ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ6512
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Tanja van den Broek
- Gerretsen-Visser
- Punselie
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarige dochter
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin een regeling voor het bezoek van de vader aan hun minderjarige dochter is vastgesteld voor de zomervakantie van 2006. De moeder heeft op 20 juli 2006 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, die op 12 juli 2006 had besloten dat de vader gerechtigd was om de dochter de helft van de zomervakantie, plus één extra week, bij zich te hebben. De rechtbank had tevens de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te verrichten naar de zorgverdeling tussen de ouders.
Tijdens de behandeling van de zaak op 1 november 2006 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun procureurs. De vader heeft geen verweerschrift ingediend, maar wel een pleitnota ingediend. De raad heeft laten weten niet ter zitting te verschijnen. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
Het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep van de moeder niet-ontvankelijk is, omdat de periode waarover de regeling voor de zomervakantie gold inmiddels was verstreken. De moeder had geen belang meer bij haar hoger beroep tegen dit onderdeel van de beschikking. Wat betreft de overige vakanties heeft het hof vastgesteld dat de rechtbank een tussenbeschikking had gedaan, waartegen geen afzonderlijk hoger beroep is toegestaan volgens artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder ook in dit opzicht niet-ontvankelijk is in haar beroep.
De beslissing van het hof is op 13 december 2006 uitgesproken, waarbij de moeder niet-ontvankelijk is verklaard in haar hoger beroep.