ECLI:NL:GHSGR:2007:BA6658

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1159-R-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kamminga
  • A. van Leuven
  • J. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van eenouder gezag aan de vader in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 mei 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het ouderlijk gezag over een minderjarige. De vader, verzoeker in hoger beroep, had in 2005 toestemming gegeven aan de moeder om hun kind voor vijf weken naar Bosnië-Herzegovina te nemen. Sindsdien had hij echter geen contact meer gehad met zijn zoon, wat leidde tot een onhoudbare situatie. De vader verzocht het hof om hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten, omdat de moeder rechterlijke beslissingen negeerde en het kind niet terugbracht naar Nederland, de rechtmatige verblijfplaats. Het hof oordeelde dat de moeder niet in staat was om op een verantwoordelijke wijze te handelen in het belang van de minderjarige, vooral gezien haar weigering om mee te werken aan de terugkeer van het kind.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de moeder niet was verschenen en dat er geen communicatie mogelijk was tussen de ouders. De vader stelde dat de situatie van de minderjarige ernstig was en dat het in zijn belang was dat het gezag bij hem kwam te liggen. Het hof nam in overweging dat de Hoge Raad eerder had geoordeeld dat in gevallen van ernstige communicatieproblemen het ouderlijk gezag aan één ouder kan worden toegekend om te voorkomen dat kinderen klem raken tussen de ouders.

Het hof concludeerde dat de moeder niet in staat was om gezamenlijk gezag goed in te vullen en dat haar weigering om het kind terug te brengen een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige met zich meebracht. Daarom vernietigde het hof de eerdere beschikking van de rechtbank en kende het ouderlijk gezag voortaan alleen aan de vader toe. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het eenhoofdig gezag onmiddellijk van kracht werd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 9 mei 2007
Rekestnummer. : 1159-R-06
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 05-2907
[appellant],
wonende te Rotterdam,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. E. Grabandt,
tegen
[verweerster],
voorheen wonende te Rotterdam, thans wonende te Sarajevo, Bosnië-Herzegovina,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder.
Als informant is opgeroepen:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 25 augustus 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 29 mei 2006.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 4 april 2007 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 7 maart 2007 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 18 april 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.M. Buijs-van Bemmel. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De vader en zijn advocaat hebben het woord gevoerd, de advocaat onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te Rotterdam. Bij die beschikking is onder meer het verzoek van de vader om hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat bij beschikking van 30 mei 2006 van de gemeentelijke rechtbank te Sarajevo, Bosnië en Herzegovina, het verzoek van de vader tot teruggeleiding van de minderjarige naar hem (in Nederland) is toegewezen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de afwijzing van het verzoek van de vader om hem alleen te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarige, [geboren in 2002].
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking, naar het hof begrijpt alleen wat betreft het ouderlijk gezag, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat alsnog zijn verzoek om hem bij uitsluiting te belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt toegewezen.
3. De vader stelt in zijn beroepschrift dat hij in 2005 aan de moeder toestemming heeft gegeven om [de minderjarige] voor 5 weken mee te nemen naar Bosnië-Herzegovina. Sindsdien heeft de vader niets meer van zijn zoon vernomen. Er is geen enkele communicatie mogelijk tussen partijen. De Centrale Autoriteit is verzocht ervoor te zorgen dat [de minderjarige] weer naar Nederland komt. Om aan de ondragelijke situatie een einde te maken voor nu en in de toekomst stelt de vader dat het in het grootste belang is van de geestelijke ontwikkeling en de noodzakelijke veiligheid van [de minderjarige] dat na zijn terugkeer in Nederland het ouderlijk gezag bij de vader zal berusten. Zonder de gezagsvoorziening blijft de kans aanzienlijk dat de moeder opnieuw zal proberen om [de minderjarige] aan het gezag van de vader te ontrekken.
Ter terechtzitting heeft de vader zijn beroepschrift toegelicht en aangevuld. Hij stelt dat ondanks de uitspraak in beroep van de rechtbank in Sarajevo, waarin is bepaald dat [de minderjarige] moet worden teruggeleid naar Nederland, [de minderjarige] nog steeds niet terug is. De moeder heeft tot nu toe stelselmatig geweigerd mee te werken aan de terugkeer. Volgens de vader is, gelet op hetgeen zich heeft afgespeeld en op de houding van de moeder, voldoende aangetoond dat toewijzing van het eenouder gezag aan de vader in het belang van [de minderjarige] is.
Ook de Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 september 1999 het oordeel bevestigd dat in het belang van de kinderen het ouderlijk gezag aan één van de ouders dient te worden toegekend in geval van bestaande communicatieproblemen die zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat dat kinderen klem of verloren raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen.
De toekomst van [de minderjarige] is gelegen in Nederland en de vader is ook in staat om hem deze toekomst te bieden, aldus de vader.
4. Het hof is op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de moeder er blijk van heeft gegeven dat zij juist in gezagskwesties niet in staat is om op een verantwoordelijke wijze te handelen, gezien vanuit de belangen van [de minderjarige].
Het hof neemt bij zijn oordeel tevens in aanmerking het feit dat de moeder niet ter terechtzitting bij het hof is verschenen, de verklaring van de vader dat contact met de moeder en met [de minderjarige] tot op heden niet of nauwelijks mogelijk is, en dat de moeder niet meewerkt aan de uitvoering van rechterlijke beslissingen tot nu toe.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit vorenstaande dat de moeder op dit moment niet in staat is om gezamenlijk gezag met de vader goed in te vullen. Het feit dat de moeder weigert [de minderjarige] terug te geleiden naar de rechtmatige verblijfplaats teneinde vervolgens het ouderschap in overleg met de vader, dan wel via de bevoegde rechter, gestalte te geven, levert een voor [de minderjarige] onaanvaardbaar risico op. Het hof zal de bestreden beschikking derhalve vernietigen en bepalen dat het gezag over [de minderjarige] voortaan alleen aan de vader toekomt. Mocht de situatie in de toekomst wijzigen dan is het aan de moeder om een verzoek tot wijziging van het eenouder gezag van de vader in te dienen.
5. Nu de vader in beroep heeft verzocht de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal het hof dat toewijzen, hetgeen meebrengt dat het eenhoofdig gezag een aanvang neemt daags nadat deze beschikking is verstrekt of verzonden.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de afwijzing van het verzoek van de vader om hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat het gezag over [de minderjarige] voortaan alleen aan de vader toekomt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Van Leuven en Van der Burght, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2007.