal: € 333,94 respectievelijk € 715,42;
e. nr. 2.000.609.815 d.d. 7 februari 2001
omschrijving: SAZAS en SAZAS-Pembaverze¬ke¬ring
premiejaar: 2000
in totaal: € 62.379,50;
f. nr. 2.000.757.896 d.d. 7 november 2001
omschrijving: SAZAS en SAZAS-Pembaverze¬ke¬ring
premiejaar: 2000
in totaal: € 30.980,46;
g. nr. 2.000.766.664 d.d. 14 november 2001
omschrijving: SAZAS en SAZAS-Pembaverze¬ke¬ring
premiejaar: 2000
in totaal: € 2.823,46.
4. In eerste aanleg vorderde SGG/Relan ter zake van voormelde facturen - na vermindering van eis (het hof begrijpt uit de bijgevoegde specificaties dat die vermindering het gevolg is van een andere wijze van afboeking van het voorafgaand aan het door SGG/Relan uit handen geven van de vordering door [v.o.f] cs reeds betaald bedrag, waardoor over dat betaalde bedrag geen wettelijke rente en incassokosten zijn berekend) - in hoofdsom € 102.325,85, € 23.152,49 aan wettelijke rente berekend t/m 20 mei 2005, alsmede € 4.957,52 aan incassokosten. Deze bedragen komen in totaal neer op een saldo van € 130.435,86.
Na aftrek van het vervolgens op dat saldo afgeboekt bedrag van (wegens de door het door SGG/Relan ingeschakelde incassobureau in de periode van 7 mei 2002 t/m 20 oktober 2002 van [v.o.f] cs ontvangen bedragen van in totaal) € 37.500,= resulteert het gevorderde bedrag van € 92.935,86 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 mei 2005.
5. Het hierboven sub 4. vermelde bedrag van € 102.325,85 bestaat blijkens de als productie 2 bij de inleidende dagvaarding ter zake overgelegde specificatie uit de ten tijde van het uit handen geven van de vordering nog onbetaald gebleven bedragen van de hierboven sub 3. bedoelde zeven facturen, te weten:
a. € 1.395,38
b. € 2.523,41
c. € 1.174,28
d. € 1.049,36
e. € 62.379,50
f. € 30.980,46
g. € 2.823,46
tezamen € 102.325,85.
6. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [v.o.f] cs aan SGG/Relan over de jaren 1997 t/m 1999 bedragen aan premie heeft betaald. Het hof leidt uit de stellingen van SGG/Relan af dat zij ontvangen betalingen imputeert overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:43 en 44 BW. Bij gebreke van een andersluidende stelling, welke ontbreekt, houdt het hof het er daarom voor dat de in mindering op de hierboven sub 5.d. bedoelde factuur ontvangen bedragen eerst zijn afgeboekt op het in die factuur vermelde bedrag voor het premiejaar 1997 en eerst daarna op het daarin vermelde bedrag voor het premiejaar 1999. Nu het hierboven sub 5.d. bedoelde bedrag lager is dan het in de sub 3.d. vermelde bedrag voor het premiejaar 1999, moet het ervoor worden gehouden dat het in die factuur begrepen bedrag over 1997 geheel is voldaan. De slotsom is dat de (resterende) vordering van SGG/Relan uitsluitend betrekking heeft op premiejaar 1999 (aan hoofdsom: € 1.395,38 + € 2.523,41 + € 1.174,28 + € 1.049,36, derhalve tezamen € 6.142,43) en premiejaar 2000 (aan hoofd¬som: € 62.379,50 + € 30.980,46 + € 2.823,46, in totaal € 96.183,42).
7. In eerste aanleg heeft SGG/Relan de grondslag van haar vordering niet anders om¬schreven dan dat zij optreedt als zelfstandig inningsbevoegde privaatrechtelijke rechtspersoon op terzake de uitvoering van sociale regelgeving in de inning van - ondermeer - daarmee verband houdende premies en dat zij uit hoofde van die taak terzake van door [v.o.f] cs verschuldigde openstaande vorderingen opeisbaar te vorderen heeft het door haar vermelde bedrag, alsmede dat die vordering is gebaseerd op de hierboven bedoelde facturen die door [v.o.f] cs zijn ontvangen doch niet voldaan. Het hof is van oordeel dat dit een en ander de vordering niet kan dragen.
8. In hoger beroep heeft [v.o.f] cs het bestaan van een deugdelijke grondslag voor de vordering van SGG/Relan (wederom) weersproken. Bij memorie van antwoord heeft SGG/Relan ter zake aanvullend als volgt aangevoerd (zakelijk weergegeven):
a. er is sprake van een onherroepelijk besluit tot indeling van [v.o.f] cs bij GUO;
b. op basis daarvan valt [v.o.f] cs onder de CAO Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen (hierna: "CAO LEO");
c. op grond van de CAO LEO heeft SGG/Relan bij [v.o.f] cs premies Sazas en Sa¬zas-pembaverzekering in rekening gebracht over de jaren 1997, 1998, 1999 en 2000;
d. de CAO LEO 1997/1999 en de CAO LEO 2000/2001 zijn beide algemeen verbindend verklaard. In artikel 49 van de CAO LEO wordt verwezen naar de CAO van de Stichting Aanvullingsfonds ZW en WAO Uitkeringen Agrarische Sectoren (hierna: "CAO Sazas" respectievelijk "Stichting Sazas");
e. Op grond van de CAO Sazas is [v.o.f] cs verplicht zich bij Stichting Sazas te verzekeren voor haar loondoorbetalingsverplichting bij ziekte uit hoofde van de CAO Sazas. De Stichting Sazas heeft de inning van de premies uitbesteed aan SGG/Relan. SGG/Relan was dus gerechtigd die premies bij [v.o.f] cs in rekening te brengen.
Tot 1998 vond de premie-inning voor SGG/Relan plaats via GUO.
f. Volgens artikel 49 van de CAO LEO was [v.o.f] cs gehouden om het loon van haar werknemers tijdens ziekte integraal door te betalen. Door het doen van ziekmeldingen heeft [v.o.f] cs bewerkstelligd dat die verplichting tot doorbetaling is overgenomen door de Stichting Sazas.
g. [v.o.f] cs heeft nooit tegen de premienota's van SGG/Relan geprotesteerd. Zelfs na aanmaning door het door SGG/Relan ingeschakelde incassobureau heeft [v.o.f] cs nog een voorstel voor een betalingsregeling gedaan.
h. Blijkens het proces-verbaal van de comparitie in eerste aanleg heeft de raadsman van [v.o.f] cs daarbij als volgt verklaard, hetgeen (volgens SGG/Relan) als een gerechtelijke erkenning moet worden beschouwd:
"U houdt mij met betrekking tot de hoogte van de vordering voor dat het in totaal over het jaar 1999 gefactureerde bedrag overeenkomt met het totaal van verschuldigde premiebedragen zoals opgenomen in de door eiseres overgelegde specificatie. Ik betwist de vordering dan ook niet voor zover deze ziet op het jaar 1999."
i. [v.o.f] cs heeft een beroep gedaan op de verzekering en heeft daarmee uitvoering gegeven aan de verzekering. Blijkens een in eerste aanleg door SGG/Relan overgelegd overzicht heeft [v.o.f] cs over de daarin vermelde jaren (1997 t/m 2004) voor een bedrag van € 327.290,57 aan ziekte-uitkeringen ontvangen. De over die jaren gefactureerde premie bedroeg in totaal € 175.664,54.
9. Naar het oordeel van het hof kan het voorgaande de vordering van SGG/Relan niet dragen, waartoe het navolgende wordt overwogen.
9.1. Indeling bij een van de (toenmalige) uitvoeringsinstellingen in het kader van de wettelijke werknemersverzekeringswetgeving is - anders dan SGG/Relan (ook in hoger beroep) aanvoert - geen basis voor de toepasselijkheid van de bedrijfstakregelingen ter zake van bovenwettelijke uitkeringen bij ziekte waarop de onderhavige vordering van SGG/Relan betrekking heeft.
9.2. De CAO Sazas was in de jaren waarop de onderhavige vordering betrekking heeft - zijnde uitsluitend de jaren 1999 en 2000 - niet algemeen verbindend verklaard. Dat in die periode sprake was van een (rechtstreekse) algemeen verbindend verklaring van de CAO Sazas is door SGG/Relan ook niet gesteld. Een andere (rechtstreek¬se) basis voor de toepasselijkheid van de CAO Sazas ten aanzien van [v.o.f] cs in die jaren is gesteld noch gebleken. De CAO Sazas kan derhalve niet de grondslag voor de onderhavige vordering zijn.
9.3. De CAO LEO 1997/1999 is algemeen verbindend verklaard geweest t/m 28 februari 1999, en de CAO LEO 2000/2001 met ingang van 26 april 2000. Voor zover in die CAO's wordt verwezen naar de CAO Sazas is dat naar het oordeel van het hof onvoldoende om - langs die weg - ook laatstgenoemde CAO als algemeen verbindend verklaard te beschouwen: gelet op de formulering van die verwijzing en het feit dat de CAO Sazas steeds afzonderlijk van de CAO LEO algemeen verbindend is verklaard, is deze verwijzing uitsluitend ter informatie opgenomen. Ook de CAO LEO kan derhalve - reeds daarom - niet de grondslag voor de onderhavige vordering zijn.
9.4. Los daarvan heeft [v.o.f] cs gemotiveerd weersproken dat zij - in de periode waarop de onderhavige vordering betrekking heeft - valt onder de reikwijdte van voormelde algemeen verbindend verklaringen van de CAO LEO (kort gezegd: zij is een uitzendbureau en uitzendbureaus vallen niet onder voormelde reikwijdte), waarop SGG/Relan haar andersluidende opvatting niet nader heeft onderbouwd, hoewel dat wel op haar weg lag. De enkele, niet nader onderbouwde, verwijzing naar het indelingsbesluit in het kader van de wettelijke werknemersverzekeringen is daartoe onvoldoende, mede omdat de werkingssfeer van de (algemeen verbindend verklaring van de) CAO LEO niet door een dergelijk indelingsbesluit wordt bepaald. Ook dat argument van SGG/Relan snijdt derhalve geen hout. Dat er een andere weg (dan via algemeen verbindend verklaring) is waarlangs de CAO LEO op [v.o.f] cs van toepassing zou zijn, is gesteld noch gebleken.
9.5. Voorts geldt dat in de CAO LEO geen verplichting is te lezen om aan de regeling van de Stichting Sazas deel te nemen, en evenmin om de Sazas- en Sazas-Pemba verzekering premies te moeten betalen.
9.6. SGG/Relan heeft - tot in het onderhavige hoger beroep - volgehouden dat haar vor¬dering (mede) op het indelingsbesluit voor de wettelijke werknemersverzekeringen is gebaseerd. SGG/Relan heeft voorts aangevoerd dat de onderhavige premies voor de bedrijfstakregelingen voor SGG/Relan tot 1998 via GUO werden geïnd (zie hierboven sub 8.e., laatste volzin), hetgeen door [v.o.f] cs niet is betwist. GUO was een in¬stelling die (ook) was belast met de uitvoering van de wettelijke werknemersverzekeringen. Als gevolg van een en ander is [v.o.f] cs met betrekking tot haar verplichting tot deelname aan die bedrijfstakregelingen door SGG/Relan op het verkeerde been gezet. Dit leidt er toe dat het feit dat de boekhouder van [v.o.f] cs voorafgaand aan de inleidende dagvaarding voor (onder meer) de onderhavige vordering een betalingsregeling heeft aangeboden in deze procedure niet aan [v.o.f] cs kan worden tegengeworpen.
9.7. De hierboven sub 8.h. geciteerde passage uit het daar genoemde proces-verbaal is - gelet op de formulering daarvan en de context van hetgeen ook overigens in dat proces-verbaal is opgenomen - naar het oordeel van het hof niet meer dan een erkenning van de juistheid van de berekening van de vordering als zodanig, en niet tevens een erkenning van de - ook in eerste aanleg door [v.o.f] cs betwiste - grondslag van de onderhavige vordering.
9.8. Het enkele feit dat [v.o.f] cs in de loop der jaren ziekmeldingen heeft gedaan en van SGG/Relan ziekte-uitkeringen heeft ontvangen als door SGG/Relan gesteld (en door [v.o.f] cs niet is weersproken) is naar het oordeel van het hof in dit geval - en gelet met name op hetgeen hierboven sub 9.6., eerste vier volzinnen, is overwogen - onvoldoende om als grondslag voor de vordering tot betaling van de premienota's te dienen. Daardoor is derhalve niet een (verzekerings-)overeenkomst tot stand gekomen, gelet op de artikelen 6:217 jo. 3:35 BW. De andersluidende stelling van SGG/ Relan wordt dan ook verworpen.
9.9. Door SGG/Relan is onvoldoende (concreet en gespecificeerd) gesteld om te oordelen dat en zo ja in hoeverre de door [v.o.f] cs van [v.o.f] cs feitelijk ontvangen uitkeringen niet zijn gerelateerd aan de perioden waarop de feitelijk wel door [v.o.f] cs betaalde premienota's betrekking hebben. Ook om die reden is de vordering onvoldoende onderbouwd.
9.10. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat de vordering ter zake van de door SGG/Relan bij [v.o.f] cs in rekening gebrachte en nog niet betaalde premies niet voor toewijzing in aanmerking komt.
10. Het bovenstaande betekent dat de grieven in zoverre slagen en voor het overige geen behandeling behoeven. Het vonnis van de rechtbank zal worden vernietigd en de vorderingen zullen alsnog worden afgewezen. Bij deze uitkomst past het om SGG/ Relan te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.
- vernietigt het vonnis van 20 juli 2005 van de rechtbank 's-Gra¬venhage, sector civiel recht, gewezen tussen partijen;
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt SGG in de kosten van het geding in eerste aanleg, tot aan het vonnis van 20 juli 2005 aan de zijde van [v.o.f] cs begroot op nihil aan ver¬schotten en € 1.788,= aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt SGG in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [v.o.f] cs begroot op € 3.116,55 aan verschotten en € 4.893,= aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.H. van Coeverden, J.W. van Rijkom en R.S. van Coe¬vor¬den en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2007 in aanwezigheid van de griffier.