ECLI:NL:GHSGR:2007:BA3330

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006581-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J. Wurzer
  • C.M.P. Flint-Van Noort
  • D. Jalink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in moordzaak door onvoldoende bewijs en ongeloofwaardigheid getuigenverklaringen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, werd de verdachte beschuldigd van medeplegen van moord. De zaak kwam in hoger beroep na een veroordeling in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van twaalf jaren. De verdachte was gedetineerd ten tijde van het onderzoek. Het hof heeft de verklaringen van twee getuigen, [getuige 1] en [getuige 2], kritisch beoordeeld. Beide getuigen hadden eerder bekend een vuurwapen te hebben geleverd, maar werden niet als verdachte aangemerkt, wat vragen opriep over de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Het hof concludeerde dat de verklaringen van deze getuigen onvoldoende geloofwaardig waren en dat er verder onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij, waarbij het de geloofwaardigheid van de getuigen en de rechtmatigheid van het bewijs in overweging nam. De uitspraak vond plaats op 28 februari 2007, na een grondige beoordeling van het bewijs en de procesgang.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006581-05
Parketnummer: 13-124193-02
Datum uitspraak: 28 februari 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 1 augustus 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
ten tijde van het onderzoek ter terechtzittingen van het hof gedetineerd te [detentie-adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden op 1 november 2005 - het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 8 en 14 februari 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte terzake van het tenlastelegde (als medeplegen van moord) tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het beslag.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde (als medeplegen van moord) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het beslag als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vervolging moet worden verklaard wegens schending van de beginselen van behoorlijke procesorde, een en ander zoals weergegeven op pagina 43 e.v. van haar in hoger beroep overgelegde pleitnotities.
Het hof verwerpt dit verweer. De feiten en omstandigheden die de raadsvrouw ten grondslag legt aan haar onderhavige beroep raken niet de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging, maar de rechtmatigheid en/of bruikbaarheid van het bewijsmateriaal. Gelet op de hierna te nemen beslissing ten aanzien van de bewijsvraag zal het hof echter hieraan voorbijgaan.
Beslissingen op het verzoek om getuigen te horen
Gelet op de hierna te geven beslissing kan aan het verzoek van de raadsvrouw tot het horen van de getuigen worden voorbijgegaan, nu de verdediging daarbij geen belang meer heeft.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hierbij in het bijzonder het volgende.
Voor de beantwoording van de bewijsvraag is uit een oogpunt van overtuiging van doorslaggevend belang of de voor verdachte belastende verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] geloofwaardig zijn.
Nadat [getuige 1] zichzelf had gemeld bij de politie (enige maanden na het onderhavige feit en wetende dat er een beloning was uitgeloofd) was vóór zijn allereerste verhoor door de recherche al duidelijk dat hij zou gaan verklaren een wapen te hebben afgeleverd. Desondanks is hij niet als verdachte aangemerkt, ook niet nadat hij in het verhoor had bekend een vuurwapen te hebben geleverd dat - naar zijn eigen zeggen - het vuurwapen was dat bij het tenlastegelegde feit was gebruikt. Ook de nadien gehoorde [getuige 2] - die bij de levering van het betreffende wapen was betrokken - bekende de levering, maar is noch bij dat verhoor noch nadien als verdachte aangemerkt.
Dat beiden niet op enig moment als verdachte zijn aangemerkt - noch van overtreding van de Wet wapens en munitie noch van enige vorm van deelneming aan het tenlastegelegde feit - roept uitdrukkelijk vraagtekens op, met name met betrekking tot de vraag of politie/justitie Amsterdam bij betrokkene telkens expliciet dan wel impliciet de verwachting hebben gewekt dat hij - ofschoon hij had bekend een ernstig misdrijf te hebben gepleegd, maar als tegenprestatie voor het afleggen van een verklaring - niet als verdachte zou worden aangemerkt. De uitleg die op dit punt zijdens het openbaar ministerie is gegeven heeft die vraagtekens niet kunnen wegnemen en noopt het hof ertoe voor wat betreft de verklaringen van deze getuigen de uiterste behoedzaamheid te betrachten.
Het hof heeft daarenboven acht geslagen op de wijze waarop bij het tot stand komen van bovengenoemde belastende verklaringen door de verbalisanten gebruik is gemaakt van foto’s en de door hen gehanteerde min of meer leidende vraagstelling bij de verhoren.
Bij deze stand van zaken is het hof per saldo onvoldoende overtuigd van de geloofwaardigheid van de voor verdachte belastende verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] zodat deze verder buiten beschouwing zullen worden gelaten.
Nu het onderzoek ter terechtzitting overigens onvoldoende bewijs voor het tenlastegelegde heeft opgeleverd, zal verdachte worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. C.M.P. Flint-Van Noort en mr. D. Jalink, in bijzijn van de griffier mr. I. Appel.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 februari 2007.