Gelet op de verwijzing naar genoemde artikelen van de Douanewet, alsmede naar de verplichting om aanwijzingen te geven die voor het onderzoek nodig zijn, impliceert de hiervoor genoemde brief dat op grond van de belastingwetgeving een bevoegdheid voor de douane zou bestaan tot het betreden van de gebouwen en van de daarbij behorende grond van de aangeschrevene.
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting is het hof van zodanige bevoegdheid niet gebleken. De door [bedrijf A] beheerde en ter beschikking gestelde opslagruimten
bevinden zich niet bij spoorwegemplacementen, havens, haventerreinen en luchthavens, zoals de wet verlangt, en evenmin kan in het dossier en in de door de bedrijfsleider van [bedrijf A] afgelegde verklaring grond worden gevonden voor het oordeel dat zij gesitueerd zijn op een plaats voor distributie en overslag voor goederen die over de weg worden vervoerd. Uit de verklaring van de bedrijfsleider, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 22 september 2005, blijkt dat de opslagruimten voornamelijk gebruikt worden door particulieren en dat er 1150 huurders zijn, waarvan volgens eigen opgave 70% particulier en dat er door [bedrijf A] geen pakketten in ontvangst worden genomen voor huurders. De bedrijfsleider heeft voorts verklaard niet op de hoogte te zijn of er onder de huurders bedrijven zijn die zich bezig houden met import en export en zij heeft verklaard dat de boxen bereikt kunnen worden met een auto of een vrachtauto, maar dat dit slechts af en toe gebeurt. Uit deze door [bedrijf A] verstrekte informatie blijkt derhalve dat de ruimten die door dit bedrijf worden verhuurd niet geschikt zijn voor bedrijven waarbij een intensief verkeer van niet-communautair en communautair goederenverkeer plaatsvindt. Van een opslagruimte die is gesitueerd op een in artikel 12, onder c, van de Douanewet, opgesomde plaats is naar het oordeel van het hof hier dan ook geen sprake.
Dit wordt niet anders door het bepaalde in artikelen 11, 25 en 52 van de Douaneregeling, noch door de verwijzing in die artikelen naar respectievelijk de bijlagen II, V en IX bij de regeling. Artikel 11 van de Douaneregeling bepaalt dat als douanekantoor waar bepaalde formaliteiten ingevolge het Communautair douanewetboek kunnen worden vervuld, worden aangewezen de plaatsen opgenomen in bijlage II bij die regeling. Artikel 25 van de Douaneregeling bepaalt dat douanekantoren zijn gevestigd in plaatsen opgenomen in bijlage V. Uit deze artikelen en bijlagen vloeit geen bevoegdheid voor de inspecteur als bedoeld in artikel 12 Douanewet voort. Evenmin volgt zulks uit artikel 52 van de Douaneregeling. Dit artikel bepaalt dat in afwijking van het bepaalde in artikel 357, vierde lid, van de Toepassingsverordening Communautair douanewetboek het vervoer van goederen zonder identificatiemiddel kan plaatsvinden voor zover dit vervoer uitsluitend wordt verricht in de geografische gebieden genoemd in Bijlage IX. Bijlage IX is getiteld "Geografische gebieden voor het vlagvervoer (artikel 52 Douaneregeling)" en wijst geografische gebieden aan waarvan ter uitvoering van de in artikel 25 van het Douanebesluit bedoelde regelingen gebruik kan worden gemaakt. Artikel 25 van het Douanebesluit bepaalt dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin het vlagvervoer zonder verzegeling kan plaatsvinden en de overbrenging, al dan niet in gedeelten, binnen het ambtsgebied van het kantoor van bestemming kan geschieden. Bijlage IX ziet derhalve op een speciale bevoegdheid met betrekking tot het zogenoemde vlagvervoer. Dat van zodanig vervoer in het onderhavige geval sprake zou zijn, is niet gebleken.
Nu niet is aangetoond dat de onderhavige opslagruimte valt onder artikel 12, onder c, van de Douanewet en evenmin is gebleken dat deze ruimte is aan te merken als een van de overige in artikel 12 Douanewet opgesomde plaatsen die aan onderzoek door de inspecteur zijn onderworpen, concludeert het hof dat er voor de doorzoeking van de opslagruimte van verdachte geen bevoegdheid in het kader van de controle op de naleving van douanevoorschriften bestond.