Uitspraak: 2 maart 2007
Rolnummer: 05/603
Rolnummer rechtbank: 419884-04-11874
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[WERKNEEMSTER],
wonende te [X],
appellante,
hierna te noemen: [werkneemster],
procureur: mr. J.L. Plokker,
KPN Telecom B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: KPN,
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Het verloop van het geding in hoger beroep
Bij exploot van 18 maart 2005 is [werkneemster] in hoger beroep gekomen van het von-nis van 21 december 2004 van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, lo-ca-tie 's-Gravenhage, gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis (met productie) heeft [werkneemster] (de grondslag van) haar eis gewijzigd en bezwaren tegen het vonnis aan-gevoerd. KPN heeft een memorie van antwoord genomen. Tot slot hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
De beoordeling in hoger beroep
1. Het gaat, kort gezegd, om het volgende.
1.1. [werkneemster], geboren op [datum] 1954, is op 1 november 1988 bij de rechts-voorganger van KPN in dienst getreden. Sedert 1 juli 2001 was zij werkzaam als afdelingssecretaresse bij de afdeling Distributiemanagement tegen een salaris van € 2.044,= bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Samen met een colle-ga, mevrouw [collega werkneemster], ver-richtte zij secretariële en administratieve onder-steu-ning voor deze afdeling.
1.2. De verhouding tussen [werkneemster] en [collega werkneemster] was niet goed. De sfeer op de hele afdeling had daaronder te leiden. Op 13 augustus 2002 vond een escalatie plaats. Uit de gesprekken die vervolgens hebben plaatsgevonden bleek dat het conflict tussen beiden onoplosbaar was en dat verdere samenwerking tussen [werkneemster] en [collega werkneemster] daarom niet meer mogelijk was.
1.3. Om die reden zag KPN geen andere mogelijkheid dan beide dames te laten weten dat zij niet langer als afdelingssecretaresse op de afdeling Distributie-ma-na-ge-ment kon-den werken en op zoek moesten gaan naar een andere functie (binnen danwel buiten KPN). [werkneemster] heeft toen haar dit op 11 september 2002 werd meegedeeld aangegeven dat zij deze beslissing van KPN begreep en ac-cep--teer-de. Zij heeft daarbij ook laten weten dat zij anders waar-schijnlijk zou zijn uitge-val-len vanwege medische klachten.
1.3. In overleg met [werkneemster], die was vrijgesteld van het verrichten van werk-zaam--heden tenein-de zich volledig op het vinden van een andere functie te rich-ten, is de afdeling personeelszaken intern naar een andere passende functie voor haar op zoek gegaan. Er is toen een tijdelijke functie voor haar gevonden op de afdeling Facturering. De werkzaamheden waren gelijk(waardig) aan die op de afdeling Distributiemanagement. [werkneemster] is daar vervolgens op 23 september 2002 - vooruitlopend op een structurele oplossing - tijdelijk gaan werken.
1.4. Op 30 september 2002 heeft [werkneemster] zich ziekgemeld.
1.5. Op 10 oktober 2002 schrijft de heer [leidinggevende], die op de afdeling Distributie-ma-na-ge-ment de manager van [werkneemster] was, haar als volgt:
Naar aanleiding van ons telefoongesprek van 3 oktober over je ziekmelding maak ik me zorgen. Ik vind het belangrijk in deze brief een aantal zaken op een rij te zetten en je mijn hulp aan te bieden.
Het is mij niet duidelijk wat de grondoorzaak van je ziekte is. Er zijn een aantal onderwerpen die je noemt en die aan de orde zijn geweest. Hoe zwaar die onderling wegen is mij, maar misschien ook jouzelf, niet duidelijk:
? Het overlijden van [voormalig leidinggevende] en de beelden die daaraan vooraf gingen bij jou
? De conflict situatie op het werk met je directe collega
? De consequenties die ik, of wij, daaruit hebben getrokken
? De inbraak in je woning
? Je algemene gezondheidssituatie die al niet goed was toen je hier kwam werken
Bij het derde punt, de consequenties van je conflict met je directe collega, ben ik als manager het meest direct betrokken. Maar ook voor de andere onderwerpen wil ik nogmaals benadrukken dat ik mijn hulp aanbied.
Toen mij bleek dat het conflict met je collega niet oplosbaar was, heb ik besloten dat jullie beiden naar een andere werkplek zouden gaan. Enerzijds in het belang van jouzelf en je collega, anderzijds omdat ik als manager niet aanvaard dat collega's niet in staat zijn onderlinge situaties op te lossen en ze dit laten escaleren. Ook al gaf je aan deze beslissing niet plezierig te vinden, heb je aangegeven in te zien dat deze keuze rechtlijnig is en de consequenties te aanvaarden. Aangezien elke dag dat jij en je collega samen op de werkplek aanwezig waren het risico op acute ziekte/stress vergrootte, heb ik besloten dat jij in de rust van je huisomgeving tot jezelf kon komen om van daaruit een nieuwe werkomgeving te zoeken. Een vorm van kort betaald verlof dus, en géén non-actiefstelling. Ik hecht eraan dit, in vervolg op mijn eerdere mondelinge uitleg daarover, nogmaals te benadrukken, aangezien ik van de bedrijfsarts begreep dat jij dit hebt ervaren als non-actief. Dat is dus niet aan de orde.
In het frequente contact wat wij hebben gehad in die periode had ik de indruk dat je goed omging met de situatie en ik was blij dat je snel een tijdelijke plaats had bij Facturering.
Zoals gezegd schrijf ik deze brief naar aanleiding van je ziekmelding. Ik verzoek je ove-ri-gens om omtrent je ziekte met mij te blijven communiceren, omdat ik nog steeds jouw ma-nager ben en me voor jou verantwoordelijk voel. Ik vond het dan ook niet goed dat ik pas op 3 oktober indirect vernam dat je ziek was vanaf 30 september.
Ik merkte dat je gisteren verschillende signalen gaf en had de indruk dat je niet duidelijk hebt wat er met je aan de hand is. Je kwam verbitterd en verwijtend op mij over. Ik ver-zoek je zeer actief hulp te zoeken bij het vaststellen wat de oorzaak van je klachten en van daaruit te werken aan je herstel. Dat kan bij zowel de bedrijfsarts, de bedrijfsmaat-schappelijkwerker als je huisarts. Ik wil je verzoeken ook over de voortgang te blijven communiceren met mij en [bedrijfsarts] [hof: dit is de bedrijfsarts].
Ik hoop van harte dat je herstelproces snel op gang komt en we ons kunnen richten op het vinden van een passende nieuwe werkplek.
1.3. [werkneemster] reageerde hierop met haar brief van 16 oktober 2002 aan KPN, BU Vaste Telefonie, t.a.v. dhr. [leidinggevende], die luidt als volgt:
"Betreft: Ziekmelding [werkneemster]
Je brief van 10 oktober heb ik ontvangen. Hartelijk dank voor de hulp die je aanbiedt, al weet ik niet waar dit uit bestaat.
Alléén begrijp ik niet waarom je deze hulp nu achteraf biedt, toen ik dat nodig had heb je niks gedaan.
Je zegt dat de grondoorzaak van mijn ziekte je niet duidelijk is.
Ik ben een emotioneel kapot mens die volledig is ingestort en mijn nekwervelklachten zijn terug waardoor ik veel last heb van hoofdpijn en rugpijn.
Het komt door de mix van de oorzaken die je opnoemt. Jou beslissing om mij van de afdeling te sturen en de manier waarop dit gebeurd is, is de druppel.
Op 3 september, toen je terug was van vakantie, zouden wij die middag praten over het gesprek wat ik op jouw verzoek had gevoerd met mijn collega en de uitkomst ervan.
Dit gesprek heeft nooit plaatsgevonden.
Ik had toen dringend je advies en hulp nodig over de ontstane situatie.
In plaats hiervan heb je ons geroepen en vroeg; "Denken jullie dat je met elkaar kunt samenwerken"?
Mijn collega had al een standpunt ingenomen, dat was: "Nee".
Ik kon me daar alleen in berusten, ik kan niet klappen met één hand.
En toen kregen we een mededeling te horen dat we alle twee ander werk moesten zoeken.
Dat je zo'n groot besluit, met vergaande gevolgen voor medewerkers, binnen één dag hebt genomen is heel merkwaardig. Voor jou een simpel besluit, voor de ander een drama.
Mijn collega stond al op het punt om weg te gaan, ze was een jaar bezig te solliciteren om hogerop te komen. Dus de enige persoon die je wegstuurde was mij.
De reden die je opgeeft is ongegrond en dat vreet aan mij en belemmert mijn herstel.
In je brief zeg je dat het conflict niet oplosbaar was en ik dit heb laten escaleren.
Het gesprek wat ik had met mijn collega op 13 augustus mag wel heftig zijn geweest, maar er was geen sprake van escalatie. Als je kritiek geeft moet je ook kritiek kunnen nemen. We zijn die middag naar huis gegaan met een duidelijke afspraak: nadenken over hoe we willen werken, consequent zijn, het vandaag A en morgen B zeggen van mijn collega veroorzaakte veel irritatie. De volgende dag zouden we er verder over praten en aan het einde van ieder week zouden we overleggen of alles goed gegaan was.
Helaas had ik die avond een emotionele instorting. De oorzaak is jou bekend. Ik was 2 da-gen ziek thuis.
Toen ik weer ging werken merkte ik dat er allerlei dingen gaande was. Mijn collega had intussen een ander standpunt ingenomen. Ze wilde niet meer met mij samenwerken. Ze was zelfs tijdelijk op een andere afdeling geplaatst. Er was nu wel sprake van een escala-tie.
Hier had ik dringend hulp nodig van een manager, daarom ging ik praten met je vervan-ger. Hij heeft geprobeerd met ons te praten. Maar mijn collega bleef bij haar standpunt, praten had hier dus geen zin meer.
Het gedrag van mijn collega tegenover mij was vanaf het begin, dag één, niet correct ge-weest. Daardoor hadden wij samenwerkingsproblemen. En ik was van mening dat hier meer aan de hand was en misschien deskundig hulp nodig was. Ik had hierover gespro-ken met de leidinggevende die wij toen hadden en gevraagd of zij of iemand anders met haar wilde praten. Of dit ooit gebeurt was weet ik niet.
Ondanks alles was mijn houding tegenover mijn collega nooit incorrect.
Op 9 september kreeg ik een andere mededeling te horen. Dat ik vanaf de volgende dag betaald verlof had om te voorkomen dat ik ziek zou worden.
Dit is het enige waar ik akkoord mee ga.
Ik was al emotioneel kapot, dat was jou bekend en ontzettend kwetsbaar. Ik kreeg de ene nare mededeling na de andere te horen. Alles was ja en amen.
Ziek ben ik toch geworden omdat de klap en teleurstelling te groot waren en mezelf met smoesjes wijs maken dat alles goed was niet meer werkte.
Ik neem niet de verantwoordelijkheid voor zaken waar ik niet verantwoordelijk voor ben.
Nadat ik beter ben, zal ik beschikbaar zijn om mijn normale werkzaamheden bij BUVT, DBM, te hervatten.
Wil je zo vriendelijk zijn dit schriftelijk aan mij te bevestigen. Hierna kunnen we z.s.m. een afspraak maken om te bespreken hoe je mij verder kunt helpen.
1.4. In oktober 2002 is [collega werkneemster] bij KPN vertrokken.
1.5. Op 29 november 2002 stuurt [leidinggevende] aan [werkneemster] een brief waarin hij op een aantal zaken ingaat en afsluit met de navolgende tekst:
"Het moet me van het hart dat je op geen enkele wijze blijk geeft jouw eigen rol in dit pro-ces kritisch te bekijken. Je legt zeer expliciet en bij voortduring de schuld bij anderen; bij je collega, bij mij, bij de toenmalige leidinggevende. Jammergenoeg ben je ook tot nu toe uiterst reactief geweest in het proces een andere, passende functie te zoeken.
Het lijkt me dan ook voor jezelf van belang te onderzoeken hoe je je eigen rol in dit ge-heel hebt vervuld en hoe je je in het vervolg zult opstellen met het oog op de toekomst. Mijn meermalen herhaald aanbod tot hulp blijft staan, maar wel onder de conditie dat je je vanaf heden constructiever opstelt. Het door jou voorgestelde driegesprek met de be-drijfs-maatschappelijk werker, jou en mijzelf zal ik plannen."
1.6. Op 31 december 2002 wordt [werkneemster] door de bedrijfsarts weer ge-heel arbeidsgeschikt verklaard met ingang van 6 januari 2003.
1.7. Op 31 december 2002 stuurt [leidinggevende] een e-mail aan personeelzaken als volgt:
"Per 6/1/03 is [werkneemster] weer volledig hersteld. we moeten dus nu snel doorpakken voor een oplossing. Ik zou haar graag per 6/1 ook aan het werk hebben, wat mij betreft weer in R'dam bij facturering. Is dat nog te regelen in deze dagen?"
1.8. Op 2 januari 2003 (15.52 uur) stuurt [leidinggevende] het volgende bericht aan perso-neelza-ken en de heer [X] (manager afd. Facturering):
"Ik heb vanmiddag [werkneemster] telefonisch gesproken en zij heeft aangegeven dat zij deze tij-de-lijke functie niet wil doen. Reden is dat zij de werkplek niet gezond vindt. Ook al is dat achter een dicht deur, er wordt in de buurt gerookt en daar wordt ze ziek van. Overigens zei ze ook (als eerste spontane reactie) dat zij "geen rommel op wil ruimen."
Dus [X], dank dat je de mogelijkheid hebt gegeven, maar wij moeten met [werkneemster] aan de slag om te zien hoe we wel verder kunnen."
1.9. In antwoord op de hierboven sub 1.7. bedoelde e-mail stuurt personeels-zaken op 2 januari 2003 om 18.48 uur aan [leidinggevende] de volgende e-mail:
Ik heb haar gesproken. Tot nu toe zegt ze dat ze komt, maar het zou me niet verba-zen als ze morgen een smoes heeft. Ze probeerde bij mij al of het niet kon wachten tot [A] [hof: medewerkster PZ die bij de gesprekken rond 11 september 2002 betrok-ken was] terug is. Ik heb gezegd dat ik daar geen enkele reden toe zag. Verder geeft ze aan het niet eens te zijn met [bedrijfsarts]. Ze wil een second opinion aanvragen, om-dat ze zelf van mening is dat ze arbeidsongeschikt is. Ze vertelt het verhaal heel anders dan [bedrijfsarts] n.m.m. bedoelt en ik ook van jou begreep. Ik heb haar toestemming gevraagd zelf met [bedrijfsarts] over haar situatie te bellen. Dat vond ze goed, dus ik bel [bedrijfsarts] nog even voordat wij het gesprek met haar ingaan."
1.10. Op 2 januari 2002 (18.43 uur) stuurt [werkneemster] de volgende e-mail aan [leidinggevende]:
Op 30 december heb ik een gesprek gehad met de bedrijfsarts. Hij heeft mij per 6 januari 100% beter gemeld en uitgelegd waarom hij dit doet.
De bedrijfsarts vindt dat de conflictsituatie met mijn werkgever mede verantwoordelijk is voor mijn ziekte.
Het aantal percentage voor een gedeeltelijke herstelmelding kon hij niet vaststellen. Eerst moet het conflict opgelost worden daarna zal er meer duidelijkheid zijn in het ziektebeeld en kan het één en ander afgestemd worden.
Verder weet [bedrijfsarts] dat mijn klachten niet over zijn en dit heeft hij ook genoteerd.
Met name de oogklachten zijn nog aanwezig.
Met deze betermelding ga ik niet akkoord en zal een second opinion aanvragen bij UWV GAK.
Ik vind het een vreemde situatie dat je mij werkzaamheden wilt laten doen wat niet in mijn contract staat en voor mij geen passend werk is. Dit is voor mij onacceptabel en deprime-rend.
De reden om mij van de afdeling weg te sturen is niet omdat ik niet goed functioneerde maar omdat je vindt dat ik een conflict heb laten escaleren. Hierover heb ik je een brief geschreven (zie brief dd 16 okt. '02)
Maandag 6 jan. heb ik in de ochtend een afspraak met de maatschappelijk werker en in de middag een afspraak bij mijn huisarts."
1.11. [leidinggevende] stuurt voormeld bericht op 3 januari 2003 (11.31 uur ) door aan de be-drijfsarts met daarbij het volgende verzoek:
"zie mail van [werkneemster].
[bedrijfsarts], de lezing van [werkneemster] over haar betermelding is natuurlijk niet correct. Met name dat de conflictsituatie reden is voor haar ziekte. Het is juist omgekeerd, dat het conflict geen reden kan zijn voor een ziekmelding. Is het nog goed als jij haar nogmaals probeert aan te geven hoe het wel zit?"
1.12. Na een gesprek met [werkneemster] op 3 januari 2003 - waarin ook de door [werkneemster] aan te vragen second opinion aan de orde is geweest - stuurt mevrouw [personeelsadviseur], personeelsadviseur Business Unit Vaste Telefonie van KPN, haar diezelfde dag de navolgende brief:
"(…) Hierbij bevestig ik hetgeen in ons onderhoud van vrijdagmiddag 3 januari 2003 door uw manager en mij aan u is meegedeeld omtrent de door u tijdelijk te verrichten werkzaam-heden. Een gespreksverslag inclusief de nader te maken afspraken volgen zo spoedig mogelijk.
U wordt maandag 6 januari aanstaande verwacht bij de afdeling Facturering te Rotterdam (gebouw Toren Op Zuid), waar u voor maximaal vier weken met administratieve werk-zaam--heden wordt belast. U dient zich uiterlijk 09.00 uur te vervoegen bij de manager, de heer [X], op de 5e verdieping kamer 526. Deze periode is ter overbrugging van het zoeken naar andere mogelijkheden.
Wij verwachten van u dat u hieraan gevolg zult geven. De redenen hiervoor zijn nogmaals toe-ge-licht. Ik wijs u er nadrukkelijk op dat het niet voldoen aan een door de werkgever gege-ven redelijke opdracht zeer verstrekkende gevolgen kan hebben.
Ik hoop dat u een verstandige beslissing zult nemen. (…)"
1.13. Op 6 januari 2003 stuurt [directeur], Directeur Business Unit Vaste Telefonie van KPN aan [werkneemster] de volgende brief:
"(…) Ondanks de schriftelijke waarschuwing die u zaterdagochtend hebt ontvangen bent u op 6 januari 2003 niet op het werk in Rotterdam verschenen. Er is u afgelopen vrijdag expli-ciet gevraagd of u maandag aan het werk zou gaan. Daar hebt u in weigerende zin op ge-antwoord. U bent daarom niet alleen mondeling maar ook schriftelijk op de verstrek-ken-de gevolgen gewezen. Ik concludeer dan ook dat er sprake is van onwettig werkver-zuim en geef u hierbij een allerlaatste kans.
Als u dinsdag 7 januari 2003 wederom niet op het werk in Rotterdam verschijnt om de u opgedragen werkzaamheden te verrichten dan is dit voor uw eigen rekening en risico. Ik waarschuw u dat dit een reden is voor ontslag op staande voet. (…)"
1.14. Op dinsdagochtend 7 januari 2003 meldt [werkneemster] - tijdens een telefoonge-sprek dat volgens de niet weersproken specificatie van KPN plaatsvond vanaf 8.58 uur en in totaal 22 seconden heeft geduurd - aan [leidinggevende] dat zij ontslag neemt en dat de schrif-te-lijke bevestiging onderweg is. De schriftelijke "ontslag-aanvraag" van [werkneemster] van 7 januari 2003 luidt als volgt:
"(…) Hierbij deel ik je mede dat ik mijn dienstverband met KPN, BU Vaste Telefonie, opzeg.
Ik heb nog een aantal weken verlof tegoed en als het een en ander verrekend is zou ik graag willen weten per welke datum het ingaat, dit i.v.m. mijn ziekenfondsverzekering.
Tevens wil ik een getuigschrift toegestuurd krijgen.
Mijn KPN-pas, nr 14798045, stuur ik met deze brief mee. (…)"
1.15. Op 7 januari 2003 stuurt [directeur], Directeur Business Unit Vaste Telefonie van KPN aan [werkneemster] de volgende brief:
"(…) Voor de goede orde bevestig ik hierbij het gesprek dat u dinsdagochtend 7 januari 2003 met uw manager hebt gevoerd, waarbij u uw manager hebt meegedeeld dat u ontslag neemt bij KPN en dat uw ontslagbrief en legitimatiebewijs door u zijn opgestuurd.
Ik zal u niet aan de voor u geldende opzegtermijn houden en accepteer uw mondelinge ontslagaanvraag. Conform uw mededeling verwacht ik een schriftelijke door u getekende en gedateerde bevestiging. Zodra deze is ontvangen, zal een correcte eindafrekening worden opgesteld. Over de financiële afwikkeling ervan ontvangt u vervolgens nader bericht. (…)"
1.16. De brief van mevrouw [personeelsadviseur] van KPN aan [werkneemster] van 9 januari 2003 luidt als volgt:
"(…) Zoals telefonisch met je besproken gaat het ontslag 1 februari 2003 in. Hiermee is dan het resterende verlof verrekend. Ik heb je verteld dat het verlof dat je vorig jaar als 75% verlof hebt opgenomen eigenlijk gecorrigeerd moet worden naar 100%. Dan zou je onge-veer 50 uur hebben overgehouden. Daarnaast hebben we ook niet gecorrigeerd voor de laatste drie maanden van 2002, toen je 100% arbeidsongeschikt was en dus eigenlijk geen recht had op verlofopbouw.
Zoals afgesproken ontvang je over de maand januari salaris en wordt de vanaf juni 2002 opgebouwde vakantie-uitkering rond 23 februari betaald.
Graag ontvang ik zo spoedig mogelijk een exemplaar van deze brief voor akkoord gete-kend van je terug. (…)"
1.17. [werkneemster] heeft voormelde brief niet voor akkoord ondertekend geretour-neerd.
1.18. Op 21 januari 2003 stuurt de door [werkneemster] ingeschakelde advocaat aan KPN een fax als volgt:
"(…) Tot mij heeft zich gewend Mevrouw [werkneemster], wonende te Rotterdam, met het verzoek in bovengenoemde zaak rechtsbijstand te verlenen.
Client informeerde mij dat zij vanaf 30 september 2002 ziek is. De arboarts heeft beslist dat cliente op 06-01-03 haar werkzaamheden zou kunnen hervatten. Cliente was het niet eens met het oordeel van de arboarts en heeft bezwaar (des-kundigenoordeel) aangetekend tegen het besluit van de arboarts warvan bij-gaand een kopie. Cliente geeft aan dat zij nogsteeds ziek is en alsgevolg van haar arbeidsongeschiktheid niet in staat is om werkzaamheden binnen uw bedrijf uit te oefenen.
Ik verzoek u het besluit van het deskundigenoordeel af te wachten.
Verder informeerde cliente mij dat zij op 07 januari 2003 tijdens een emotionele/depressive toestand een ontslagbrief aan uw bedrijf heeft gezonden, dit n.a.v. een bespreking tussen u en mijn cliente welke op 3 januari 03 heeft plaatsgevonden.
Cliente geeft aan dat zij tijdens de bespreking niet de gelegenheid heeft gehad om haar zegje te doen.
Cliente heeft haar ontslagbrief in een emotionele/depressieve toestand aan u ge-zonden. Het ontslagverzoek stemde niet overeen met de werkelijke wil van clien-te. Namens clien-te verzoek ik u voornoemde brief als niet gezonden te be-schou-wen. Mijn cliente heeft al-tijd prettig binnen uw bedrijf gewerkt en wenst na herstel van haar ziekte opnieuw bin-nen uw bedrijf verder aan de slag te kunnen.
Verder verzoek ik u om mijn cliente tijdens haar ziekte niet te belasten met werkbespre-kin-gen aangezien dergelijke besprekingen mijn cliente uit balans brengen en zeker niet bijdragen aan haar ziekte herstel. (…)"
1.19. Blijkens de brief van UWV GAK aan [werkneemster] van 28 januari 2003 heeft [werkneemster] op 15 januari 2003 om een deskundigenoordeel verzocht en wordt zij, op grond van de resultaten van het onderzoek van UWV GAK, per 6 januari 2003 ge--schikt geacht voor haar eigen werk als afdelingssecreta-resse.
1.20. Op 3 februari 2003 [hof: dit is een maandag] stuurt de advocaat van [werkneemster] aan KPN een fax als volgt:
"(…) In opgemelde zaak is op verzoek van mevrouw [werkneemster] een deskundigenoordeel uitge-bracht waarbij is beslist dat mevrouw [werkneemster] thans geen beperkingen ondervindt ten aan-zien van het verrichten van arbeid. Het oordeel is op 31 januari 2003 [hof: dit is een vrijdag] door cliënte ontvangen.
Cliënte is bereidt de overeengekomen arbeid te verrichten door haar diensten ter be-schik-king van u te stellen en te houden. Ik verzoek u een geschikte en passende ar-beidplek binnen uw bedrijf voor cliënte te zoeken. (…)"
1.21. Per brief van 4 februari 2003 aan de advocaat van [werkneemster] laat KPN in reactie op de hierboven sub 1.16. en 1.18. bedoelde brieven weten, zakelijk weergegeven, dat zij betwist dat [werkneemster] ten tijde van de ontslagname niet in staat was haar wil te bepalen, en dat zij daarom het verzoek om de ontslagbrief als niet verzonden te beschouwen niet inwilligt.
1.22. Niet eerder dan per brief van 18 februari 2004 van de door [werkneemster] inge-scha-kelde (andere) juridisch adviseur komt [werkneemster] op de zaak terug. Deze brief sluit af met de volgende tekst:
"Gezien het lange dienstverband waarin zij zich altijd volledig heeft ingezet voor haar werkgever had KPN dit op een andere wijze behoren aan te lopen.
In beginsel acht cliënte werkhervatting de enige juiste reactie.
De schade die cliënte door dit ontslag rechtspositioneel, maatschappelijk en in persoon-lijk opzicht heeft opgelopen is groot.
Met cliënte ben ik van mening dat het ontslag vernietigbaar is te achten.
Hoewel cliënte niets liever zou willen dan haar werkzaamheden bij KPN te hervatten drukt de bejegening die haar ten deel is gevallen nog steeds zwaar. Dat is de reden dat cliënte eventueel bereid is om in overleg te treden over een andere wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Indien KPN echter blijft bij haar standpunt met betrekking tot het eerdere ontslag heb ik opdracht gekregen KPN in rechte te betrekken.
Onder voorbehoud van alle rechten en weren.
Graag van u vernemend."
1.23. Bij inleidende dagvaarding in eerste aanleg van 28 mei 2004 vordert [werkneemster], zakelijk weergegeven, als volgt:
1. te bepalen dat het aan haar verleende ontslag op 1 februari 2003 nietig is;
2. KPN te veroordelen om
a) aan haar te betalen het loon met vakantietoeslag over de periode van 1 januari 2003 tot aan de dag waarop het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten;
b) haar toe te laten tot het werk, op straffe van een dwangsom;
c) met veroordeling van KPN in de proceskosten.
1.24. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank [werkneemster] niet-ontvankelijk in haar vordering ver-klaard en haar in de proceskosten veroordeeld. Daartoe is overwogen, kort ge-zegd, dat er geen sprake is van een door KPN verleend ontslag; dat bij conclusie van repliek weliswaar is aangevoerd dat sprake is van misbruik van omstandig-he-den, maar dat dit zonder wijziging van de in de dagvaarding gestelde grond-slag, te weten - door de rechtbank "vrij vertaald" - nietigheid van een door KPN ver-leend ontslag, niet tot toewijzing van de vordering kan leiden. De rechtbank acht dit - nu [werkneemster] zich door een professionele gemachtigde heeft laten bij-staan - niet verschoonbaar.
1.25. [werkneemster] heeft met ingang van 1 oktober 2004 een andere baan aanvaard.
1.26. De huisarts van [werkneemster] heeft in een berichtje over [werkneemster] van 7 februari 2003 als volgt opgenomen:
"Ze is bij mij enkele keren langs geweest i.v.m. een aantal psychische problemen ten gevolge van een aantal gebeurtenissen die haar zijn overkomen.
Ze gebruikte hiervoor flurazepam om te slapen en diazepam om te kalmeren.
Tevens viox i.v.m. slijtage van haar wervels.
Recent oogdruppels i.v.m. droge ogen.
De psychische klachten waren dermate storend dat ik haar naar een psycholoog moest verwijzen."
Met een berichtje van 6 september 2004 voegt hij hieraan nog het volgende toe:
"In aansluiting van mijn brief van 070203 kan ik u mededelen dat ze in die periode niet in staat was te achten om te kunnen werken."
1.27. In een "behandelingsverklaring" van S.J. Bast, psycholoog, van 24 septem-ber 2004 is omtrent [werkneemster] als volgt vermeld:
"Op 25 februari 2003 zag ik mw. [werkneemster], die zich had aangemeld wegens spannings-klach-ten en sterke schuldgevoelens als gevolg van het recente overlijden van haar chef. Zij had eerder over zijn dood gedroomd en voelde zich nalatig en verantwoordelijk toen hij daadwerkelijk overleed, temeer daar zij vaker dromen heeft, die door haar omgeving en haarzelf als voorspellend worden beschouwd. Korte tijd later werd er bij haar thuis inge-bro-ken; ze voelde zich onveilig en sliep slecht. Conflicten op haar werk kon zij steeds moei-lijker hanteren.
Na vier consulten werd de behandeling op 6 mei 2003 afgesloten, omdat cliënte zich vol-doende hersteld voelde."
1.28. In de brief van Dr. A.G.J.E. Niessen, oogarts, aan [werkneemster] van 4 november 2004 is als volgt opgenomen:
"Op 04-11-02 zagen wij u op onze polikliniek in verband met geïrriteerde ogen.
Bij onderzoek werden geen afwijkingen gevonden behoudens een lichte ontsteking van de ooglidranden en droogheid van het hoornvlies. Hierop werd u geadviseerd de wim-per-ran-den te poetsen en kreeg u verzachtende oogdruppels mee (Hypromellose en Vidisic). Het zien met beide ogen was goed (VODS mec 1.0).
Bij de laatste controle d.d. 11-02-03 was het beeld onveranderd en wederom kreeg u een nieuw recept van bovenstaande oogdruppels. Er werd afgesproken dat u bij klachten weer voor controle zou komen."
2. Bij memorie van grieven vordert [werkneemster], kort gezegd, het vonnis van de rechtbank te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij voorraad uitvoerbaar:
a. voor recht te verklaren dat KPN [werkneemster] ten onrechte aan het door haar op 7 januari 2003 genomen ontslag houdt en vast te stellen dat het dienst-verband tussen partijen niet per 1 februari 2003 tot een rechtsgeldig einde is gekomen;
b. KPN te veroordelen om aan haar te betalen een (naar beneden afgerond) bedrag van € 42.000,= bruto aan salaris over de periode van 1 januari 2004 t/m 30 september 2004;
c. KPN te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.
3. [werkneemster]s beroep op het geheel ontbreken van een op ontslagname gerichte wil, een geschonden onderzoekplicht aan de zijde van KPN en een wilsgebrek we-gens misbruik van omstandigheden wordt door het hof verworpen, waartoe als volgt wordt overwogen. De formulering van de ontslagbrief van [werkneemster] geeft blijk van een zich reali-seren van de gevolgen van het daardoor ontstane einde van het dienstver-band en laat aan duidelijkheid niets te wensen over. De functie en het daarbij passende salaris van [werkneemster] zijn ook van zodanig niveau dat zij in staat moet worden geacht zich de gevolgen in voldoende mate te realiseren. Dat spra-ke was van een geestesstoornis (in juridisch relevante zin) is onvol-doen-de onderbouwd, gelet op de her-steld-verklaring per 6 januari 2003 door niet alleen de bedrijfsarts maar ook de keuringsarts van het UWV, alsmede de toereikend gebleken vier gesprekken met een psycholoog. De verklaring van de huisarts dateert van na de hersteldverklaring door UWV en is onvoldoende specifiek om voor de situatie ten tijde van de ontslagname voldoende gewicht in de schaal te leggen. Diezelfde omstandigheden leiden tot het oordeel dat misbruik van om-stan-digheden (in de zin van artikel 3:44, vierde lid BW) door [werkneemster] onvol-doen-de feitelijk is onderbouwd.
4. Het hof begrijpt de stellingen van [werkneemster] aldus dat zij - in ieder geval in hoger beroep - onder meer aan haar voormelde vorderingen ten grondslag legt dat KPN haar in de gegeven omstandigheden niet aan haar ontslagname mocht hou-den. Daaromtrent wordt als volgt overwogen.
4.1. Uit de hierboven sub 1.9. en 1.10. bedoelde e-mails blijkt dat op 2 januari 2003 zo-wel aan [leidinggevende] als aan personeelszaken duidelijk was dat [werkneemster] zich niet kon verenigen met de hersteldverklaring van de bedrijfsarts en dat zij een second opinion zou aanvragen. Daaraan doet niet af als [werkneemster] het voor-gaan-de in het gesprek op 3 januari 2003 niet ondubbelzinnig heeft herhaald. On-weersproken is dat die second opi-ni-on toen wel aan de orde is geweest. Niet is ge-steld of gebleken dat [werkneemster] bij die gelegenheid haar standpunt ter zake heeft ingetrokken.
4.2. Uit de hierboven sub 1.10. bedoelde e-mail blijkt voorts dat [leidinggevende] wist dat [werkneemster] op 6 januari 2003 een afspraak had met zowel de huisarts als de maat-schappelijk werkster. Die afspraken zijn voorts als zodanig niet betwist.
4.3. Het dreigen met ontslag op staande voet als [werkneemster] op 6 c.q. 7 januari 2003 niet komt werken is in het licht van het bovenstaande naar het oordeel van het hof ongepast. Dat [werkneemster] zich daardoor onder te grote druk gezet heeft ge-voeld is dan ook alleszins begrijpelijk. Dat aan haar zijde sprake was van span-nin-gen wordt voorts ondersteund door de als zodanig niet (gemotiveerd) weer-spro-ken verklaringen van haar huisarts en psycholoog als hierboven sub 1.26 en 1.27. bedoeld.
4.4. Dat KPN in de periode tussen 7 januari 2003 en 21 februari 2003 stappen heeft ondernomen of heeft nagelaten, waardoor het meewerken aan intrekken van de ontslagname haar in een nadeliger positie heeft gebracht, is gesteld noch gebleken, zodat het hof het ervoor houdt dat daarvan geen sprake is.
4.5. Instandhouding van de ontslagname heeft voor [werkneemster] naar algemeen be-kend is vèrstrekkende, negatieve gevolgen bij het verkrijgen van enige uitkering.
4.6. Het gaat hier om een langdurig dienstverband van meer dan tien jaar. Dat er - voorafgaand aan de samenwerkingsproblemen tussen [werkneemster] en [collega werkneemster] - ten aanzien van [werkneemster] ooit sprake is geweest van onvoldoende functioneren of samenwerkingsproblemen - is gesteld nocht gebleken, zodat het hof het ervoor houdt dat dit niet het geval is geweest.
4.7. Dat de samenwerkingsproblemen tussen [werkneemster] en [collega werkneemster] als zodanig aan [werkneemster] te verwijten zijn geweest is evenmin gesteld of gebleken. De enke-le stelling dat [werkneemster] escalatie niet heeft weten te voorkomen is daartoe naar het oordeel van het hof onvol-doende.
4.8. Voorts heeft KPN, nadat [werkneemster] heeft betwist dat de samenwerkingspro-ble-men tot gevolg hadden dat het werk op de afdeling door [werkneemster] niet goed werd gedaan, haar andersluidende stelling op geen enkele wijze nader onderbouwd of geconcret-iseerd, hoewel dat wel op haar weg had gelegen. Aan die anderslui-den--de stelling gaat het hof daarom voorbij.
4.9. [werkneemster] was in ieder geval van 30 september 2002 tot 6 januari 2003 volle-dig ar-beidsongeschikt. Dat sprake was van omstandigheden als verwoord in de hier-boven sub 1.5. bedoelde brief van [leidinggevende], staat tussen partijen niet ter dis-cus-sie.
4.10. Het bovenstaande brengt - in onderlinge samenhang bezien - mee dat de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248, eerste lid BW) en de goed werkgevers-ver--plichting (artikel 7:611 BW) meebrengen dat KPN het verzoek als neergelegd in de brief van [werkneemster]s advocaat van 21 januari 2003 (zie hierboven sub 1.18) had behoren te honoreren en dat [werkneemster] derhalve niet aan haar ontslagname mocht worden gehouden.
5. Dan komt vervolgens aan de orde welke loonaanspraken [werkneemster] jegens KPN kan geldend maken. Daaromtrent wordt als volgt overwogen.
5.1. [werkneemster] vordert loon met ingang van 1 januari 2003. Door KPN is niet ge-steld dat zij over de periode van 1 tot 6 januari 2003 geen recht op loon heeft danwel dat dit reeds is betaald, zodat dit toewijsbaar is.
5.2. Na ontvangst van de second opinion - KPN heeft niet weersproken dat [werkneemster] deze op 31 januari 2003 heeft ontvan-gen - heeft [werkneemster] middels de brief van haar advocaat van 3 februari 2003 laten weten zich voor passend werk be-schikbaar te houden. Naar het oordeel van het hof heeft zij aldus tijdig gerea-geerd. Door KPN is ook niet gesteld dat dit niet zo is.
5.3. Een en ander brengt mee dat [werkneemster] vanaf 3 februari 2003 in beginsel recht had op betaling van haar loon. Het niet-werken voordien (met ingang van de herstel-datum van 6 januari 2003) komt voor rekening van [werkneemster].
5.4. KPN heeft verzocht de loonvordering te matigen. Naar het oordeel van het hof biedt het bepaalde in artikel 7:680a BW hiertoe in beginsel in een geval als dit ruimte. Immers, het gaat in dit geval om een opzegging die geen stand houdt. Dit valt onder, althans kan op één lijn gesteld worden met, vernietigbaarheid in de zin van voormeld artikel.
5.5. Het uit-blijven van enige (re)actie op de brief van KPN van 4 februari 2003 (zie hierbo-ven sub 1.21) tot 18 februari 2004 - zijnde meer dan een jaar - heeft bij KPN de gedachte mogen doen post-vatten dat [werkneemster] het hoofd in de schoot had ge-legd. Verder mag in zo'n geval van de werknemer eens te meer worden verwacht dat zij actief op zoek gaat naar ander werk. Dat en in welke mate zij dat heeft gedaan is door haar geheel onbesproken gelaten.
5.6. Het hof acht in dit geval termen aanwezig om de loonvordering over de peri-ode vanaf 3 februari 2004 te matigen, en wel aldus dat deze - met inbegrip van het toewijsbare loon over de periode van 1-6 januari 2003 - wordt beperkt tot een perio-de van in totaal zes maanden en - uitgaande van het bruto loon per maand van € 2.044,= bruto en 8% vakantietoeslag, hetgeen als zodanig niet is betwist - zal worden vastgesteld op afgerond in totaal € 13.245,= bruto.
6. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar als hierna vermeld.
7. Nu beide partijen op wezenlijke punten in het ongelijk zijn gesteld, en naar het oordeel van het hof door [werkneemster] in eerste aanleg de grondslag van haar loon-vor-de-ring reeds enigszins was aangevuld, zullen de proceskosten - zowel in eer-ste aanleg als in hoger beroep - worden gecompen-seerd.
8. Een en brengt mee dat het vonnis van de rechtbank niet in stand kan blijven.
- vernietigt het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage, van 21 december 2005, gewezen tussen partijen;
- verklaart voor recht dat KPN [werkneemster] niet mocht houden aan haar ont-slag-name van 7 januari 2003, zodat het dienstverband tussen partijen niet als gevolg daarvan per 1 februari 2003 is geëindigd;
- veroordeelt KPN om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werkneemster] te betalen een bedrag van € 13.345,= bruto;
- verklaart voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de kosten van het geding - zowel in eerste aanleg als in hoger beroep - aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.H. van Coeverden, M.J. van der Ven en
T.L. Tan en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2007 in aanwezigheid van de griffier.