Rolnummer: 22-001887-07
Parketnummer(s): 10-690328-06
Datum uitspraak: 14 september 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 maart 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1966,
[detentie-adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 31 augustus 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. Daarbij slaat het hof geen acht op de verklaringen van de getuigen [1 en 2] (zowel afgelegd tegenover de politie als ten overstaan van de rechter-commissaris).
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte niet met voorbedachten rade heeft gehandeld en dat hij om die reden dient te worden vrijgesproken van moord.
Ter terechtzitting in hoger beroep is het navolgende komen vast te staan.
De verdachte heeft op 5 september 2006 het latere slachtoffer met wie hij bevriend was en toen ruzie had, in een café in Rotterdam zien zitten. Uit het feit dat het latere slachtoffer een fles in zijn richting gooide leidde de verdachte af dat contact niet op prijs werd gesteld. Daarop is de verdachte, die in gezelschap van zijn vriendin was, van het café weggerend.
Nadat de verdachte zich van een jachtgeweer had voorzien, waarvan hij aannam dat het geladen was, is de verdachte naar het café teruggegaan.
Eenmaal in het café aangekomen, heeft de verdachte - vrijwel direct nadat hij daar het latere slachtoffer had aangetroffen en had aangesproken terwijl hij het wapen op hem richtte, een schot met het jachtgeweer gelost, met dodelijk gevolg. Dat de verdachte naar het café is teruggegaan om met het slachtoffer te praten, zoals de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, acht het hof niet aannemelijk, nu de verdachte het fatale schot heeft gelost nog voordat het slachtoffer iets tegen de verdachte heeft kunnen zeggen.
Een dergelijke handelwijze is naar het oordeel van het hof slechts te begrijpen tegen de achtergrond van een eerder door de verdachte genomen besluit om te handelen zoals hij heeft gedaan. Uit de gebleken gang van zaken leidt het hof af dat de verdachte tussen het ogenblik waarop hij de beschikking kreeg over het jachtgeweer en het lossen van het schot op [slachtoffer], voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn genomen besluit en over de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken. Dat het wapen door gespannenheid van de verdachte per ongeluk kan zijn afgegaan doet aan het voorgaande niet af, nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij reeds spanning voelde opkomen, toen hij zich van het wapen had voorzien, en daarna geen aanleiding heeft gevonden om van een terugkeer naar het café af te zien.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft iemand met wie hij bevriend was, van het leven beroofd.
Op een avond komt de verdachte een café binnen, waar het slachtoffer zit. In de voorafgegane weken hebben zij al aanvaringen gehad. Ook nu ontstaat ruzie en krijgt de verdachte een bierfles naar zich toe gegooid, die hem niet raakt. Hij holt weg en komt terug met een jachtgeweer, dat hij op het slachtoffer richt. Hij roept het slachtoffer aan en schiet hem dood nog voor deze kan antwoorden. Zo heeft het slachtoffer veel te vroeg zijn leven verloren.
Bovendien heeft de verdachte aan de familie en vrienden van de vermoorde onherstelbaar leed, verdriet en pijn teweeggebracht. Dit misdrijf, gepleegd in een openbare gelegenheid, draagt een voor de rechtsorde schokkend karakter en versterkt gevoelens van angst en onveiligheid bij burgers.
Op een dergelijk feit kan slechts worden gereageerd met een gevangenisstraf van lange duur. Het hof houdt daarbij ook rekening met veelvuldige eerdere veroordelingen van de verdachte voor onder meer geweldsdelicten en wapenbezit, blijkende uit een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, d.d. 23 juli 2007.
De moord is in een openbare gelegenheid gepleegd, hetgeen strafverzwarend is. De moord lijkt in boosheid te zijn gepleegd. Niets wijst op een langdurig tot in details voorbereid plan of op een afrekening in verband met andere ernstige misdrijven. In deze omstandigheden ziet het hof, lettend op vergelijkbare gevallen, onvoldoende reden voor een zo strenge straf als is geëist en door de rechtbank was opgelegd.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemakt aan de beschadiging van de toegangsdeur van een discotheek, waarmee hij zijn gebrek aan respect voor andermans eigendommen heeft getoond.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf jaar een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 289 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning,
mr I.E. de Vries en mr. Chr.A. Baardman, in bijzijn van de griffier mr. W.S. Korteling.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 september 2007.