ECLI:NL:GHSGR:2007:BA4264

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
962-H-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Reinking
  • A. Pannekoek-Dubois
  • J. Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep alimentatieverplichting en eiswijziging in familierechtelijke procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de alimentatieverplichting van de man ten behoeve van de vrouw. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin zijn alimentatieverplichting per 1 januari 2006 was vastgesteld op € 214,- per maand. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en stelt dat hij minder is gaan werken, waardoor hij niet meer in staat is om de vastgestelde alimentatie te voldoen. Hij vraagt om nihilstelling van de alimentatieverplichting.

De vrouw is in het hoger beroep niet verschenen, wat de man ertoe bracht om een eiswijziging voor te stellen. Het hof oordeelt dat deze eiswijziging niet kan worden toegestaan, omdat de vrouw niet in de gelegenheid is gesteld om hiertegen verweer te voeren. Het hof wijst erop dat een wijziging van eis schriftelijk moet worden ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Het hof bekijkt de draagkrachtberekening die in eerste aanleg is overgelegd en concludeert dat de man in staat is om de door de rechtbank vastgestelde alimentatie te voldoen. De stelling van de man dat hij minder is gaan werken, wordt niet in overweging genomen, omdat dit niet op de juiste wijze is ingediend en de vrouw niet aanwezig was om hierop te reageren.

Uiteindelijk besluit het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen, wat betekent dat de alimentatieverplichting van de man blijft staan zoals eerder vastgesteld door de rechtbank. De uitspraak is gedaan op 11 april 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 11 april 2007
Rekestnummer. : 962-H-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-1030
[De man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. I. Aardoom-Fuchs,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 14 juli 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 25 april 2006.
Op 16 februari 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen is: de man, bijgestaan door zijn procureur. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De man en zijn procureur hebben het woord gevoerd.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage. Bij die beschikking is, met wijziging in zoverre van de beschikkingen van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 1 oktober 2004 en van dit hof van 29 juni 2005, de door de man aan de vrouw te betalen alimentatie met ingang van 1 januari 2006 bepaald op € 214,- per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de alimentatie ten behoeve van de vrouw.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
- zijn alimentatieverplichting per 1 januari 2006 is beëindigd;
subsidiair
- de door hem aan de vrouw te betalen alimentatie vanwege gewijzigde omstandigheden per 1 januari 2006 wordt vastgesteld op nihil;
meer subsidiair
- de door hem aan de vrouw te betalen alimentatie per 1 januari 2006 wordt vastgesteld op nihil;
nog meer subsidiair
- de door hem aan de vrouw te betalen alimentatie per 1 januari 2006 wordt vastgesteld op € 214,- per maand.
3. De man heeft twee grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd. In zijn tweede grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat artikel 1:160 BW, restrictief dient te worden uitgelegd en dat een samenleving met een gehuwde man niet onder de reikwijdte van dit artikel valt. De man stelt dat het in casu niet uitmaakt of de partner waarmee de vrouw thans samenwoont nog gehuwd is. Ter zitting van het hof heeft de man medegedeeld dat het hem bekend is dat de echtscheiding van de partner van de vrouw bij beschikking van 31 januari 2007 is uitgesproken, doch dat die echtscheidingsbeschikking nog niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
4. Het hof verenigt zich in zoverre met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust, temeer nu de man geen bewijs heeft geleverd van de gestelde echtscheiding van de partner van de vrouw. Bovendien heeft de man ter zitting van het hof medegedeeld dat de echtscheiding van de partner van de vrouw nog niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
5. Hoewel de man in eerste aanleg een draagkrachtberekening heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 214,- per maand kan voldoen, heeft hij ter zitting van het hof medegedeeld dat hij inmiddels minder is gaan werken. Als gevolg daarvan stelt de man dat hij niet langer een bijdrage ten behoeve van de vrouw kan voldoen.
6. Het hof ziet de mededeling van de man ter zitting van het hof, dat hij inmiddels minder is gaan werken, als een verandering van eis als bedoeld in artikel 130 Rv. Nog afgezien van het feit dat is voorgeschreven dat een dergelijke eiswijziging schriftelijk kenbaar gemaakt had moeten worden is, nu de vrouw in hoger beroep niet is verschenen en niet is gebleken dat de man de vrouw van deze nieuwe omstandigheid op de hoogte heeft gesteld, eiswijziging niet toegestaan. Het hof acht gezien het voorgaande het in aanmerking nemen van de eiswijziging van de man, nu de vrouw zich daar niet tegen heeft kunnen verweren, in strijd met een goede procesorde. Gelet op het vorenstaande passeert het hof derhalve de stelling van de man dat hij inmiddels minder is gaan werken.
7. Gelet op de in eerste aanleg overgelegde draagkrachtberekening heeft de man niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is om de door de rechtbank vastgestelde alimentatie ten behoeve van de vrouw te voldoen. Hieraan doet niet toe of af dat de vrouw geen verweer heeft gevoerd.
8. Dit alles leidt ertoe dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Reinking, Pannekoek-Dubois en Kamminga, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2007.
.