Uitspraak: 15 juni 2007
Rolnummer: 06/624
Zaaknummer rechtbank: 654347 CV EXPL 05-24895
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[Appellant],
wonende te [woonplaats],
zaakdoende te […],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. R.A. Kaarls,
VASTNED RETAIL B.V.,
gevestigd te te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: VastNed,
procureur: mr. R.Th.R.F. Carli.
Het verloop van het geding
Bij exploot van 3 mei 2006 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 6 april 2006 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, gewezen tussen partijen.
Bij memorie van grieven (met producties) heeft [appellant] twee grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door VastNed bij memorie van antwoord (met productie) zijn bestreden.
Partijen hebben op 1 juni 2007 hun standpunten mondeling doen toelichten, [ap-pellant] door mr. H. Carels, advocaat te Rotterdam, en VastNed door mr. E.B. den Ouden, advocaat te Oude Tonge, gemeente Oostflakkee, ieder onder over-legging van pleitaantekeningen.
Tot slot hebben partijen arrest gevraagd, [appellant] onder overlegging van zijn procesdossier en VastNed op basis van de pleidooistukken.
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder 2.1. en 2.2. van het aan het bestreden (eind)vonnis voorafgaande tussenvonnis van 15 de-cember 2005 zijn vastgesteld, nu die als zodanig in hoger beroep niet worden bestreden.
2. Het gaat, kort gezegd, om het volgende.
2.1. [appellant] huurt sinds 1 april 1982 van VastNed de bedrijfsruimte aan [..] Het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als winkel voor de verkoop aan het publiek van koffie, broodjes, snacks en aanverwante artikelen. De huurprijs bedraagt laatstelijk € 3.181,66 per maand en dient bij vooruitbetaling te worden voldaan.
2.2. In het verleden (voorafgaand aan de procedure die heeft geleid tot het be-roepen vonnis) zijn diverse procedures tegen [appellant] geëntameerd, steeds wegens niet tijdige betaling van de huurpenningen: respectievelijk in 1990-1991, in 1992, in 1996-1997, in 2001 en 2003-2004.
2.3. Het vonnis in laatstgenoemde procedure dateert van 15 juli 2004, waarbij [appellant] veroordeeld is tot betaling van € 9.520,25 aan achterstalllige huur (tot en met de maand maart 2004), rente, buitengerechtelijke kosten en boete. Bij dit vonnis is voorts de huurovereenkomst ontbonden en is [appellant] veroordeeld tot ontruiming.
Omdat [appellant] ter gelegenheid van de comparitie van partijen in die procerure had toegezegd vóór 15 juli 2004 alles te zullen hebben betaald en tevens vóór die datum een extra bankgarantie te zullen hebben gesteld ter hoogte van het bedrag van drie maanden huur en VastNed van haar zijde had toegezegd het vonnis niet te zullen executeren indien en voor zover [appellant] deze toezegging tijdig zou nakomen, is in het vonnis van 15 juli 2004 tevens "verstaan" dat niet tot executie zou worden overgegaan indien er op 15 juli 2004 niets meer zou open-staan en de bankgarantie zou zijn gesteld.
Tot executie van dit vonnis is het niet gekomen.
2.4. In eerste aanleg vorderde VastNed bij dagvaarding van 27 juli 2005 (kort ge-zegd)
a) betaling van de huur over de maanden mei t/m juli 2005 en € 2,20 wegens af-rekening servicekosten 2004, tesamen neerkomend op € 9.547,18, te vermeer-deren met wettelijke rente, contractuele boetebedragen en buitengerechtelijke kosten,
b) ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, en
c) betaling van € 3.181,66 voor iedere maand, te rekenen vanaf 1 augustus 2005 tot aan de datum van de ontruiming, te vermeerderen met contractuele boete en buitengerechtelijke kosten;
d) proceskosten.
2.5. De rechtbank heeft een comparitie van partijen bepaald, welke op 27 februa-ri 2006 heeft plaatsgevonden. Met het oog daarop heeft VastNed een specificatie van het verloop van de huurachterstand overgelegd, bijgewerkt tot begin februari 2006 en sluitend op een te betalen bedrag van € 6.299,52 aan huur, servicekos-ten 2004, precariobelasting en twee rentenota's. De juistheid van deze specifica-tie is op zich niet weersproken.
Ten tijde van de comparitie was voormeld bedrag inmiddels voldaan en resteerde onweersproken nog een - niet in de specificatie verwerkt - door [appellant] te be-talen bedrag van € 2.800,= aan contractuele boete en buitengerechtelijke kosten.
2.6. De rechtbank heeft in het beroepen vonnis (kort gezegd):
a) [appellant] veroordeeld om VastNed voormeld bedrag van € 2.800,= te beta-len;
b) de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] veroordeeld het gehuurde bin-nen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en VastNed gemach-tigd zonodig de ontruiming zelf en met behulp van de daartoe bevoegde macht te laten uitvoeren;
c) [appellant] veroordeeld om met ingang van de maand maart 2006 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt € 3.181,66 per maand te betalen, die laatste maand pro rata berekend, vermeerderd met de contractuele boete indien tijdige betaling uitblijft;
d) [appellant] in de proceskosten veroordeeld;
e) het vonnis uitvoerbaar bij voorrraad verklaard;
f) het meer of anders gevorderde afgewezen.
2.7. Blijkens de hierboven sub 2.5. bedoelde specificatie en de door [appellant] niet weersproken toelichting daarop ter gelegenheid van het pleidooi in hoger be-roep, heeft VastNed van [appellant] de huur feitelijk als volgt ontvangen:
januari 2005: 5 januari 2005
februari 2005: 30 mei 2005
maart 2005: 3 juni 2005
april 2005: 6 juni 2005
mei 2005: 15 augustus 2005 (d.w.z. na de inleidende dagvaarding)
juni 2005 26 september 2005 (idem)
juli 2005 3 oktober 2005 (idem)
augustus 2005 27 oktober 2005
september 2005 8 december 2005
oktober 2005 10 januari 2006
november 2005 23 januari 2006
december 2005 27 januari 2006
januari 2006 in februari 2006
februari 2006 in februari 2006.
3. Blijkens de grieven en de toelichting daarop is het hoger beroep gericht tegen de ontbinding van de huurovereenkomst en de bevolen ontruiming (grief 1) en de proceskostenveroordeling grief 2). Het hof overweegt als volgt.
4. Uit het hierboven sub 2.7. blijkende feitelijke betalingsgedrag van [appellant] is hij structueel te laat met betalen van de huur over de daarin vermelde maanden, en wel (afgerond) 0, 4, 3, 2, 3, 4, 3, 3, 3, 3, 3, 2 en 1 maanden. Zelfs na het uit-brengen van de inleidende dagvaarding is er nog geruime tijd sprake van huur-termijnen die drie maanden te laat werden betaald. Voor zover in het hierboven sub 2.7. bedoelde staatje geen rekening is gehouden met door [appellant] bij zijn betaling aangegeven maandtermijn maakt dat per saldo voor de omvang van de achterstand niet uit, en ook niet voor de ernst daarvan. Hoe [appellant] in de memorie van grieven (vierde bladzijde, tweede alinea) kan stellen "dat van de gestelde achterstand in de betaling nimmer sprake is geweest" kan het hof - gelet op het voorgaande en de door [appellant] zelf overgelegde betalingsbewijzen waaruit dit eveneens blijkt - dan ook niet volgen. Er is derhalve sprake van een tekortkoming aan de zijde van [appellant]. Dat deze naderhand is ingelopen doet daaraan op zich niet af. Immers, VastNed heeft de betreffende huurtermijnen niet tijdig, d.w.z. bij vooruitbetaling (zie hierboven sub 2.1.) ontvangen en gedurende voormelde perioden moeten ontberen, en dat is met de nadien gevolgde betalin-gen als zodanig niet ongedaan gemaakt.
5. Iedere tekortkoming rechtvaardigt in beginsel ontbinding van de (huur)overeenkomst, tenzij deze, gezien haar bijzondere aard of geringe beteke-nis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [appellant] heeft zich op deze uitzondering beroepen.
6. Daartoe heeft [appellant] gewezen op het feit dat hij reeds sedert 1982 huurder is, alsmede op zijn belang bij behoud van het gehuurde ten behoeve van zijn on-derneming en de werkgelegenheid van de daarin werkzame personen (hijzelf en zijn werknemers), en daarnaast - voor het eerst in hoger beroep - het belang van hemzelf en zijn beide kinderen met het oog op overdracht van de onderneming aan hen met indeplaatstelling van hen op de voet van artikel 7:307 BW. Daarbij stelt hij dat hij inmiddels zijn pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt (in de daarbij overgelegde dagvaarding d.d. 13 april 2006 strekkende tot indeplaatsstel-lng meldt hij inmiddels de leeftijd van 57 jaar te hebben bereikt, alsmede dat "zijn gezondheidstoestand", die hij overigens in het geheel niet omschrijft, bij een en ander mede een rol speelt).
7. Onweersproken is dat het verzoek om indeplaatsstelling eerst is gedaan per brief van 17 maart 2006 (na de comparitie in eerste aanleg doch vóór de datum van het vonnis waarvan beroep) en eveneens dat dit belang tijdens die compari-tie in eerste aanleg in het geheel niet aan de orde is geweest.
8. Naar het oordeel van het hof is [appellant] in ernstige mate tekort geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen jegens VastNed. Betaling van de huur is de hoofdverplichting van de huurder. Voorts speelt een rol dat er onweer-sproken ook in het verleden meer dan eens een procedure nodig was om hem tot betaling te bewegen. Daarbij komt dat in het vonnis van 15 juli 2004 reeds is overwogen en beslist dat de tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, hetgeen - ook voor [appellant] - als een niet mis te verstane waar-schuwing had te gelden. Tijdens de procedure in eerste aanleg heeft [appellant] voorts tot kort voor de comparitie van partijen een niet te verwaarlozen achter-stand laten voortbestaan. In dat licht bezien kan naar het oordeel van het hof niet gezegd worden dat de door [appellant] aangevoerde belangen als voormeld - die alle in de beoordeling moeten worden betrokken - zo zwaar wegen dat de uit-komst van de afweging van die belangen over en weer een "tenzij-situatie" als hierboven sub 5. bedoeld opleveren. Daaraan doet niet af dat sedertdien geen achterstand meer is ontstaan en evenmin dat in het kader van de afspraken in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 15 juli 2004 een bankgarantie voor drie maanden huur is verstrekt.
9. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat grief 1 faalt, en grief 2 dat lot moet delen. Het vonnis van de rechtbank zal dan ook worden bekrachtigd. Bij deze uit-komst past het om [appellant] te veroordelen in de kosten van het geding in ho-ger beroep.
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, van 6 april 2006, gewezen tussen partijen;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op dit arrest aan de zijde van VastNed begroot op € 248,= aan verschotten en € 2.682,= aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.H. van Coeverden, J.W. van Rijkom en G.H. Bunt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2007 in aan-wezigheid van de griffier.