ECLI:NL:GHSGR:2007:BB0952

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
737-H-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. van Nievelt
  • J. van der Zanden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep bij echtscheiding en partneralimentatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 juli 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had op 6 juni 2007 het hof verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij zij een bijdrage in haar levensonderhoud van € 450,- per maand met terugwerkende kracht tot 1 november 2004 van de man, verweerder in hoger beroep, verlangde. De man heeft dit verzoek bestreden en stelde dat de vrouw geen recht had op deze bijdrage, omdat hij niet in staat was om deze te betalen en dat de vrouw zelf ook verantwoordelijk was voor de vertraging in de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.

De rechtbank had eerder op 26 januari 2007 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man aan de vrouw partneralimentatie van € 172,- per maand moest betalen, maar deze betaling zou pas ingaan na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Het hof overwoog dat, nu de echtscheidingsbeschikking nog niet was ingeschreven, de vrouw nog steeds om partneralimentatie als voorlopige voorziening kon verzoeken. Het hof oordeelde dat de man bereid was om € 172,- per maand te betalen, maar dat de vrouw onvoldoende had gemotiveerd waarom er met terugwerkende kracht alimentatie betaald zou moeten worden vanaf 1 november 2004.

Uiteindelijk heeft het hof beslist dat de man met ingang van 6 juni 2007 aan de vrouw een voorlopige bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud van € 172,- per maand dient te voldoen. Het hof wees het meer of anders verzochte af, waarmee de vrouw in haar verzoek niet volledig in het gelijk werd gesteld. Deze uitspraak is gedaan door de rechters M. Pannekoek-Dubois, A. van Nievelt en J. van der Zanden, en is openbaar uitgesproken tijdens de zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 25 juli 2007
Rekestnummer. : 737-H-07
Rekestnr. rechtbank : RA FA 06-640
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. E.E. Mielen,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. H.D. Gelderloos.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw heeft het hof op 6 juni 2007 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De man heeft op 20 juni 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 20 juni 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Op 27 juni 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man en de vrouw, bijgestaan door hun procureurs. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vrouw onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Bij beschikking van 26 januari 2007 van de rechtbank te ’s-Gravenhage is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en is onder meer bepaald – uitvoerbaar bij voorraad – dat de man aan de vrouw aan partneralimentatie dient te betalen een bedrag van € 172,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De vrouw is van die beschikking in hoger beroep gekomen.
Voor zover het beroep is gericht tegen de partneralimentatie heeft het dossier het rekestnummer 577-H-07 gekregen en voor zover het beroep is gericht tegen de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap het rekestnummer 578-H-07.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. In geschil is het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen.
2. De vrouw verzoekt als voorlopige voorziening te bepalen dat de man, met terugwerkende kracht tot 1 november 2004, aan de vrouw zal dienen te voldoen een bedrag van € 450,- per maand, als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
3. De man bestrijdt haar verzoek.
4. De vrouw stelt het volgende. Op grond van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank is zij verplicht om de man nu al met terugwerkende kracht tot november 2004 een bedrag in verband met door hem aangegane schulden te betalen, terwijl zij geen draagkracht heeft en de man op grond van dezelfde beschikking pas partneralimentatie hoeft te betalen vanaf het moment van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De vrouw heeft al vanaf het moment dat partijen uit elkaar gingen behoefte aan een bijdrage. Zij heeft een inkomen op bijstandsniveau. Wegens onbekendheid met het Nederlandse rechtsstelsel heeft zij niet eerder stappen ondernomen om een bijdrage van de man te krijgen. De man is in staat € 450,- per maand betalen. Hij geeft onvoldoende inzicht in zijn financiën. Gelet op de kasstortingen die de man regelmatig doet gaat de vrouw ervan uit, dat zijn inkomen hoger is dan hij stelt. Zijn lasten worden door hem onvoldoende aannemelijk gemaakt en de schulden lijken alleen maar toe te nemen.
5. De man stelt het volgende. De vrouw wilde tot voor kort niet meewerken aan inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Ook in eerste aanleg heeft zij voor vertraging gezorgd; die gedragingen dienen voor rekening van de vrouw te blijven. Het is niet zo dat met terugwerkende kracht een verplichting voor de vrouw in het leven wordt geroepen om aan de man € 250,- per maand te betalen vanaf de peildatum, te weten het moment van uiteengaan van partijen. De vrouw zal op termijn wel een baan hebben en de schuld kunnen afbetalen. De man heeft geen draagkracht voor een bijdrage. Tijdens het huwelijk leefden beiden van het minimumloon van de man. Het verzoek van de vrouw dient te worden afgewezen, nog los van de vraag of een dergelijke ingrijpende voorziening wel bij wege van voorlopige voorziening kan worden gegeven. Artikel 822 Rv spreekt immers van voorzieningen voor de duur van het geding en het inleidend verzoek is ingekomen op 1 februari 2006.
6. Het hof overweegt het volgende. Een voorlopige voorziening kan worden gevraagd tot het tijdstip waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 Rv haar kracht verliest. Nu ter terechtzitting is gebleken dat de echtscheidingsbeschikking nog niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, kan er nog steeds om partneralimentatie als voorlopige voorziening worden verzocht. De behoefte is niet in geschil. Ter terechtzitting heeft de man verklaard bereid te zijn € 172,- partneralimentatie te betalen. Niet gebleken is dat de man een hogere draagkracht heeft dan € 172, - per maand, zolang hij, zoals het hof voldoende aannemelijk acht, met gemiddeld meer dan € 500,- per maand aflost op een gemeenschappelijk schuld.
Het hof is van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft gemotiveerd, waarom er met ingang van 1 november 2004 al partneralimentatie dient te worden betaald.
7. Het voorgaande leidt ertoe, dat het hof als voorlopige voorziening zal bepalen, dat de man met ingang van de datum van het verzoek van de vrouw, te weten 6 juni 2007, aan de vrouw een voorlopige bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud dient te voldoen van € 172,- per maand.
BESLISSING OP HET VERZOEK
Het hof:
kent bij wijze van voorlopige voorziening aan de vrouw ten laste van de man met ingang van 6 juni 2007 een alimentatie toe van € 172,- per maand;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, van Nievelt en van der Zanden, bijgestaan door mr. Martens als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2007.