2. Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende.
2.1 [Werknemer], geboren [in 1958, is sinds 17 april 2001 als cleaner (industrieel reiniger) in dienst van Enigma. Het laatstelijk genoten salaris bedraagt € 1.671,60 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
2.2 De directie van Enigma heeft bij memo van 31 oktober 2003 aan haar medewerkers bericht:
“(…) Zoals u allen weet hebben we op Vopak tank 1009 en 1011 onderhouden. Op deze tanks staat een redelijke tijdsdruk waarvan tank 1011 op 01 december aanstaande en tank 1009 op 12 december dient te worden opgeleverd.
Ook de andere werkzaamheden op en buiten Vopak dienen door te gaan en goed te worden uitgevoerd. Hierdoor zullen tot en met 12 december geen verlofdagen meer worden toegekend. Dit is uiteraard niet van toepassing bij ernstige familie omstandigheden of dergelijke. Ik vertrouw op begrip en ieders medewerking in deze.(…)”
2.3 Enigma heeft [Werknemer] op 5 november 2003 op staande voet ontslagen. Bij brief van die datum heeft Enigma aan [Werknemer] geschreven:
“(…) Maandag 3 november stond u ingedeeld voor werkzaamheden bij een van onze cliënten. Met u was afgesproken, zoals met al het andere personeel, dat er tot 20.00 uur zou worden gewerkt. Om 16.00 uur was men u kwijt. Later bleek dat u zonder u af te melden bij onze uitvoerder het terrein had verlaten en naar huis was gegaan.
U bent hierop aangesproken op dinsdag 4 november jl. en had geen plausibele verklaring voor u gedrag.
Hedenmorgen is u medegedeeld dat de werkzaamheden zouden voortduren tot 20.00 uur. Wederom weigerde u te werken.
Gezien de eerdere waarschuwingen die u zijn gegeven, waar u zich kennelijk niets van aantrekt, en het feit dat u ondergetekende in het bijzijn van andere meende belachelijk te moeten maken met de opmerkingen; “dan ontsla je me toch” is dit de bekende druppel.
M.i.v. heden, 5 november 2003, bent u dan ook ontslagen. (…)”
2.4 Bij brief van 10 november 2003 heeft [Werknemer] de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
2.5 Het verzoek van Enigma strekkende tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de partijen, ingediend bij de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Brielle, is bij beschikking van 30 december 2003 afgewezen.
Bij vonnis in kort geding van 4 maart 2004 gewezen door de voorzieningen¬rechter van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Brielle, is Enigma veroordeeld om salaris en vakantietoeslag aan [Werknemer] door te betalen.
Een tweede verzoek van Enigma tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ditmaal ingediend bij de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, is bij beschikking van 29 april 2004 toegewezen. De rechtbank heeft daarbij - onder meer - de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2004 ontbonden, voor het geval in rechte zou worden vastgesteld dat deze niet rechtsgeldig was beëindigd.
2.6 Ter uitvoering van het vonnis in kort geding van 4 maart 2004 heeft Enigma aan [Werknemer] een bedrag van € 10.608,93 betaald.
2.7 Bij inleidende dagvaarding van 1 juni 2004 heeft [Werknemer], verkort weergegeven, gevorderd voor recht te verklaren dat het op 5 november 2003 aan hem verleende ontslag nietig is, alsmede Enigma te veroordelen om hem salaris en vakantiegeld te betalen over de periode van 6 november 2003 tot 1 juni 2004, verminderd met hetgeen reeds aan hem was betaald en vermeerderd met de proceskosten. Enigma heeft in reconventie terugbetaling van het in r.o. 2.6 bedoelde bedrag van € 10.608,93 gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2004.
2.8 Bij tussenvonnis van 30 november 2004 is Enigma een bewijsopdracht gegeven.
2.9 Bij het bestreden eindvonnis van 23 augustus 2005 heeft de rechtbank geoordeeld dat Enigma is geslaagd in haar bewijsopdracht. De rechtbank heeft de vordering in conventie van [Werknemer] afgewezen en de vordering in reconventie van Enigma toegewezen.