ECLI:NL:GHSGR:2007:BA7014

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/190
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in geschil over advocaat declaraties

In deze zaak heeft de maatschap, gevestigd te [plaatsnaam], een hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank te ’s-Gravenhage, sector kanton, dat op 16 januari 2007 was gewezen. De maatschap had van [geïntimeerde] de opdracht gekregen om hem bij te staan in een strafzaak en had hiervoor drie declaraties ter hoogte van € 3.008,59 verzonden, die onbetaald bleven. De maatschap vorderde betaling van dit bedrag, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en rente. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd, omdat het geschil over de hoogte van de declaratie van een advocaat onder de Wet tarieven burgerlijke zaken (WTBZ) valt, waarvoor een bijzondere rechtsgang is voorzien. De maatschap ging in hoger beroep en betoogde dat de WTBZ alleen geldt voor civiele zaken en niet voor strafzaken.

Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft de grief van de maatschap gegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de kantonrechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, aangezien de WTBZ niet van toepassing is op strafzaken. Het hof vernietigde het bestreden vonnis en wees de zaak terug naar de rechtbank, sector kanton, voor verdere behandeling. Tevens werd [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die op dat moment waren vastgesteld op € 321,85 aan verschotten en € 632 aan salaris voor de procureur. Het arrest werd uitgesproken op 24 mei 2007, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak: 24 mei 2007
Rolnummer: 07/190
Rolnr. rechtbank: 601014/06-1989
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, eerste civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van:
[De maatschap],
gevestigd te [plaatsnaam],
appellant,
hierna te noemen: de maatschap,
procureur: mr. W. Heemskerk,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het geding
Bij exploot van 30 januari 2007 is de maatschap in hoger beroep gekomen van het vonnis van 16 januari 2007, door de rechtbank te ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn, gewezen tussen partijen. Het exploot bevat één grief tegen dat vonnis en gaat vergezeld van een aantal producties. Nadat tegen [geïntimeerde] verstek is verleend, heeft de maatschap bij conclusie van eis in hoger beroep geconcludeerd overeenkomstig dat exploot. Hierna heeft de maatschap stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
De maatschap heeft van [geïntimeerde] opdracht gekregen hem bij te staan in een strafzaak. Voor de in verband met die zaak verrichte werkzaamheden heeft de maatschap aan [geïntimeerde] een drietal declaraties voor een totaalbedrag van € 3.008,59 gezonden. Deze zijn onbetaald gebleven. Vervolgens heeft de maatschap voor de rechtbank, sector kanton, betaling van dit bedrag gevorderd vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en rente. Nadat [geïntimeerde] de hoogte van de declaratie had bestreden, heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard. Hij oordeelde dat het hier een geschil betreft over de hoogte van de declaratie van een advocaat waarvoor in de Wet tarieven burgerlijke zaken (WTBZ) een bijzondere rechtsgang is voorzien en dat gesteld noch gebleken is dat de maatschap van die rechtsgang gebruik heeft gemaakt.
2. In dit hoger beroep vordert de maatschap vernietiging van dit vonnis en – kort weergegeven – voor recht te verklaren dat de kantonrechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen en de zaak naar hem terug te wijzen ter verdere behandeling en afdoening. Met haar enige grief betoogt de maatschap dat de in de WTBZ genoemde rechtsgang voor geschillen over betwiste declaraties van advocaten alleen voor civiele zaken geldt en niet voor strafrechtelijke kwesties als waarvan in deze zaak sprake is.
3. De grief slaagt.
Art. 32 van de WTBZ regelt alleen de procedure voor het innen van betwiste declaraties in civiele zaken. Deze regelgeving geldt niet voor strafzaken.
4. Dit betekent dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Het hof zal de rechtbank, sector kanton, bevoegd verklaren van de vordering kennis te nemen en de zaak terugwijzen naar de rechter in eerste aanleg voor verdere behandeling en afdoening. [Geïntimeerde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Voor een beslissing op de gevorderde veroordeling in de kosten van de eerste aanleg is in dit stadium van de procedure geen plaats.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het bestreden vonnis;
- verklaart de rechtbank, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn bevoegd kennis te nemen van de onderhavige vordering;
- wijst de zaak naar voormelde rechtbank terug ter verdere behandeling en afdoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de maatschap bepaald op € 321,85 aan verschotten en op € 632 aan salaris voor de procureur;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, M.L. Vierhout en S.A. Boele en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2007 in aanwezigheid van de griffier.