ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ7349

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
194-H-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T. van den Broek
  • Labohm
  • A. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dwangsommen in omgangsregeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 20 december 2006, is de uitvoerbaarheid bij voorraad van een aan de omgangsregeling verbonden dwangsom in geschil. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de bestreden beschikking, omdat zij niet in staat is de dwangsommen te voldoen. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft geen aanvullend verweerschrift ingediend, maar heeft ter zitting verklaard dat hij instemt met de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring.

De moeder heeft aangegeven dat zij reeds een bedrag van € 5.797,18 aan de vader heeft betaald, inclusief deurwaarderskosten. De vader heeft echter verklaard dat hij feitelijk een lager bedrag heeft ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2006 hebben beide partijen hun zienswijze over het verloop van het onderzoek uiteengezet. Het hof heeft geconcludeerd dat het verbeuren van dwangsommen gedurende het onderzoek niet bevorderlijk is voor een positief verloop van de zaak.

Het hof heeft besloten de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de aan de omgangsregeling verbonden dwangsom te schorsen met ingang van 7 december 2006. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders hebben afgesproken wekelijks telefonisch contact te onderhouden om belangrijke punten voor de toekomst van hun gezamenlijk ouderschap te bespreken. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden, waarbij de op dat moment geldende stand van zaken met betrekking tot de inning van de dwangsommen wordt bevroren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 20 december 2006
Rekestnummer. : 184-H-05
Rekestnr. rechtbank : 04-4382
[appellante],
wonende te Voorburg,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. A.H. van Haga,
tegen
[verweerder],
wonende te Apeldoorn,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikkingen van 9 november 2005 en 7 juni 2006, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
Op 14 november 2006 is van de zijde van de moeder bij het hof ingekomen een aanvullend verzoekschrift.
De vader heeft geen aanvullend verweerschrift ingediend.
Op 7 december 2006 is de zaak mondeling behandeld ten overstaan van mr. Van Leuven. Verschenen zijn: de vader bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J.A. Prinsen, en de moeder bijgestaan door haar procureur. De verschenen personen hebben het woord gevoerd.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de uitvoerbaarheid bij voorraad van de aan de omgangsregeling verbonden dwangsom.
2. De moeder verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen, althans te schorsen voor zover dat betreft de bij die beschikking vastgestelde verbeurte van dwangsommen.
3. De moeder stelt dat zij niet de financiële middelen bezit om de dwangsommen te voldoen. Zij verklaart inmiddels een bedrag van € 5.797,18, inclusief deurwaarderskosten aan de vader te hebben betaald. Voorts zet de moeder desgevraagd haar zienswijze over het verloop van het onderzoek uiteen.
4. De vader verklaart dat hij feitelijk een lager bedrag heeft ontvangen en dat dit waarschijnlijk ook met de deurwaarderskosten samenhangt. De vader zet desgevraagd eveneens zijn zienswijze omtrent het verloop van het onderzoek uiteen.
5. Het hof acht het verbeuren van dwangsommen gedurende het onderzoek niet dienstig voor een positief verloop binnen het onderzoek. Voorts overweegt het hof als volgt. De vader heeft ter terechtzitting ingestemd met een schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de aan de omgangsregeling verbonden dwangsom. De ouders hebben gezamenlijk de inspanningsverplichting op zich genomen wekelijks een kort telefonisch contact met elkaar te hebben, zonder elkaar daarbij druk op te leggen of bestraffend te zijn, met als doel de punten die voor de toekomst van het gezamenlijk ouderschap van belang zijn te bespreken en uit te werken. De moeder zal de vader wekelijks bellen; de vader beschikt namelijk niet over het telefoonnummer van de moeder. Tevens is afgesproken dat de schorsing zal gelden met ingang van het moment van de onderhavige zitting, waarbij de op dat moment geldende stand van zaken met betrekking tot de inning van de dwangsommen wordt bevroren. Het hof verstaat hierbij dat de vader de deurwaarder hieromtrent op de hoogte stelt en eventuele vorderingen stopzet.
6. Gelet op het vorenstaande zal het hof als volgt beslissen.
BESLISSING
Het hof:
schorst de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de aan de omgangsregeling verbonden dwangsom met ingang van 7 december 2006;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Tanja-van den Broek, Labohm en Van Leuven, bijgestaan mr. De Witte-Renkema als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2006.