ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ7336

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/23
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugverwijzing naar kantonrechter in civiele procedure met subsidiaire grondslag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage, zijn Geste Holding B.V. en Geste Beheer- en Exploitatiemaatschappij B.V. in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton. De zaak betreft een vordering die ook op een subsidiaire grondslag is ingediend. Het hof heeft in een tussenarrest van 1 juni 2006 geoordeeld dat de grief van appellanten gegrond is en dat het vonnis van de kantonrechter vernietigd moet worden. Het hof heeft partijen verzocht om informatie te verstrekken over de stand van zaken in de procedure bij de rechtbank, waar de subsidiaire vordering aanhangig is.

Partijen hebben het hof geïnformeerd dat de procedure onder rolnummer 02/1943 op de parkeerrol staat voor 3 oktober 2007 en dat er tot op heden geen inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden. Gezien deze omstandigheden hebben partijen ingestemd met het voornemen van het hof om de zaak terug te verwijzen naar de sector kanton van de rechtbank voor verdere afdoening. Het hof heeft besloten om de kosten van het hoger beroep te compenseren, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

In de beslissing heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, voor verdere behandeling. Dit arrest is uitgesproken op 25 januari 2007 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak: 25 januari 2007
Rolnummer: 04/23
Rolnummer rechtbank: 299163/02-15319
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, kamer MC-5,
heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
1. GESTE HOLDING B.V.,
2. GESTE BEHEER- EN EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ B.V.,
beide gevestigd te Rijswijk,
appellanten,
hierna te noemen: Geste c.s.,
procureur: mr R. de Mooij,
alsmede
VOORHOUT MAKELAARDIJ B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
gevoegde partij,
hierna te noemen: Voorhout,
procureur: mr H.M.L. Brands,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht FIELMANN A.G.,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Fielmann,
procureur: mr H.C. Grootveld.
Het verdere geding
Bij tussenarrest van 1 juni 2006 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen.
Beide partijen hebben een akte genomen.
Partijen hebben wederom hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
Verdere beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof blijft bij hetgeen in zijn tussenarrest is overwogen en beslist. Het hof heeft bij tussenarrest beslist dat de grief gegrond is en dat het vonnis van de kantonrechter zal worden vernietigd. In verband met de afdoening van de zaak heeft het hof partijen verzocht hem te informeren over de stand van zaken in de procedure bij de sector civiel van de rechtbank betreffende de vordering op de subsidiaire grondslag.
2. Partijen hebben het hof laten weten dat de procedure aanhangig bij de sector civiel betreffende de subsidiaire grondslag onder rolnummer 02/1943 op de ‘parkeerrol’ staat voor 3 oktober 2007 en dat een inhoudelijke behandeling van deze vordering door de rechtbank ’s-Gravenhage tot op heden niet heeft plaatsgevonden. Partijen kunnen zich dan ook vinden in het voornemen van het hof de zaak te verwijzen naar de sector kanton van die rechtbank. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
3. Het hof ziet aanleiding de kosten van het hoger beroep te compenseren.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Den Haag, van 25 september 2003;
- verwijst de zaak ter verdere afdoening terug naar de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Den Haag;
- compenseert de kosten voor zover in hoger beroep gevallen aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs J.C. Fasseur-Van Santen, A.D. Kiers-Becking en C.J. Verduyn en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.