Uitspraak: 1 februari 2007
Rolnummer: 05/568
Rolnr. rechtbank: 03.2861
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, eerste civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van:
CITRONAS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: Citronas,
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit),
zetelende te ‘s-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Staat,
procureur: mr. J.W.H. van Wijk.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 23 februari 2005 is Citronas in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 24 november 2004, gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven heeft Citronas zes grieven tegen het vonnis aangevoerd, welke door de Staat bij memorie van antwoord zijn bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1.1 Blijkens de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover partijen daartegen niet zijn opgekomen, en gelet op hetgeen overigens naar voren is gebracht, gaat het in deze zaak om het volgende.
1.2 Op grond van de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten (Stcrt. 1993, 98) is het verboden sinaasappelen, afkomstig uit een land dat geen lid is van de Europese Unie, in te voeren, tenzij uit een grondig onderzoek van de zending is gebleken dat de zending (onder andere) niet is aangetast door guignardia citricarpa, oftewel black spot.
1.3 Op 3 september 2001 heeft Citronas een lading sinaasappelen uit Zuid-Afrika geïmporteerd. De lading is die dag per schip in de haven van Vlissingen binnengekomen en door de stuwadoor, de firma Kloosterboer Services BV (hierna: Kloosterboer), aldaar gelost. Kloosterboer heeft van hetzelfde schip ook ladingen sinaasappelen voor andere importeurs gelost. Daaronder bevond zich onder meer een lading van importeur Univeg, (deels) afkomstig van dezelfde Zuid-Afrikaanse teler als de lading van Citronas. De ladingen voor Citronas en Univeg zijn in de loop van 3 september 2001 via (de kade van) terminal 2 naar terminal 5 overgebracht.
1.4 Inspecteurs van de Plantenziektenkundige Dienst van het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: de PD) hebben op 3 september 2001 een partij sinaasappelen in terminal 5 gekeurd. Aan het eind van de keuring deelden de inspecteurs aan Kloosterboer mede dat in de partij van Citronas vermoedelijk black spot was geconstateerd. Voor de gehele lading sinaasappelen van Citronas is bepaald dat het verboden was deze te verplaatsen totdat zij was vrijgegeven.
1.5 Omdat bij onderzoek van het ingezonden monster in het laboratorium van de PD black spot werd aangetoond heeft de directeur van de PD bij besluit van 5 september 2001 aan Citronas bericht dat de partij sinaasappelen is aangetast door guignardia citricarpa en is Citronas op grond van de Plantenziektenwet aangezegd de (in de aanzegging vermelde) partij vóór 19 september 2001 te vernietigen of te retourneren. Onderaan het besluit staat vermeld dat een belanghebbende binnen 6 weken een met redenen omkleed bezwaarschrift kan indienen tegen het besluit.
1.6 Bij brief van 14 september 2001 heeft de PD aan Citronas medegedeeld dat de zending sinaasappelen, zoals vermeld in de aanzegging van 5 september 2001, per 14 september 2001 is vrijgegeven.
1.7 Bij brief van 2 oktober 2001 heeft Citronas zich bij de PD beklaagd over de handelwijze met betrekking tot de op 3 september 2001 ter keuring aangeboden partij sinaasappelen. Citronas schrijft dat haar inmiddels is gebleken dat het gewraakte fruit zich bevond op een pallet die niet tot haar partij behoorde, dat de PD haar ten onrechte twaalf dagen heeft belet haar fruit te verkopen en dat zij volledige schadeloosstelling eist. In een toelichtende brief heeft Citronas vermeld dat zij bezwaar maakt tegen de intrekking van de aanzegging zonder dat deze intrekking gepaard gaat met schadevergoeding.
1.8 Nadat de PD alle verantwoordelijkheid voor de door Citronas gestelde schade had afgewezen, heeft Citronas beroep aangetekend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Dit beroep heeft zij ingetrokken voordat dit college uitspraak had gedaan.
2.1 Citronas heeft thans gevorderd dat de Staat haar € 118.173,44 aan schadevergoeding betaalt, vermeerderd met rente en kosten. Aan haar vordering legt zij ten grondslag dat de keuring op 3 september 2001 op onjuiste en onzorgvuldige wijze is uitgevoerd, dat de lading op 3 en 4 september 2001 ten onrechte is vastgelegd en vastgehouden en dat de lading van 5 tot 14 september 2001 ten onrechte is afgekeurd en vastgehouden ten behoeve van vernietiging. Subsidiair heeft Citronas een beroep op het beginsel van “égalité devant les charges publiques” gedaan.
2.2 De rechtbank heeft het verweer van de Staat dat het besluit van 5 september 2001 formele rechtskracht heeft, verworpen. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat er geen sprake is geweest van onrechtmatig handelen van de PD jegens Citronas en dat het égalité-beginsel ook niet tot schadevergoeding noopt. Citronas heeft tegen deze laatstgenoemde twee punten grieven ingebracht.
3.1 Het hof zal niet afzonderlijk ingaan op de door Citronas aangevoerde grieven. Immers, indien één of meerdere grieven van Citronas gegrond is/zijn, dan komt (wegens de devolutieve werking van het appel) opnieuw aan de orde de vraag of het besluit van 5 september 2001 formele rechtskracht heeft. Dit laatste is het geval. Daartoe overweegt het hof het volgende (3.2 - 3.3).
3.2 Tegen het besluit van 5 september 2001 stond een bestuursrechtelijke rechtsgang open (zoals ook op het besluit was aangegeven). Deze rechtsgang heeft Citronas niet, althans niet geheel, gevolgd. De rechtskracht van het besluit van 5 september 2001 is dus niet in de daartoe ingerichte procedure aan dat besluit ontnomen.
3.3 Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat het bestuursorgaan (de PD) het besluit van 5 september 2001 niet heeft ingetrokken of herroepen. Immers noch het besluit van 14 september 2001, noch enig ander besluit vermeldt dit. Nu met het besluit van 14 september 2001 de betreffende zending ook niet alsnog per 5 september 2001 is vrijgegeven, kan dit besluit niet als een intrekking/herroeping worden beschouwd, zoals de rechtbank heeft gedaan.
De PD (of de Staat) heeft voorts nooit achteraf aangegeven dat het besluit van 5 september 2001 onjuist was, noch is zij anderszins op dat besluit teruggekomen. Integendeel, de Staat heeft aangevoerd dat bij de keuring op 3 september 2001 bleek dat zich bij de zending van Citronas zeven pallets met sinaasappelen bevonden die symptomen van black spot hadden, zodat de zending moest worden vastgelegd. De pallets met de besmette sinaasappelen werden op 4 september 2001 niet meer aangetroffen bij Citronas, maar ook niet bij Univeg of elders. Daardoor was voor de PD onduidelijk of met de zeven bewuste pallets was geschoven. De partij van Citronas, zoals die vanaf 4 september 2001 was samengesteld (zonder de bewuste zeven pallets), kon pas worden vrijgegeven nadat na uitgebreide inspectie (laatstelijk op 13 september 2001) daarvan was vastgesteld dat het risico klein was dat deze partij (in die samenstelling) door de guignardia citricarpa was aangetast. Volgens de Staat gold het bevel van 5 september 2001 dus wel degelijk van 5 tot 14 september 2001 en kon de betreffende partij niet eerder dan met het besluit van 14 september 2001 per die datum worden vrijgegeven.
3.4 Gelet op het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat het besluit van 5 september 2001 formele rechtskracht heeft. Daarom moet in dit geding van de rechtmatigheid van dat besluit uitgegaan worden en kan ook niet worden vastgesteld dat de PD onrechtmatig heeft gehandeld door de zending van Citronas voor, op en na 5 september 2001 vast te leggen. Voorts is er onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat de PD onrechtmatig heeft gehandeld door de zending waartussen zich volgens het besluit van 5 september 2001 pallets met besmette sinaasappelen hadden bevonden, niet eerder vrij te geven dan op 14 september 2001, nadat de overgebleven sinaasappelen opnieuw geïnspecteerd waren.
4. Het beroep van Citronas op het égalité-beginsel steunt op het standpunt dat haar lading werd vastgelegd zonder dat daarin een ziekte was geconstateerd. Nu ervan uitgegaan moet worden dat er ten tijde van de invoerinspectie op 3 september 2001 wèl guignardia citricarpa was geconstateerd bij de zending van Citronas, faalt het beroep van Citronas op het beginsel van égalité devant les charges publiques.
5. De conclusie is dat de grieven geen doel treffen. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Citronas wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Nu de Staat dat heeft aangegeven zal over de proceskosten rente als genoemd in artikel 6:119 BW verschuldigd worden, waartoe het hof vaststelt dat de proceskosten binnen veertien dagen na deze uitspraak moeten worden betaald.
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt Citronas in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de Staat tot op deze uitspraak begroot op € 3.545,- aan verschotten en € 2.632,- aan salaris voor de procureur, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na de uitspraak van dit arrest tot aan de dag der voldoening;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, A.V. van den Berg en G. Dulek-Schermers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2007 in aanwezigheid van de griffier.