ECLI:NL:GHSGR:2007:BA9753

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-07/00342
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WOZ-waardering van onroerende zaken in Delft

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 mei 2007 uitspraak gedaan in een beroep van de stichting Delftwonen tegen de uitspraken van de Inspecteur, het Hoofd Belastingen van de gemeente Delft, betreffende de WOZ-waardering van 161 onroerende zaken. De zaak is een vervolg op een eerdere tussenuitspraak van 29 december 2006 en maakt deel uit van een serie van 69 gesplitste zaken. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar de door hem verdedigde waarden van de woningen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, terwijl de waarden die door belanghebbende zijn voorgesteld niet onwaarschijnlijk zijn. Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur niet heeft voldaan aan zijn bewijslast en dat de door hem aangevoerde verkoopgegevens niet duidelijk maken hoe de waarden zijn vastgesteld. Hierdoor heeft het Hof het beroep van de stichting Delftwonen gegrond verklaard, de bestreden uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de waarden van de onroerende zaken vastgesteld op de door belanghebbende voorgestelde bedragen. Tevens is de gemeente Delft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en schade aan de zijde van belanghebbende. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Wet WOZ en de bewijslastverdeling tussen de Inspecteur en de belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
derde meervoudige belastingkamer
24 mei 2007
nummer BK-07/00342
UITSPRAAK
op het beroep van de stichting Stichting Delftwonen, statutair gevestigd te Delft, tegen de uitspraken van de Inspecteur, het Hoofd Belastingen van de gemeente Delft, betreffende na te noemen beschikkingen.
1. Tussenuitspraak en splitsing
1.1 Het Hof verwijst naar hetgeen is vastgesteld, overwogen en beslist in zijn tussenuitspraak van 29 december 2006 in de zaak met het kenmerk BK-03/01419 (hierna: de tussenuitspraak).
1.2 Voor het procesverloop verwijst het Hof in de eerste plaats naar hetgeen daaromtrent is vermeld onder 1 tot en met 3.2 van de tussenuitspraak.
1.3 Na de tussenuitspraak is die zaak gesplitst in 69 zaken, waaronder deze, in welke zaken heden uitspraak wordt gedaan. Ook wordt heden in de zaak met het kenmerk BK-03/01419 de (eind)uitspraak gedaan.
1.4 Het onderhavige beroep is gericht tegen de uitspraken van de Inspecteur op het bezwaar tegen 168 beschikkingen, waarbij de Inspecteur het bezwaar in drie gevallen gegrond heeft verklaard en de waarde van elk van de desbetreffende onroerende zaken heeft verminderd en het bezwaar in de andere gevallen ongegrond heeft verklaard. Die beschikkingen en uitspraken hebben betrekking op de volgende 161 onroerende zaken:
Object Waarde bij beschikking [...] Waarde bij uitspraak op bezwaar
[...] [...] [...]
Van deze uitspraken op bezwaar zijn er twee vervat in deeluitspraak 4 en 166 in deeluitspraak 5.
2. Geschil en standpunten van partijen
2.1 Voor het geschil en de standpunten van partijen verwijst het Hof in de eerste plaats naar hetgeen in de tussenuitspraak onder 4 is vermeld. Wat het subsidiaire standpunt van belanghebbende en de bestrijding daarvan door de Inspecteur betreft, is voorts het volgende van belang.
2.2 Partijen hebben ieder voor zich de woningen, die in Delft bij belanghebbende in eigendom zijn, gegroepeerd, zoveel mogelijk voor elk van die groepen een - al dan niet tot die groep behorende - representatieve woning aangewezen (referentiewoning) en de waarde hiervan getaxeerd. Vervolgens hebben partijen - wederom ieder voor zich - de waarde van de woningen in elk van de groepen afgeleid van de getaxeerde waarde van de desbetreffende referentiewoning. Ter schraging van de waarde van die referentiewoning zijn objecten genoemd die werkelijk zijn verkocht, met vermelding van enkele kenmerkende gegevens van zowel de referentiewoning als de verkochte objecten, zoals verkoopprijs- en datum, bouwvolume, perceel- of tuinoppervlakte, woningtype, bouwjaar en wijknummer, terwijl ook een of meer foto's zijn bijgevoegd.
2.3 Partijen hebben de (referentie-)woningen volgens verschillende methoden getaxeerd. De Inspecteur heeft gebruik gemaakt van een taxatiemodel van Kafi, volgens welk de waarde is samengesteld uit een aantal elementen en waarbij bedragen zijn toegekend aan het bouwvolume, de perceel- of tuinoppervlakte, aanhorigheden en dakkapellen. In beroep heeft de Inspecteur dezelfde methode gehanteerd om de waarde van door hem of belanghebbende gekozen referentiewoningen te schatten. Belanghebbende heeft in beroep voor de door haar gekozen referentiewoningen vergelijkbare objecten genoemd en de verkoopprijzen daarvan gedeeld door het bouwvolume om met het gemiddelde daarvan en ook rekening houdend met belangrijke verschillen, de waarde van de referentiewoning te schatten.
2.4 Een en ander heeft ertoe geleid dat belanghebbende de woningen anders heeft gegroepeerd dan de Inspecteur, dat voor de te waarderen woningen in de meeste gevallen door partijen is gerefereerd aan verschillende referentiewoningen en dat zij voor specifieke woningen op verschillende resultaten zijn uitgekomen.
2.5 Het Hof heeft partijen gevraagd of zij het eens kunnen worden over de groepsindeling en de daarbij behorende referentiewoningen.
2.6 Hierop heeft de Inspecteur het volgende te kennen gegeven.
2.6.1 Voor de waardering van de woningen kan worden uitgegaan van de representativiteit van de referentiewoningen die belanghebbende onderscheidenlijk voor haar groepen 3, 4, 5, 7, 16, 26, 28, 40, 41 (Soedanhof 13), 51, 57, 72, 74, 80, 90, 91, 98, 99, 105 (Lusakastraat 1), 106, 108, 109, 110, 116, 123 en 125 heeft gebruikt, met de aantekening dat deze referentiewoningen door de taxateur van belanghebbende te laag zijn gewaardeerd en dat zou moeten worden uitgegaan van de bij de desbetreffende WOZ-beschikkingen voor die referentiewoningen vastgestelde waarden.
2.6.2 De referentiewoningen die belanghebbende onderscheidenlijk voor haar groepen 34, 35, 36, 37, 41 (Caïrostraat 35), 42, 52, 58, 62, 79, 88, 89, 93, 94, 105 (Lusakastraat 1), 115, 119 en 124 heeft gebruikt, zijn niet representatief en dus niet bruikbaar voor de waardering van de woningen in die groepen. De Inspecteur heeft voor acht van de referentiewoningen van belanghebbende alternatieven genoemd die hij wel representatief acht.
2.7 Belanghebbende heeft te kennen gegeven te volharden in haar standpunt dat de onder 2.6.2 bedoelde referentiewoningen van belanghebbende representatief zijn en dat de Inspecteur het tegendeel niet met feiten en dragende argumenten heeft gestaafd. Voorts blijft belanghebbende bij haar standpunt dat haar taxateur de waarde van al haar referentiewoningen niet te laag heeft geschat.
2.8 Hetgeen hiervoor onder 2.6 en 2.7 is vermeld, is in de onderstaande tabel concreter weergegeven.
Groep
Referentiewoning belanghebbende
Waarde volgens belanghebbende
Waarde volgens Inspecteur
Alternatieve referentiewoning Inspecteur
Waarde volgens Inspecteur
Waarde volgens belanghebbende
3
Zusterlaan 86
€ 56.500
€ 65.798
4
Zusterlaan 10
€ 92.500
€ 103.462
5
Gashouderpad 43
€ 108.500
€ 127.513
7
Noordeinde 70
€ 56.000
€ 61.714
16
Oude IJsbaan 167
€ 110.000
€ 148.679
26
Staalmeesterstraat 28-I
€ 55.000
€ 71.811
28
Melkhof 40
€ 111.000
€ 122.067
34
Sasboutstraat 14
€ 75.200
€ 91.210
35
Sasboutstraat 14-I
€ 72.300
€ 88.034
36
Van Kinschotstraat 230
€ 71.700
€ 93.025
Van Kinschotstraat 206
€ 93.024
€ 71.700
37
Meermanstraat 66
€ 75.300
€ 95.294
Meermanstraat 4
€ 95.293
€ 75.200
40
Nijlhof 22
€ 41.000
€ 59.899
41
Cairostraat 35
€ 87.000
€ 94.435
Soedanhof 13
€ 87.000
€ 95.632
42
Egyptelaan 24
€ 102.000
€ 127.059
51
Nicolaas Beetslaan 16
€ 100.000
€ 124.336
52
Dirk Costerplein 27
€ 64.000
€ 78.504
57
Chopinlaan 119
€ 51.500
€ 70.336
58
Haydnlaan 100
€ 83.000
€ 108.908
Schubertlaan 19
€ 114.352
€ 83.000
62
Reinier de Graafweg 112
€ 100.000
€ 110.268
72
Teding v. Berkhoutlaan 45
€ 62.000
€ 81.681
74
Poptahof-Noord 211
€ 58.000
€ 73.966
79
Fabritiusstraat 11
€ 68.500
€ 81.681
Fabritiusstraat 19
€ 81.680
€ 68.500
80
Bankastraat 20
€ 62.500
€ 70.336
88
Van der Lelijstraat 147
€ 103.500
€ 110.723
89
Van Kinschotstraat 292
€ 77.600
€ 95.294
Van Kinschotstraat 206
€ 93.024
€ 71.700
90
Teding v. Berkhoutlaan 97
€ 71.000
€ 93.025
91
Teding v. Berkhoutlaan 95
€ 75.000
€ 97.563
93
Nijlhof 16
€ 111.500
€ 144.756
94
Egyptelaan 42
€ 118.000
98
Schubertlaan 162
€ 34.000
€ 49.462
99
Schubertlaan 164
€ 49.000
€ 63.983
105
Lusakastraat 1
€ 109.000
€ 136.588
Bantulaan 15
€ 132.503
€ 132.503
106
Zwanenpad 11
€ 150.000
€ 163.815
108
Koningin Emmalaan 113
€ 100.000
€ 130.689
109
Koningin Emmalaan 80
€ 101.500
€ 132.958
110
Diamantpad 12
€ 124.500
€ 157.462
115
Geitenkamp 19
€ 38.500
116
Simonsstraat 31
€ 87.500
€ 98.925
119
Saaiwerkerstraat 6
€ 84.000
€ 96.202
Kaarderstraat 5
€ 86.218
€ 83.925
123
Palamedesstraat 54
€ 65.000
€ 75.328
124
Persijnlaan 71
€ 70.500
€ 81.681
Persijnlaan 64
€ 81.680
125
Poptahof-Noord 120
€ 58.500
€ 74.420
2.9 De Inspecteur heeft verder onder meer gesteld dat met betrekking tot een aantal verkochte woningen, die in de taxatierapportages van belanghebbende zijn vermeld, de taxateur is uitgegaan van een onjuist bouwvolume. Belanghebbende heeft hieromtrent ter zitting te kennen gegeven dat de door de Inspecteur genoemde bouwvolumes voor juist moeten worden gehouden.
2.10 Partijen bestrijden elkaars taxatiemethoden en stellen dat bij een taxatie met de eigen methode de waarde van de woningen beter kan worden benaderd. Voor de argumenten die partijen daarbij bezigen, verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.
3. Vaststaande feiten
Het Hof merkt het in de tussenuitspraak onder 1 en 3 vermelde als vaststaand aan. Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is verder, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1 De onderhavige woningen zijn 103 galerijflatwoningen, 39 appartementen, tien bovenwoningen, zes tussenwoningen, twee benedenwoningen en een studentenetagewoning, gelegen in wijk 11. Een aantal van de woningen heeft een tuin. De Inspecteur heeft de woningen ingedeeld in de groepen 01133, 01151 of 01155 zonder vermelding van referentiewoningen daarbij, of niet ingedeeld in een groep. Belanghebbende heeft geen van de woningen ingedeeld in een groep. De bouwvolumina en de perceel- of tuinoppervlakte van de onderscheidene woningen zijn vermeld in de stukken, onder meer in bijlage 3 bij het verweerschrift.
3.2 De Inspecteur heeft in die bijlage met betrekking tot elk van de woningen gegevens omtrent de verkoop van een aantal andere objecten vermeld, waarop de door de Inspecteur voorgestane waarden van de woningen berusten.
4. Beoordeling van het beroep
Ontvankelijkheid
4.1 Onder verwijzing naar de in de tussenuitspraak onder 5.1 tot en met 5.4 gegeven oordelen is het beroep tegen de in deeluitspraak 4 vervatte uitspraken op bezwaar niet tijdig ingediend maar moet niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege blijven.
Vorm en wijze van bekendmaking van de beschikkingen
4.2 Wat betreft de vorm en wijze van bekendmaking van de onderwerpelijke beschikkingen verwijst het Hof naar hetgeen in de tussenuitspraak onder 5.5 en 5.6 is overwogen en geoordeeld.
De waarde van de onroerende zaken
4.3 De waarde als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ is naar de bedoeling van de wetgever 'de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding' (Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 36, blz. 44).
4.4 De bewijslast met betrekking tot deze waarde rust op de inspecteur. Indien de inspecteur niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, komt de vraag aan de orde of de belanghebbende de (eventueel) door hem verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt.
4.5 Het Hof is na afweging van de door partijen over en weer aangedragen feiten en argumenten en op grond van zijn waardering van de door partijen in het geding gebrachte bewijsmiddelen tot het oordeel gekomen dat de Inspecteur de door hem verdedigde waarden van de onderscheidene woningen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, tegenover de betwisting daarvan door belanghebbende, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het is het Hof niet duidelijk hoe de door de Inspecteur voor de onderscheidene woningen aangehouden waarden kunnen worden afgeleid van de door de Inspecteur verstrekte verkoopgegevens. Het Hof acht de blijkens het Excel-bestand door belanghebbende verdedigde waarden op zichzelf niet onwaarschijnlijk.
4.6 Het vorenoverwogene betekent dat de bestreden uitspraken niet in stand kunnen blijven en dat de waarden van de woningen moeten worden vastgesteld op de hierna vermelde bedragen.
5. Proceskosten
5.1 Nu het beroep gegrond is, heeft te gelden wat het Hof in de tussenuitspraak onder 6 heeft overwogen.
5.2 Mitsdien komt aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van (161 x € 4,00 is) € 644 en een schadevergoeding van (161 x € 6,45 is) € 1.038,45 toe.
6. Beslissing
Het Gerechtshof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de 168 bestreden uitspraken van de Inspecteur,
- wijzigt de beschikkingen aldus, dat de waarde van de onroerende zaken nader wordt vastgesteld op de hieronder vermelde bedragen:
Object Waarde
[...] [...]
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644, en wijst de gemeente Delft aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- veroordeelt de gemeente Delft tot vergoeding van de door belanghebbende geleden schade, vastgesteld op € 1.038,45.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Schuurman, Vierhout en Visser. De beslissing is op 24 mei 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Otto) (Vierhout)
Deze uitspraak is ondertekend door mr. Vierhout omdat de voorzitter daartoe verhinderd was.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.