ECLI:NL:GHSGR:2007:BB1656

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/86
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring in verzet tegen verstekvonnis

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een niet-ontvankelijk verklaring in verzet tegen een verstekvonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. Het verstekvonnis, uitgesproken op 23 november 1995, veroordeelde [appellante] tot betaling aan Venducci B.V. van een bedrag van ƒ 1.972,98 met rente. [Appellante] heeft in 2005 verzet aangetekend, maar de rechtbank verklaarde dit verzet niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank stelde dat de termijn van veertien dagen, zoals bepaald in artikel 81 RV (oud), in acht moest worden genomen. Het faxbericht van [appellante] op 27 april 2005 werd niet als tijdige indiening van verzet beschouwd, omdat het verzet pas op 12 mei 2005 werd ingediend, na het verstrijken van de termijn.

In hoger beroep voerde [appellante] aan dat de rechtbank ten onrechte het faxbericht niet als procesinleidend stuk had aangemerkt en dat artikel 69 RV van toepassing was, wat zou betekenen dat de verzetprocedure vanaf het faxbericht aanhangig was. Het hof overwoog dat artikel 69 RV niet van toepassing was, omdat het faxbericht niet voldeed aan de eisen van een verzoekschrift volgens artikel 278 Rv. Het hof bevestigde dat de rechtbank [appellante] correct had geadviseerd om juridisch advies in te winnen en dat er geen omstandigheden waren die een afwijking van de verzettermijn rechtvaardigden.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellante] in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 244,- voor griffierecht en € 632,- voor salaris van de procureur. Het arrest werd uitgesproken op 2 augustus 2007.

Uitspraak

Uitspraak: 2 augustus 2007
Rolnummer: 06/86
Rolnummer rechtbank: 05/3834
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, eerste civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[APPELLANTE],
wonende te [plaatsnaam],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
procureur: mr. J.P.W. van Bohemen,
tegen
VENDUCCI B.V.,
gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te Veenendaal,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Venducci,
procureur: mr. A.M.M. van der Valk.
Het geding
Bij exploot van 6 januari 2006 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 13 oktober 2005, door de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft, in verzet gewezen tussen [appellante] als opposante en Venducci als geopposeerde. [appellante] heeft bij memorie van grieven één grief opgeworpen, die door Venducci bij memorie van antwoord is bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende.
1.1 Bij verstekvonnis van 23 november 1995 van de rechtbank
's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft, is [appellante] op vordering van Venducci veroordeeld om aan Venducci te betalen een bedrag van ƒ 1.972,98 met de rente ad 18% over een bedrag van ƒ 3.210,44 vanaf 1 oktober 1995, één en ander tot een maximum van ƒ 5.000,-. Bij faxbericht van 27 april 2005 gericht aan de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft, heeft [appellante] verzocht in verzet te mogen gaan tegen het verstekvonnis van 23 november 1995, omdat de deurwaarder beslag wil leggen op persoonlijke bezittingen, zij nooit van het vonnis heeft geweten, dit onterecht is geweest en zij zich alsnog wil verdedigen. De rechtbank heeft daarop bij brief van 27 april 2005 gereageerd met de mededeling dat het van de inhoud van het faxbericht geen kennis meer kan nemen en heeft [appellante] geadviseerd juridisch advies in te winnen over de eventueel nog tegen het vonnis in te stellen rechtsmiddelen en daarmee niet te lang te wachten gelet op de aan het instellen van rechtsmiddelen verbonden (korte) termijnen. Vervolgens heeft [appellante] bij exploot van 12 mei 2005 verzet gedaan en gevorderd dat zij wordt ontheven van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij voormeld verstekvonnis.
1.2 De rechtbank heeft in het bestreden vonnis overwogen dat voor het doen van verzet de termijn van veertien dagen als bepaald in artikel 81, eerste lid, tweede volzin, Rv (oud) in acht moet worden genomen, dat [appellante] met haar faxbericht van 27 april 2005 een daad als bedoeld in dat artikellid heeft gepleegd, dat tot en met 11 mei 2005 tijdig verzet kon worden gedaan en dat het verzet bij exploot van 12 mei 2005 derhalve niet tijdig is gedaan, en heeft [appellante] niet-ontvankelijk verklaard in het verzet.
2. Met de grief komt [appellante] op tegen de beslissing dat zij niet-ontvankelijk is in het verzet. [appellante] voert het volgende aan. De wijze waarop verzet kan worden ingesteld, moet worden beoordeeld naar huidig recht. Derhalve is artikel 69 Rv van toepassing. Het faxbericht van 27 april 2005 moet, gelet op de inhoud daarvan, worden beschouwd als een verzoekschrift waarop de rechtbank
[appellante] een termijn had moeten verlenen om haar verzoek te verbeteren dan wel aan te vullen. Gelet op het bepaalde in artikel 69 Rv is de verzetprocedure dan vanaf 27 april 2005 aanhangig.
3. Het hof overweegt als volgt.
3.1 Artikel 69 Rv behelst een regeling voor herstel wanneer een procedure aanhangig wordt gemaakt met een verkeerd inleidend stuk. Indien in verband met de verkeerde keuze bepaalde gegevens niet zijn vermeld, beveelt de rechter, zo nodig, de aanlegger binnen een door de rechter te bepalen termijn op kosten van de aanlegger het stuk waarmee de procedure is ingeleid, te verbeteren of aan te vullen. Daarbij blijft de oorspronkelijke dag van indiening of dagvaarding behouden. Blijkens de wetsgeschiedenis is de bedoeling van deze bepaling om onnodige niet-ontvankelijkheden door een verkeerde keuze van het procesinleidend stuk zoveel mogelijk te vermijden (TK 1999-2000, 26 855, nr. 3, p. 78).
3.2 De rechtbank heeft het faxbericht van 27 april 2005 niet als procesinleidend stuk aangemerkt en heeft dat ook niet behoeven te doen. Het faxbericht voldoet niet aan de eisen die volgens artikel 278 Rv aan een verzoekschrift worden gesteld. Van een situatie als bedoeld in artikel 69 Rv op grond waarvan de rechtbank [appellante] een termijn had moeten gunnen haar verzoek te verbeteren of aan te vullen teneinde een onnodige niet-ontvankelijkheid te voorkomen is geen sprake. Verder staat vast dat de rechtbank [appellante] per omgaande heeft geadviseerd om juridisch advies in te winnen over de eventuele nog in te stellen rechtsmiddelen en met het inwinnen van advies niet te lang te achten, omdat het instellen van rechtsmiddelen aan (korte) termijnen is gebonden. [appellante] heeft niet gesteld dat zij niet tijdig binnen de wettelijke termijn van veertien dagen bij exploot verzet heeft kunnen doen. Omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de onverkorte toepassing van de verzettermijn van artikel 81 RV (oud) achterwege moet blijven, zijn dan ook niet gebleken.
3.3 De slotsom is dat de grief faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd en [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Venducci vastgesteld op € 244,- voor griffierecht en
€ 632,- voor salaris procureur;
- verklaart bovenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, M.L. Vierhout en A.H. de Wild en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2007 in bijzijn van de griffier.