Rolnummer: 22-003819-06
Parketnummer(s): 10-994674-06
Datum uitspraak: 19 januari 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
economische kamer
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 3 juli 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
adres: [adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
5 januari 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van EUR 750,--, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan
EUR 250,--, subsidiair 5 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Terzake van het onder 2 tenlastegelegde is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van EUR 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis. Tevens is in eerste aanleg een beslissing genomen terzake van de inbeslaggenomen eenden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Terzake van het onder 1 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt. Nu niet aan de verdachte ten laste is gelegd en evenmin is gesteld of gebleken dat het veld waar de verdachte aan het jagen was door de daar aanwezige kassen was aan te merken als behorend tot een bebouwde kom, is voor de vaststelling van de afmetingen van het jachtveld op de voet van artikel 10, tweede lid, van het Jachtbesluit, de aanwezigheid van de genoemde kassen niet van belang. Naar het oordeel van het hof is ook overigens niet komen vast te staan dat de afmetingen van het veld waar de verdachte aan het jagen was niet zodanig waren dat daarbinnen niet een cirkel met een straal van 150 meter kon worden beschreven. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. Het hof merkt daarbij naar aanleiding van het pleidooi van de raadsman van de verdachte nog op dat het hof acht heeft geslagen op de zich in het dossier bevindende zogenoemde bron-documenten.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 53 van de Flora- en faunawet, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 750,--, subsidiair 12 dagen hechtenis, waarvan EUR 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en terzake van het onder 2 tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 500,--. subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan EUR 250,--, subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft meermalen samen met anderen met geweren op wilde eenden gejaagd binnen een straal van 200 meter rond een plaats waar voer werd gestrooid om die vogels te lokken. Dusdoende heeft de verdachte gehandeld in strijd met de Flora- en faunawet, welke de bescherming van de in het wild levende planten en dieren beoogt.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden, waaronder de houding van de verdachte ter terechtzitting, onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal terzake van die feiten gevorderde straf. Het is op deze grond dat het hof komt tot het opleggen van navermelde zwaardere straf.
Het hof is van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van navermelde hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij het vaststellen van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verbeurdverklaring van de achttien inbeslaggenomen dode eenden.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven dode eenden zoals deze vermeld zijn op het in kopie aan dit arrest gehechte gegevensblad incident, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu aannemelijk is dat deze eenden door middel van het onder 2 bewezenverklaarde zijn verkregen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23 (oud), 24, 24a, 24c, 33, 33a, 47 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a(oud), 2 (oud) en 6(oud) van de Wet op de economische delicten en artikel 53 van de Flora- en faunawet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 1.000,00 (duizend euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 15 (vijftien) dagen.
Bepaalt dat het bedrag van de opgelegde geldboete mag worden voldaan in 5 (vijf) opéénvolgende maandelijkse termijnen van EUR 200,00 (tweehonderd euro).
Verklaart verbeurd: 18 stuks dode eenden.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Borgesius,
mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. S.K. Welbedacht,
in bijzijn van de griffier mr. J.M.A. Timmer-Smeele.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 januari 2007.