ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ4514

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200607205
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en gewapende overvallen door verdachte met mededaders

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 december 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich samen met mededaders schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal uit een supermarkt en gewapende overvallen op een hotel en een snackbar. De verdachte, geboren in Iran in 1985 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, heeft in april 2004 de eerste diefstal gepleegd. Hij had met een medewerker van de supermarkt afgesproken dat deze de kassalade niet zou afromen, waarna de verdachte samen met een ander de kassalade heeft leeggeroofd. De overvallen op het hotel in Zwijndrecht vonden plaats in een korte periode, waarbij de daders gebruik maakten van informatie van een voormalig werknemer en gewapend met vuurwapens de overvallen uitvoerden. Bij een poging tot afpersing in een snackbar werd een werknemer met een vuurwapen bedreigd en in een koelcel opgesloten. De feiten hebben geleid tot ernstige psychische gevolgen voor de slachtoffers en hebben bij de burgers angstgevoelens en een gevoel van onveiligheid teweeggebracht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De advocaat-generaal had een hogere straf geëist, maar het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren passend was, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006072-05
Parketnummer(s): 11-006458-04
Datum uitspraak: 12 december 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 6 oktober 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedag] 1985,
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Rijnmond, locatie De Schie te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de (onderbroken) terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17, 24 en 28 november 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 en 6 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn in eerste aanleg beslissingen genomen omtrent de inbeslaggenomen goederen en de vorderingen van de benadeelde partijen met - voor zover een vordering van een benadeelde partij is toegewezen - telkens oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. De officier van justitie heeft bij akte van 16 november 2005 het door hem ingestelde hoger beroep ingetrokken.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is, nu het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep is ingetrokken, ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich telkens met een of meer mededaders schuldig gemaakt aan een diefstal uit een supermarkt, een tweetal gewapende overvallen op een hotel en een poging daartoe op een snackbar.
Gezien in chronologische volgorde heeft de verdachte het relatief lichtste feit, de diefstal bij de [supermarkt] aan de [A-]kade te Rotterdam, als eerste gepleegd in april 2004.
Bij dit feit had de verdachte met een medewerker van deze [supermarkt] afgesproken dat deze zijn kassalade niet (of minder) zou afromen, zodat er een aanzienlijk bedrag in zat. Vervolgens heeft de verdachte samen met een ander deze medewerker 'overvallen' en de inhoud van de kassalade weggenomen. Een dergelijk feit brengt, naast financiële schade, overlast voor de benadeelde - in casu genoemde supermarkt - met zich.
De verdachte en zijn mededaders hebben in een relatief korte periode het [A-] hotel te Zwijndrecht tweemaal overvallen. Deze twee gewapende overvallen hadden als gemeenschappelijke kenmerken dat (tegen betaling) van iemand die ter plaatse als voormalig werknemer goed bekend was de voor de overval benodigde informatie, zoals informatie over het aantal te verwachten aanwezige personeelsleden, het beste tijdstip om de overval te plegen, de plaats waar zich de kluis bevond, werd verworven, dat de daders vermomd met bivakmutsen en dreigend met imitatie en/of echte vuurwapens binnendrongen en dat onder bedreiging van die wapens op indringende toon en met dreigende bewoordingen om geld werd gevraagd of iemand werd gedwongen de kluis te openen. Bij de overvallen is er niet voor teruggedeinsd ook daadwerkelijk fysiek geweld te gebruiken en bij één overval werd (onder meer) de bedrijfsleider van het [A-] hotel met zogeheten tierips geboeid.
Bij de poging tot afpersing, nota bene gepleegd één dag voor de tweede overval op het [A-] hotel, heeft de verdachte zich samen met zijn mededader, voorzien van een (imitatie)vuurwapen, begeven naar een snackbar en aldaar een niet bij de planning van de overval betrokken werknemer van die snackbar in een koelcel opgesloten, nadat hem dat wapen tegen het voorhoofd was gedrukt.
Niet alleen uit de door hen bij de politie afgelegde verklaringen doch ook uit de toelichtingen op de ingediende vorderingen van de benadeelde partijen is gebleken dat deze feiten door de vele slachtoffers, onder wie enkelen die bij beide overvallen op het [A-] hotel aanwezig waren, als buitengewoon bedreigend zijn ervaren. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat zij nog geruime tijd de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan zullen ondervinden. Daarnaast brengen de bewezenverklaarde feiten bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 30 augustus 2006, eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof voorts nog acht geslagen op de inhoud van de omtrent hem uitgebrachte rapportage van de reclassering alsmede op de inhoud van het rapport van de psycholoog drs.
A. van Dijk.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Daarbij wordt nog overwogen dat de bij pleidooi ingenomen stelling - inhoudende dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de appelfase is overschreden, hetgeen door strafvermindering gecompenseerd dient te worden - door het hof, mede gezien de arresten van de Hoge Raad van onder meer 20 juni 2000, NJ 2000, 721 en - meer recent - 17 oktober 2006, NJ 2006, 576, niet wordt gedeeld, nu het hoger beroep door de verdachte op 18 oktober 2005 is ingesteld, de stukken op 7 juni 2006 ter griffie van dit hof zijn binnengekomen en het onderhavige arrest binnen 16 maanden na het instellen van het hoger beroep wordt gewezen.
Beslag
Etc.
Vorderingen tot schadevergoeding
Etc.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45(oud), 57, 310, 311(oud), 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag, etc.
Vorderingen tot schadevergoeding, etc.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk,
mr. S.K. Welbedacht en mr. J.A. van Kempen, in bijzijn van de griffier mr. S. Bek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 december 2006.